Bahá'u'lláh
Bloemlezing uit de Geschriften
(c) Copyright
Deel I De Dag van God; De komst van zulk een Openbaring werd in alle heilige Geschriften aangekondigd
Deel II De Manifestatie van God; Zijn betekenis in het vertegenwoordigen van de hoedanigheden van God
Deel III De ziel en haar onsterfelijkheid
Deel IV De geestelijke aspecten van de wereldorde en de allergrootste vrede
Deel V De persoonlijke plichten en de geestelijke betekenis van het leven
Noten
Woordenlijst
Transliteratie
Oorspronkelijke titel: Gleanings from the Writings of Baha'u'llah
vertaald uit het Perzisch en Arabisch in het Engels door Shoghi Effendi, Behoeder van het Baha'i Geloof.
Nederlandse vertaling onder toezicht van de Nationale Geestelijke Raad van de baha'is van Nederland. Deze electronische uitgave is gelijk aan de gedrukte versie uit 1979. De errata, verschenen in april 1998 zijn in deze uitgave verwerkt.
(c) 1979, 1998 Stichting Baha'i Literatuur, Den Haag
Alle rechten voorbehouden.
ISBN 90-70765-10-1
Deel I
DE DAG VAN GOD
DE KOMST VAN ZULK EEN OPENBARING WERD IN ALLE HEILIGE GESCHRIFTEN AANGEKONDIGD. . . . .
I. Geloofd en verheerlijkt zijt Gij, o Heer, mijn God! Hoe kan ik van U gewagen, verzekerd als ik ben dat geen tong, hoe diep ook zijn wijsheid, Uw naam op passende wijze kan verheerlijken en evenmin kan de vogel van het menselijk hart, hoe groot ook zijn verlangen, ooit hopen tot in de hemel Uwer majesteit en kennis op te stijgen.
Als ik U beschrijf, o mijn God, als Degene die de Aldoorziende is, zie ik mij gedwongen te erkennen dat Zij die de hoogste Belichaming van waarneming zijn, krachtens Uw bevel zijn geschapen. En als ik U verheerlijk als Degeen die de Alwijze is, word ik eveneens genoodzaakt in te zien dat de Bronnen der wijsheid zelve zijn verwekt door de werking van Uw Wil. En als ik U verkondig als de Onvergelijkelijke, bespeur ik weldra dat Zij die de geheimste kern van Eenheid zijn, door U werden neergezonden en slechts de getuigenis zijn van het werk Uwer handen. En als ik U begroet als de Kenner aller dingen, moet ik bekennen dat Zij die de Kern van kennis zijn slechts de in leven geroepen werktuigen zijn van Uw Doel.
Verheven, onmetelijk verheven, zijt Gij boven het streven van de sterfelijke mens om Uw mysterie te ontrafelen, Uw heerlijkheid te beschrijven, of zelfs ook maar de aard van Uw Wezen aan te duiden. Want wat ook de resultaten van zulk een streven mogen zijn, nooit kan men verwachten de grenzen te overschrijden die Uw schepselen zijn opgelegd, aangezien deze pogingen hun oorsprong vinden in Uw gebod en geboren zijn uit Uw schepping. De meest verheven gevoelens die de heiligste van alle heiligen tot uitdrukking kan brengen in het loven van U, en de diepste wijsheid die de meest geleerde der mensen kan verwoorden bij het pogen Uw aard te begrijpen, zij allen bewegen zich rond het Middelpunt dat geheel aan Uw soevereiniteit is onderworpen, Uw Schoonheid aanbidt en wordt gedreven door de beweging van Uw Pen.
