Read: %2Fnl%2FBahai%2FPrimary texts%2FUniversal House of Justice%2FInternationale Baha%27i-Gemeenschap%2FInstrumenten voor Sociale Ontwikkeling


De Rol van Onderwijs, Opvoeding, de Media en de Kunsten bij Sociale Ontwikkeling

Een verklaring van Bahá'í International Community





Oorspronkelijke titel en uitgave: The Role of Education, Media and the Arts in Social Development
Bahá'í International Community, New York, 1994.

© Bureau Voorlichting
van de Nederlandse bahá'í-gemeenschap
Riouwstraat 27
2585 GR Den Haag
Tel: 070-3554017 Fax: 070-3556161

Bahá'í International Community
Office of the Environment
866 United Nations Plaza, Suite 120
New York, NY 10017 USA
Tel: 212-803-2500 Fax: 212-803-2566

© 1994, 1998 Bureau Voorlichting van de Nederlandse Bahá'í-gemeenschap
Laatst gewijzigd: 18-06-1998


I. Onderwijs en opvoeding

Opvoeding, onderwijs en vorming zijn onmiskenbaar de meest effectieve methodes waardoor die waarden, houdingen en gedrag gevormd worden die het mogelijk maken om daadwerkelijk in een geïntegreerde wereldgemeenschap te functioneren. De rol van onderwijs en opvoeding bij het bevorderen van sociale ontwikkeling, in het bijzonder sociale integratie zou daarom in belangrijke mate benadrukt moeten worden in de Verklaring en vooral ook in het Actieprogramma.

De invulling van educatieve programma's en activiteiten die sociale integratie tot doel hebben, zullen op plaatselijk, nationaal en internationaal niveau veel van elkaar verschillen. In onze onderling steeds afhankelijker wordende wereld moeten alle programma's en initiatieven enkele aspecten gemeen hebben. Zij moeten onder andere

* eenheid in verscheidenheid leren als basisprincipe voor sociale integratie voor zowel de naties als de wereldgemeenschap;

* verdraagzaamheid, liefde, broederschap, gelijkwaardigheid, medeleven, begrip, opofferingsgezindheid, nederigheid en een actieve inzet voor gerechtigheid aanleren;

* waardering voor de rijkdom en het belang van 's werelds diverse culturele, religieuze en maatschappelijke systemen bijbrengen waar deze bijdragen aan sociale integratie, rechtvaardigheid en eenheid;

* voortbouwen op positieve nationale inspanningen en tastbare successen op het gebied van sociale integratie benadrukken, zoals voorbeelden van eenheid tussen de rassen, religies, naties en etnische groeperingen;

* rekening houden met de geestelijke ontwikkeling van de mens en de nadruk leggen op deugden als basis voor acties die het geestelijke en materieel welzijn voor mens en gemeenschap bevorderen;

* begrip bijbrengen voor de rechten en overeenkomstige verantwoordelijkheden van alle mensen;

* vrij zijn van stereotiepe beelden over religie, cultuur, geslacht, ras, klasse, nationaliteit en etnische afkomst;

* bij een brede basis waarachtige ondersteuning oproepen voor het werk van de Verenigde Naties door het belang van de VN te benadrukken: hoe zij wereldwijde samenwerking en begrip bevorderen; door hun universele doelen en programma's uit te leggen; door hun directe relevantie voor de mensen en volken van de wereld aan te tonen; door de rol te verduidelijken die zij in toenemende mate moeten vervullen in onze steeds kleiner wordende wereld; en

* een ethiek van dienstbaarheid aanmoedigen voor het gehele menselijke ras, inclusief ieders eigen familie, buren, gemeenschap en land; en de praktische middelen aanreiken om dit tot uitdrukking te laten komen in het onderwijsproces door middel van op dienstbaarheid georiënteerde programma's.

De waarden, houdingen en vaardigheden die door deze verschillende programma's onderwezen worden, moeten ook in de praktijk worden omgezet. Bahá'í International Community beveelt sterk aan dat, als concrete wijze om dit te bereiken, een vorm van Jongeren Vrijwilligersdienst door de Wereldtop voor Sociale Ontwikkeling wordt aangenomen. Indien het goed georganiseerd en opgestart wordt, en het universeel toegankelijk is, zal een dergelijke Jongerendienst een enorm belangrijke kans bieden om het ideaal van dienstbaarheid aan de mensheid in praktijk te brengen en de jongeren voor hun hele leven voorbereiden op actieve zorg voor anderen. De Jongerendienst zal jonge mensen tevens de gelegenheid bieden om uit de eerste hand kennis van de wereld op te doen. Zo een ervaring zal hen helpen om door de culturele, religieuze, maatschappelijke, etnische of nationale verschillen die de mensen verdelen, heen te kijken en de overeenkomsten te herkennen die de verschillende volken van de wereld met elkaar verenigen.

Illustratieve ervaringen van de Jongerendienst zouden in curricula verwerkt kunnen worden, en in cursussen zou de nadruk gelegd kunnen worden op rolmodellen van jongeren die op bescheiden wijze en door vallen en opstaan leren dienstbaar te zijn. Dit zou niet alleen helpen de Jongerendienst bekend te maken aan toekomstige deelnemers, maar het zou ook inspirerende verhalen kunnen opleveren over jongeren die hun gemeenschappelijk menszijn ontdekken, muren van onbegrip afbreken en bouwen aan een wereld van vrede en rechtvaardigheid.

