Lesen: Dieren



Dieren

Wees vriendelijk voor dieren
Het Bahá'í-geloof leert dat dieren vriendelijk behandeld moeten
worden, en dat dit heel belangrijk is. Bahá'u'lláh beschouwde het
vriendelijk zijn voor dieren als een van de eigenschappen die
eenieder die God zoekt zich eigen zou moeten maken. Met andere
woorden: geestelijke ontwikkeling vereist een liefdevolle en
respectvolle houding ten opzichte van alle schepselen, menselijke of
anderszins.
De gehele schepping is onderling afhankelijk, en de bewustwording
van het éénzijn van al het leven is fundamenteel in de bahá'í-visie.
Abdu'l-Bahá, de zoon van Bahá'u'lláh, zei:
'Tenzij gij niet anders kunt,
Verwondt geen slang of rund,
En zeker geen vrouw of man,
En als het kan,
Verstoor een mier het leven niet,
En doe uw broeder geen verdriet.'
De noodzaak voor de mens om zijn houding tegenover dieren te
veranderen kan nauwelijks sterker worden uitgedrukt dan het wordt
gedaan in de bahá'í-geschriften:
'Aan dieren moet de grootste vriendelijkheid worden betoond, hoe
groter hoe beter. Tederheid en liefdevolle bejegening zijn
basisprincipes in God's hemelse Koninkrijk. Deze zaak verdient uw
grootste aandacht.'
Vergelijk deze houding eens met de manier waarop levende dieren
onder onmenselijke omstandigheden worden vervoerd naar het
slachthuis, of hoe ze in kratten van tropische landen naar onze
dierenwinkels worden gebracht; hoe ze worden gevangen of hoe op ze
gejaagd wordt, allemaal voor ons plezier; hoe ze in laboratoria
worden gebruikt om medicijnen of cosmetica te testen; of hoe ze
worden gefokt voor kledingstukken die alleen maar dienen als
statussymbool.
De rang van dieren
De bahá'í-geschriften verdelen de wereld van de schepping in vier
categoriën: het mineralenrijk, het plantenrijk, het dierenrijk en
het mensenrijk, daarbij rekening houdend met hun specifieke
eigenschappen:
'Ten eerste de mineralen, d.w.z. materie die in verschillende vormen
van samenstelling voorkomt. Ten tweede de planten, die alle
eigenschappen van de mineralen bezitten plus het vermogen zich te
vermeerderen of te groeien. Dit geeft aan dat ze op een hoger en
gespecialiseerder plan staan dan de mineralen. Ten derde de dieren,
die alle eigenschappen van de mineralen en de planten bezitten plus
het vermogen van zintuiglijke waarneming. Ten vierde de mensen, het
hoogst gespecialiseerde organisme in de zichtbare schepping. De mens
belichaamt alle eigenschappen van de mineralen, planten en dieren en
bezit bovendien een gave die absoluut afwezig is in alle lagere
rijken - het creatieve vermogen van verstandelijk onderzoek naar de
geheimen van de uiterlijke verschijnselen.'
Dit vermogen van onderzoek geeft de mens, tot op zekere hoogte,
controle over de natuur. De mens heeft het vermogen om te bouwen en
het vermogen om te vernietigen. Hij kan vriendelijk en zachtaardig
zijn maar ook wreed en zelfzuchtig. De mens heeft daardoor een
verantwoordelijkheid tegenover de rest van de natuur en er wordt dan
ook van hem verwacht dat hij deze verantwoordelijkheid neemt.
Aangezien dieren dit vermogen niet bezitten hebben ze ook deze
verantwoordelijkheid niet. Bepaalde aspecten van het menselijke
leven vind je dus niet in de dierenwereld:
'Zoals het dier edeler is dan de plant en de delfstoffen, zo is de
mens verheven boven het dier. Het dier bezit geen creatief vermogen,
m.a.w. het is een gevangene van de natuur en heeft geen voeling met
hetgeen in en boven de natuur is; het besit geen geestelijke
ontvankelijkheid, is verstoken van de vreugde bewust te leven, is
niet bewust van de wereld van God en kan niet afwijken van de wetten
van de natuur. Met de mens is dit anders. In de mens is het vermogen
van bewustzijn gelegd; hij bezit een waarnemingsvermogen, kan
creatief denken en is in staat de geheimen van het heelal te
ontdekken.'
Dierlijke vermogens
Hoewel de dieren niet het menselijke vermogen van geestelijke
ontwikkeling of van bewuste vernietiging bezitten, hebben ze wel,
net als de mens, zintuigen. Soms zijn deze zintuigen beter
ontwikkeld als die van de emns, zoals bv. het gehoor van een hond of
het gezichtsvermogen van een roofvogel; ze hebben emotie, zoals
liefde, angst en ze hebben vaak hoog-ontwikkelde, sterke
gemeenschapsbanden:
'Voor wat betreft de zintuigen zoals het gehoor, het gezicht, de
smaak, de reuk en de tastzin, en in sommige gevallen zelf een
innerlijk vermogen zoals het geheugen, is het dier begaafder dan de
mens.'
'Neem bijvoorbeeld het geheugen. Als u een postduif van hier naar
een ver land brengt en het daar vrij laat, dan zal het terugkeren,
want het kan zich de weg herinneren. Als je een hond van hier (het
Midden Oosten) naar Centraal Azië brengt en het daar vrij laat dan
zal het terugkomen zonder ook maar één keer te verdwalen. Zo is het