Neen, o mijn God, verhoed dat ik woorden zou hebben gesproken die noodzakelijkerwijs laten doorschemeren dat er enig rechtstreeks verband zou bestaan tussen de Pen Uwer Openbaring en de kern van het geschapene. Ver, ver staan Zij die met U verbonden zijn boven de opvatting van een dergelijke betrekking tot U. Alle vergelijkingen en gelijkenissen blijven in gebreke om de Boom Uwer Openbaring recht te doen wedervaren, en tot het begrijpen van de Manifestatie van Uzelf is iedere weg gesloten. Ver, ver zij het van Uw glorie wat de sterfelijke mens van U kan bevestigen of U kan toeschrijven, of de lof waarmede hij u kan verheerlijken! Welke plicht Gij Uw dienaren ook hebt opgedragen om Uw majesteit en glorie tot in de hoogste mate te prijzen, dan is dit slechts een teken van Uw genade jegens hen, opdat zij in staat mogen worden gesteld zich te verheffen tot de staat die verleend is aan hun innerlijk wezen, de staat van zichzelf te kennen.
Niemand buiten U is ooit in staat geweest Uw mysterie te peilen of Uw grootheid op passende wijze te prijzen. Onnaspeurlijk en hoog verheven boven de lof der mensen zult Gij steeds blijven. Er is geen ander God dan Gij, de Ongenaakbare, de Almachtige, de Alwetende, de Heilige der Heiligen.
II. Het begin aller dingen is de kennis van God, en het einde aller dingen is nauwgezette naleving van al hetgeen is neergezonden uit de hoogste hemel van de goddelijke Wil, welke alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is, doordringt.
III. De Openbaring die, sedert onheuglijke tijden, werd toegejuicht als het Doel en de Belofte van alle Profeten van God, en de dierbaarste wens van Zijn Boodschappers, is nu, krachtens de doordringende Wil van de Almachtige en op Zijn onweerstaanbaar bevel, aan de mensen geopenbaard. De komst van zulk een Openbaring werd in alle heilige Geschriften aangekondigd. Ziet hoe, ondanks zulk een aankondiging, de mensheid van haar pad is afgedwaald en zich van haar heerlijkheid heeft afgesloten.
Zeg: O gij geliefden van de Ene ware God! Streeft er naar, dat gij Hem waarlijk moogt erkennen en verstaan, en Zijn voorschriften moogt naleven, zoals het betaamt. Dit is een Openbaring, waarin, zo een mens om der wille hiervan één druppel bloed zou vergieten, zijn beloning myriaden oceanen zal zijn. Hoedt u, o vrienden, dat gij zulk een onschatbaar voorrecht niet verbeurt of de alles te boven gaande rang ervan veronachtzaamt. Overdenkt het grote aantal levens die werden, en nog steeds worden opgeofferd in een wereld, die misleid wordt door louter schijn, ingegeven door de ijdele inbeeldingen van haar volkeren. betuigt uw dank aan God, aangezien gij het Verlangen van uw hart hebt verkregen en verenigd werd met Hem, die de Beloofde aller volkeren is. Waakt met de hulp van de ene ware God - verheven zij Zijn heerlijkheid - over de zuiverheid van de staat die gij hebt bereikt en blijft trouw aan hetgeen Zijn Zaak zal bevorderen. Hij waarlijk, legt u op wat juist is en bevorderlijk voor 's mensen staat. Verheerlijkt zij de Albarmhartige, de Openbaarder van deze wondere Tafel.
IV. Dit is de Dag waarin Gods verhevenste gunsten over de mensen zijn uitgestort; de Dag waarin Zijn machtigste genade al het geschapene heeft doordrongen. Het is de plicht van alle volkeren ter wereld hun geschillen bij te leggen en in volmaakte eenheid en vrede onder de schaduw van de Boom van Zijn zorg en goedertierenheid te verblijven. Het betaamt hun zich te houden aan al hetgeen in deze Dag zal strekken tot de verheffing van hun staat en de bevordering van hun hoogste belang. Gelukkig degene die de alglorierijke Pen verkoos te gedenken en gezegend degenen wier namen Wij krachtens Ons ondoorgrondelijk besluit geliefden te verzwijgen.