Een speciale werkgroep zou moeten worden ingesteld om richtlijnen te ontwikkeling ter bevordering van sociale integratie, gebaseerd op het principe van eenheid in verscheidenheid, en om voorstellen te doen om dit principe in bestaande onderwijsprogramma's te verwerken. Deze werkgroep zou kunnen beginnen met het analyseren van de voorstellen die te vinden zijn in documenten als UNESCO's Education for International Understanding, Co-operation and Peace and Education Relating to Human Rights and Fundamental Freedoms uit 1974; UNESCO's World Plan of Action on Education for Human Rights and Democracy uit 1993; en World Citizenship: A Global Ethic for Sustainable Development van Bahá'í International Community.

II. Algemene bewustwording: de rol van de media en de kunst

De Verklaring en het Actieprogramma zouden een oproep moeten doen voor algemene bewustwordingscampagnes om de aandacht te vestigen op de uitdagingen van sociale integratie en het bevorderen van eenheid in verscheidenheid. Deze campagnes zouden gebruik moeten maken van het hele scala van media, inclusief televisie, video, film, radio, elektronische netwerken, boeken, tijdschriften, posters, folders, theater en muziek. Zij zouden de hulp moeten inroepen van de reclame- en amusementsindustrie, de traditionele en niet-traditionele media, het gehele VN systeem, alle lidstaten, NGO's en bekende persoonlijkheden. Zij moeten de mensen thuis, op de werkplek, in openbare gelegenheden en scholen bereiken. De richtlijnen zoals hierboven aanbevolen voor onderwijsprogramma's kunnen ook voor deze campagnes voor sociale integratie dienen.

De media hebben een belangrijke invloed op de houding en de beeldvorming van mensen waar het sociale integratie betreft, en dragen hier een grote verantwoordelijkheid voor. Op het ogenblik gaat er veel aandacht van de media uit naar de ogenschijnlijk onoverkomelijke verschillen die mensen en landen verdelen, en wordt er weinig aandacht geschonken aan de bewijzen dat deze verschillen te overwinnen zijn. Er zou een serieus en wereldwijd debat gevoerd moeten worden om de bestaande en de snel opkomende mediatechnieken zo te benutten dat ze sociale integratie en ontwikkeling aanmoedigen. De media dragen een verantwoordelijkheid om mensen te helpen begrijpen dat verscheidenheid, die vaak een bron van conflict is, ook een machtig hulpmiddel voor maatschappelijke ontwikkeling kan zijn. Een belangrijke aanzet zou kunnen zijn het uitbannen uit mediaprogramma's van het gebruik maken van stereotiepe beelden over religie, cultuur, geslacht, ras, klasse, nationaliteit en etnische afkomst. Dan zouden de media, door zich te richten op constructieve en verenigende coprodukties, kunnen aantonen dat de mensheid in staat is om samen te werken bij het tegemoet treden van de enorme uitdaging waar zij voor staat.

De media zouden de nadruk moeten leggen op het belang en de eer van het dienstbaar zijn aan de mensheid. Door middel van dienstbaarheid komen de wezenlijke beginselen van een sociale integratie, waaronder naastenliefde, verdraagzaamheid, liefde, begrip, opofferingsgezindheid, nederigheid en inzet voor rechtvaardigheid, in de maatschappij tot uiting. Dienstbaarheid strekt niet alleen tot onmiddellijk voordeel voor de gemeenschap, het schept ook banden van solidariteit en gezamenlijke doelen voor de betrokkenen. Volgens de Bahá'í geschriften zullen vrede, gerechtigheid en veiligheid pas duurzaam in de wereld gevestigd worden als alle mensen "verenigd en ten dienste van de wereld der mensheid samenwerken."

Eenheid in verscheidenheid, het basisprincipe voor sociale integratie, zou ook - internationaal, nationaal en lokaal - aangemoedigd kunnen worden door middel van het houden van wedstrijden en het verstrekken van prijzen door de bekende media, scholen, gemeentelijke en overheidsinstanties. Ook zouden de diensten van de reclame-industrie kunnen worden ingeschakeld om de fundamentele waarden voor sociale ontwikkeling te bevorderen.

III Conclusie

Ieder land zou moeten worden aangemoedigd om fondsen te reserveren voor de bevordering van sociale integratie op basis van het beginsel eenheid in verscheidenheid. Ook zou overwogen moeten worden om het bevorderen van dit principe als een van de indicaties voor sociale ontwikkeling aan te nemen. Zo zouden landen gestimuleerd kunnen worden om rapport uit te brengen van de inspanningen die verdraagzaamheid, begrip en waardering voor andere culturen, gelijkwaardigheid van man en vrouw, het concept van een mensenfamilie, en dienstbaarheid aan de gemeenschap, het land en de wereld aanmoedigen.

Holy-Writings.com v2.7 (213613) © 2005 - 2021 Emanuel V. Towfigh & Peter Hoerster | Imprint | Change Interface Language: DE EN