ook met andere vermogens zoals het gehoor, het gezicht, de reuk, de
smaak en de tastzin.'
'Het dierenrijk bezit behalve de eigenschappen van het delfstoffen-
en plantenrijk, de vijf zintuigen die in de lagere rijken ontbreken.
Eveneens bestaat het herinneringsvermogen, eigen aan het dier, niet
in de lagere rijken.'
'Kijk eens hoe een dier graast op een veld waar honderdduizend
verschillende soorten kruiden en grassen groeien, en hoe het, met
zijn reukvermogen, de geuren van de planten opsnuift, hoe het ze
proeft met zijn smaak, en die planten opeet die plezierig voor zijn
zintuigen zijn en waar het profijt van heeft. Als de dieren niet tot
deze selectie in staat zouden zijn dan zouden ze binnen een dag
allemaal dood zijn; er bestaan vele giftige planten, en dieren weten
niets van pharmacie. En toch, kijk hoe betrouwbaar hun instrumenten
zijn. Ze weten feilloos het goede van het schadelijke te
onderscheiden.'
Dieren als voedsel
In sommige delen van de geïndustialiseerde wereld is de landbouw
'big business' geworden met als doel de markt te voorzien van
produkten met een maximum aan efficiency en winst. Dieren zijn deel
van het productieproces geworden en fabrieksboerderijen zijn heel
normaal. Kippen en kalkoenen, die nooit het daglicht zien, worden op
onnatuurlijke wijze voor de markt vetgemest. Eieren worden
geproduceerd in legbatterijen waar de kippen nauwelijks enige
natuurlijke bewegingsruimte hebben. Dieren worden dicht op elkaar in
vrachtwagens gestouwd, soms drie lagen dik, rijden uren achter
elkaar zonder enig voedsel of water. Deze praktijken staan op
gespannen voet met de bahá'í-leer over de behandeling van dieren.
De bahá'í-geschriften maken duidelijk dat het fokken van dieren voor
menselijke consumptie uiteindelijk onnodig is:
'Naarmate de mensheid zich ontwikkelt zal er steeds minder vlees
gegeten worden, want het gebit van de mens is niet dat van een
carnivoor. een leeuw bijvoorbeeld is uitgerust met een gebit dat
speciaal bedoeld is om vlees te eten en als er geen vlees gevonden
wordt dat sterft de leeuw van de honger. een leeuw kan niet grazen;
zijn tanden hebben een andere vorm. Het spijsverteringssysteem van
de leeuw is zodanig dat hij zich alleen maar kan voeden met vlees.
De adelaar heeft een kromme snavel, het onderste deel is korter dan
het bovenste. Het kan geen graankorrels pikken, het kan niet grazen;
het is daarom gedwongen om vlees te eten. Runderen hebben het gebit
van een herbivoor. Het is zodanig gevormd dat het zijn voedsel,
gras, kan afsnijden. De kiezen van het menselijk gebit zijn gemaakt
om granen te vermalen. De voortanden, de snijtanden, zijn voor fruit
enz. Het is daarom volstrekt duidelijk dat, als je kijkt naar het
gebit van de mens, het menselijke voedsel granen moeten zijn en geen
vlees. Als de mensheid zich vollediger ontwikkeld heeft, zal het
eten van vlees geleidelijk stoppen.'
'Het voedsel zal in de toekomst bestaan uit fruit en graan. De tijd
zal komen dat er geen vlees meer zal worden gegeten... ons
natuurlijk voedsel is plantaardig. De mensen zullen zich geleidelijk
aan hun natuurlijke toestand aanpassen.'
De verantwoordelijkheid van de mens ten opzichte van dieren
'De beminden van God moeten niet alleen hun medemensen met
barmhartigheid en mededogen bejegenen, zij moeten integendeel de
uiterste goedertierenheid betonen aan ieder levend schepsel. Want in
alle opzichten op lichamelijk gebied, en waar het de geest van het
dier betreft, worden precies dezelfde gevoelens door mens en dier
gedeeld... De gevoelens zijn precies dezelfde, of gij een mens of
een dier pijn bezorgt. Hierin bestaat geen enkel verschil. En gij
doet er feitelijk meer kwaad mee een dier letsel toe te brengen,
want de mens heeft een taal, hij kan een klacht indienen, hij kan
het uitschreeuwen en jammeren; indien gewond kan hij zijn toevlucht
nemen tot de autoriteiten en deze zullen hem beschermen tegen zijn
aanvaller. Maar het ongelukkige dier kan niet spreken en is niet in
staat zijn letsel onder woorden te brengen of met zijn geval naar de
autoriteiten te gaan... Daarom is het van wezenlijk belang dat gij
de grootste consideratie in acht neemt ten opzichte van het dier, en
dat gij zelfs vriendelijker zijt voor een dier dan voor uw medemens.
Oefen uw kinderen van jongs af aan oneindig zacht en liefdevol voor
dieren te zijn. Is een dier ziek, laten de kinderen trachten het te
genezen, heeft het honger laten zij het te eten geven, heeft het
dorst, laten zij zijn dorst lessen en is het vermoeid, laat hen
ervoor zorgen dat het rust krijgt.'
Als onze kinderen op deze manier worden opgevoed dan zal er een eind
komen aan de wrede behandeling van dieren.



Holy-Writings.com v2.7 (213613) © 2005 - 2021 Emanuel V. Towfigh & Peter Hoerster | Impressum | Change Interface Language: EN