Smeekt de ene ware God toe te staan dat alle mensen genadiglijk worden geholpen om te volbrengen hetgeen in Onze ogen aanvaardbaar is. Spoedig zal de huidige orde worden opgerold en een nieuwe in haar plaats worden uitgespreid. Waarlijk, uw Heer spreekt de waarheid en is de Kenner van ongeziene dingen.
V. Dit is de Dag waarin de Oceaan van Gods genade aan de mensen is geopenbaard, de Dag waarin de Dagster van Zijn goedertierenheid haar glans over hen uitspreidt, de Dag waarin de wolken van Zijn overvloedige genade de gehele mensheid overschaduwen. Het is nu de tijd om de terneergeslagenen te verblijden en te verkwikken met de bezielende bries van liefde en kameraadschap en met de levende wateren van vriendschap en menslievendheid.
Zij die de geliefden Gods zijn, moeten in welke plaats zij ook samenkomen en wie zij ook ontmoeten, in hun houding jegens God en in de wijze waarop zij Zijn lof en heerlijkheid verkondigen, zulk een nederigheid en onderwerping aan de dag leggen dat ieder stofdeeltje onder hun voeten getuigt van de ernst van hun toewijding. De door deze heilige zielen gehouden gesprekken moeten met zulk een kracht zijn geladen, dat die stofdeeltjes door de invloed ervan worden aangegrepen. Zij moeten zich op zulk een wijze gedragen dat de grond waarop zij lopen, nooit woorden tot hen zal kunnen richten als deze: "Ik ben boven u te verkiezen, want ziet hoe geduldig ik de last draag die de landman mij oplegt. Ik ben het werktuig dat voortdurend aan alle wezens de zegeningen doorgeeft, welke Hij die de Bron van alle genade is, mij heeft toevertrouwd. Ziet hoe nederig ik ben ondanks de mij verleende eer en de ontelbare bewijzen van mijn rijkdom - een rijkdom die in de behoeften van de gehele schepping voorziet - en aanschouwt met welk een volkomen onderwerping ik mij door de voeten van de mensen laat vertreden...."
Betoont elkander verdraagzaamheid, welwillendheid en liefde. Mocht iemand onder u niet bij machte zijn een bepaalde waarheid te vatten en zich inspannen om deze te begrijpen, legt dan in uw gesprek met hem een geest van uiterste vriendelijkheid en welwillendheid aan de dag. Helpt hem de waarheid te zien en te erkennen zonder uzelf in het minst superieur of in het bezit van grotere gaven te achten.
Het is de hoogste plicht van de mens in deze Dag dat deel van de stroom van genade te verwerven, dat God voor hem uitstort. Laat daarom niemand acht slaan op de grootte van zijn ontvankelijkheid. Het deel van sommigen kan in de palm van een hand gaan, het deel van anderen een beker vullen en dat van weer anderen zelfs een litermaat.
In deze Dag moet ieder oog zoeken naar hetgeen de Zaak Gods het beste zal bevorderen. Hij, Die de Eeuwige Waarheid is, zij Mij tot getuige! In deze Dag kan niets groter schade aan deze Zaak toebrengen dan tweedracht en strijd, twist, vervreemding en traagheid onder de geliefden van God. Ontvliedt deze dingen door de kracht van God en Zijn soevereine hulp en streeft er naar het hart der mensen te verenigen in Zijn naam, de Eenmaker, de Alwetende, de Alwijze.
Smeekt de ene ware God te geven, dat gij het aroma moogt smaken van de daden op Zijn pad verricht, en deel moogt hebben aan de zoetheid van die deemoed en onderwerping om Zijnentwille betoond. Vergeet uzelve en richt uw blik op uw naaste. Richt uw krachten op al hetgeen de opvoeding der mensen zal bevorderen. Niets is of kan ooit verborgen blijven voor God. Als gij Zijn pad volgt, zullen Zijn ontelbare en onvergankelijke zegeningen over u worden uitgestort. Dit is de lichtende Tafel, waarvan de verzen vloeiden uit de bewegende Pen van Hem Die de Heer aller werelden is. Overweegt het in uw hart en behoort tot hen die zich houden aan de voorschriften ervan.
VI. Aanschouwt hoe de verschillende volkeren en geslachten der aarde gewacht hebben op de komst van de Beloofde. Nauwelijks had Hij die de Zon der Waarheid is, zich geopenbaard, of ziet, allen keerden zich van Hem af, behalve diegenen die het God behaagde te leiden. In deze Dag durven Wij niet de sluier op te lichten, welke de verheven staat die elke ware gelovige kan bereiken, verhult; want door de vreugde die een dergelijke onthulling teweeg zou brengen, zouden wellicht sommigen bezwijmen en sterven.
Hij die het Hart en Middelpunt is van de Bayán heeft geschreven: "De kiem die in zichzelf de mogelijkheden bergt van de komende Openbaring, is begiftigd met een macht die de gezamenlijke krachten van allen die Mij volgen te boven gaat". En wederom zegt Hij: "Van alle lof die Ik Hem die na Mij zal komen, heb betuigd is de grootste, Mijn geschreven bekentenis, dat geen van Mijn woorden Hem toereikend kunnen beschrijven; en evenmin kan enige verwijzing naar Hem in Mijn Boek, de Bayán, Zijn Zaak recht doen wedervaren".
Al wie de diepten van de oceanen die in deze verheven woorden verborgen liggen, heeft gepeild en hun betekenis heeft doorgrond, van hem kan worden gezegd, dat hij een glimp heeft ontdekt van de onuitsprekelijke glorie, waarmede deze machtige, deze verhevene en allerheiligste Openbaring werd begiftigd. Gezien de verhevenheid van een zo machtige Openbaring, kan men zich goed indenken, met welk een eer de trouwe volgelingen moeten zijn bekleed. Bij de rechtvaardigheid van de ene ware God! De adem van deze mensen alleen al is zoeter dan alle schatten der aarde. Gelukkig is de mens die dit heeft bereikt, en wee de achtelozen.
VII. Waarlijk Ik zeg u, dit is de Dag waarin de mensheid het Aangezicht kan aanschouwen en de stem kan horen van de Beloofde. De roep van God is aangeheven en het licht van Zijn aanschijn verlicht de mensen. Het betaamt ieder mens om elk spoor van ijdele woorden van de tafel van zijn hart uit te wissen en, open en onbevooroordeeld, de blik te richten op de tekenen van Zijn Openbaring, de bewijzen van Zijn Zending en de zinnebeelden van Zijn heerlijkheid.
Groots is waarlijk deze Dag! De zinspelingen die in alle heilige Geschriften hierop zijn gemaakt als de Dag van God, getuigen van de grootheid ervan. De ziel van iedere Profeet Gods, van iedere goddelijke Boodschapper, heeft naar deze wonderbare Dag gesmacht. De verscheidene volkeren op aarde hebben allen eveneens vurig verlangd deze te beleven. Nauwelijks was echter de Dagster van Zijn Openbaring aan de hemel van Gods Wil zichtbaar, of allen, behalve zij die het de Almachtige behaagde te leiden, bevonden Wij met stomheid geslagen en sloegen er verder geen acht op.
O gij die Mij indachtig zijt! De dichtste sluier heeft de volkeren der aarde van Zijn heerlijkheid afgesloten en hen belet Zijn roep te horen. God geve dat het licht van eenheid de gehele aarde moge omgeven en dat het zegel "Het Koninkrijk is Gods" gestempeld moge worden op het voorhoofd van alle volkeren.
VIII. Bij de gerechtigheid Gods! Dit zijn de dagen waarin God de harten van de gehele schare Zijner Boodschappers en Profeten heeft beproefd en daarenboven hen, die Zijn gewijd en onschendbaar Heiligdom bewaken, de bewoners van het Hemelse Paviljoen en zij die in het Tabernakel van Heerlijkheid verblijven. Hoe zwaar moeten derhalve de beproevingen zijn waaraan zij die zich met God gelijk stellen, onderworpen zullen worden.
IX. O Husayn! Overweeg het verlangen waarmede bepaalde volkeren en natin hebben uitgezien naar de terugkeer van de Imam Husayn wiens komst - na het verschijnen van de Qá'im - in vroeger tijden was voorzegd door Gods uitverkorenen, verheerlijkt zij Zijn glorie. Deze heiligen hebben bovendien aangekondigd dat, wanneer Hij die de Dageraad van Gods veelvuldige genade is, Zich openbaart, alle Profeten en Boodschappers met inbegrip van de Qá'im, zich zullen scharen onder de schaduw van het heilige Vaandel, welke de Beloofde zal heffen. Dit uur is nu gekomen. De wereld is verlicht met de stralende glorie van Zijn aanschijn. En toch, ziet hoe verre de volkeren van Zijn pad zijn afgedwaald! Niemand heeft in Hem geloofd, behalve zij die door de macht van de Heer van Namen de afgoden van hun nutteloze inbeelding en verdorven begeerten hebben verbrijzeld en de stad van zekerheid zijn binnengetreden. Het zegel van de uitgelezen Wijn Zijner Openbaring werd in deze Dag en in Zijn Naam, de Toereikende, verbroken. Haar genade wordt nu over de mensen uitgestort. Vult uw beker en drinkt in Zijn Naam, de Heiligste, de Alomgeprezene.
X. De tijd voorbeschikt aan de volkeren en geslachten der aarde is nu gekomen. De beloften Gods, zoals opgetekend in de heilige geschriften, zijn alle vervuld. Van Zion is de Wet van God uitgegaan en Jeruzalem, de heuvels en het land daaromheen, zijn vervuld van de heerlijkheid van Zijn Openbaring. Gelukkig is de mens die in zijn hart overweegt hetgeen geopenbaard is in de Boeken van God, de Helper-in-Nood, de Bij-Zich-Bestaande. Mediteert hierover, o gij geliefden Gods, en laat uw oor aandachtig luisteren naar Zijn Woord, opdat u zich door Zijn genade en barmhartigheid moogt verzadigen aan de kristalheldere wateren der standvastigheid en even onbeweegbaar en onwrikbaar als een berg moogt worden in Zijn Zaak.
In Jesaja staat geschreven: ''Ga in de rotskloven en verberg u in de grond voor de verschrikking des Heren en voor de luister van Zijn majesteit". Ieder mens die over dit vers mediteert moet zeker de grootheid van deze Zaak erkennen en niet twijfelen aan het verheven karakter van deze Dag - de Dag van God Zelf. Dit vers wordt gevolgd door deze woorden: "En de Here alleen is te dien dage verheven". Dit is de Dag welke de Pen van de Allerhoogste in alle heilige geschriften heeft verheerlijkt. Elk vers hierin verheerlijkt de glorie van Zijn heilige Naam en ieder Boek getuigt uitsluitend van de verhevenheid van dit meest verheven thema. Zouden Wij alles vermelden wat is geopenbaard in de hemelse Boeken en heilige geschriften omtrent deze Openbaring, dan zou deze Tafel veel te omvangrijk worden. In deze Dag is het de plicht van ieder mens geheel zijn vertrouwen te stellen op de menigvuldige genadegiften van God en op te staan om met de grootste wijsheid de waarheden van Zijn Zaak te verspreiden. Dan en slechts dan zal de gehele aarde door het morgenlicht Zijner Openbaring worden omgeven.
XI. Alle glorie zij deze Dag, de Dag waarin de geuren van barmhartigheid over al het geschapene zijn verspreid, een Dag, zo gezegend dat voorbije tijdperken en eeuwen nooit kunnen hopen deze te evenaren, een Dag waarin het aangezicht van de Aloude der Dagen naar Zijn heilige zetel is gekeerd. Daarop hoorde men de stemmen van al het geschapene en daarenboven die van de Schare in den hoge luide roepen: "Haast u, o Karmel, want zie het licht van het aangezicht Gods, de Heerser van het Koninkrijk van Namen en de Maker der Hemelen, is over u opgegaan".
In vreugdevolle vervoering verhief zij luide haar stem en riep aldus uit: "Moge mijn leven voor U worden geofferd, aangezien Gij Uw blik op mij hebt gevestigd, mij Uw milddadigheid hebt geschonken en Uw schreden naar mij hebt gericht. Het van U gescheiden zijn, o Gij Bron van eeuwig leven, heeft mij nagenoeg verteerd en het veraf-zijn van Uw tegenwoordigheid heeft mijn ziel opgebrand. Alle lof zij U dat Gij mij in staat hebt gesteld naar Uw roep te luisteren, dat Gij mij met Uw voetstappen hebt geëerd, en dat Gij mijn ziel hebt opgewekt met de levengevende geur van Uw Dag en de aangrijpende stem van Uw Pen, welke Gij hebt bestemd tot Uw bazuingeschal onder Uw volk. En toen het uur sloeg waarop Uw onweerstaanbaar Geloof geopenbaard moest worden, hebt Gij een ademtocht van Uw geest in Uw Pen geblazen en ziet, de gehele schepping schudde op haar grondvesten, waardoor die geheimen voor de mensheid werden ontsluierd, welke verborgen lagen in de schatkamers van Hem Die de Bezitter is van al het geschapene".
Nauwelijks had haar stem de meest verheven Plek bereikt of Wij gaven ten antwoord: "Betuig dank aan Uw heer, o Karmel. Het vuur van het gescheiden zijn van Mij was u snel aan het verzengen, toen de oceaan van Mijn tegenwoordigheid voor uw gelaat aangolfde, en uw ogen en die van de gehele schepping vreugde bracht, en alle zichtbare en onzichtbare dingen met verrukking vervulde. Verheug u, want God heeft in deze Dag Zijn troon op u gevestigd, heeft u tot het ochtendgloren Zijner tekenen gemaakt en tot de dageraad van de bewijzen Zijner Openbaring. Wel ga het hem die zich rond u beweegt, die de openbaring van uw heerlijkheid verkondigt en verhaalt van hetgeen de milddadigheid van de Heer, uw God, over u heeft uitgestort. Grijp de Kelk der Onsterfelijkheid in naam van uw Heer, de Alglorierijke en betuig dank aan Hem, aangezien Hij als teken van Zijn barmhartigheid jegens u, uw droefheid in blijdschap en uw leed in zalige vreugde heeft veranderd. Waarlijk, Hij bemint de plek die tot de zetel van Zijn troon is gemaakt, waar Hij Zijn voetstappen heeft gezet, die door Zijn tegenwoordigheid is geëerd, vanwaar Hij Zijn roep aanhief en waarop Hij Zijn tranen stortte.
"Roep luide tot Zion, o Karmel, en verkondig de vreugdevolle tijding: Hij die voor het sterfelijk oog verborgen was, is gekomen! Zijn allesoverwinnende soevereiniteit is duidelijk; Zijn allesomvattende pracht is onthuld. Hoedt u er voor dat gij niet aarzelt of draalt. Spoedt u voort en schrijdt rondom de stad Gods die uit de hemel is neergedaald, de hemelse Kaaba, waaromheen de uitverkorenen Gods, de zuiveren van harte en de schare der verhevenste engelen zich in aanbidding hebben bewogen. O, hoe verlang Ik ernaar de blijde boodschap van deze Openbaring op elke plek der aarde te verkondigen en naar iedere stad te brengen - een Openbaring tot welke het hart van Sinaï1 werd aangetrokken en in naam waarvan de Brandende Braamstruik2 roept: "Aan God, de Heer der Heren, behoren de koninkrijken van hemel en aarde". Waarlijk, dit is de Dag waarin zowel het land als de zee zich over deze aankondiging verblijden, de Dag waarvoor de dingen bewaard zijn die God door een aan alle vergankelijk verstand en hart te boven gaande milddadigheid bestemd heeft voor openbaring. Eerlang zal God Zijn Ark op u doen varen en zal Hij het volk van Bahá bekend maken, waarvan melding wordt gemaakt in het Boek van Namen"3.
Geheiligd zij de Heer der gehele mensheid, bij het noemen van Wiens naam alle atomen der aarde tot trilling werden gebracht en de Tong van Grootheid werd bewogen te onthullen hetgeen in Zijn kennis en in de schatkamer van Zijn macht diep verborgen lag. Hij is waarlijk de Heerser over al wat in de hemel en op aarde is, door de kracht van Zijn naam, de Machtige, de Almogende, de Meest Verhevene.
XII. O mensen, bereidt u voor, in afwachting van de dagen van goddelijke gerechtigheid, want het beloofde uur is nu gekomen. Hoedt u er voor de betekenis ervan mis te vatten en tot de afgedwaalden te worden gerekend.
XIII. Ga het verleden na. Hoevelen, hoog en laag, hebben te allen tijde vol verlangen gewacht op de komst van de Manifestaties van God in de geheiligde personen van Zijn Uitverkorenen. Hoe dikwijls hebben zij Zijn komst verwacht, hoe veelvuldig hebben zij gebeden dat de koelte van goddelijke barmhartigheid mocht waaien, en de beloofde Schoonheid van achter de sluier van verborgenheid tevoorschijn mocht komen en kenbaar worden gemaakt aan de gehele wereld. En telkens wanneer de poorten van genade opengingen, de wolken van goddelijke barmhartigheid op de mensheid neerregenden en het licht van de Ongeziene boven de horizon van hemelse macht scheen, verloochenden zij Hem allen en wendden zich af van Zijn aangezicht - het aangezicht van God Zelf.....
Overweeg, wat de beweegreden voor zulke daden kon zijn geweest! Wat kon zo'n gedrag jegens de Openbaarders van de schoonheid van de Alglorierijke hebben aangespoord? Alles wat in voorbije tijden de oorzaak is geweest van de verloochening en tegenstand van de mensen, heeft nu geleid tot de verdorvenheid van de mensen van deze tijd. Vol te houden dat het getuigenis van de Voorzienigheid onvolledig was, en dat dit daarom de oorzaak van de verloochening der mensen is geweest, is slechts openlijke godslastering. Hoe ver zij het van de genade van de Almilddadige en van Zijn liefdevolle voorzienigheid en tedere barmhartigheid om uit alle mensen één ziel te bestemmen voor de leiding van Zijn schepselen, en enerzijds Hem de volle maat van Zijn goddelijke getuigenis te onthouden, en anderzijds Zijn volk een zware vergelding op te leggen, omdat zij zich hebben afgekeerd van Zijn Uitverkorene! Neen, de veelvuldige milddadigheid van de Heer aller schepselen heeft te allen tijde, door de Manifestaties van Zijn goddelijk Wezen, de aarde en allen die daarop wonen, omvat. Geen moment is aan de mensheid Zijn genade onthouden, noch heeft de stroom van Zijn goedertierenheid opgehouden over hen neer te dalen. Bijgevolg kan zo'n gedrag alleen worden toegeschreven aan de kleingeestigheid van die zielen die de vallei van aanmatiging en hoogmoed bewandelen, verdoold zijn in de wildernissen van verafzijn, de wegen van hun nutteloze verbeelding gaan en de voorschriften van hun godsdienstleiders opvolgen. Het is hun voornamelijk te doen om louter tegenstand; hun enige wens is de waarheid niet te willen kennen. Voor iedere scherpziende opmerker is het vanzelfsprekend en duidelijk dat, indien deze mensen ten tijde van de Manifestaties van de Zon van Waarheid hun ogen, oren en hart hadden geheiligd van al wat zij hadden gezien, gehoord en gevoeld, zij beslist niet verstoken zouden zijn geweest van het aanschouwen van de schoonheid van God, noch ver zijn afgedwaald van de verblijven van heerlijkheid. Maar, na de getuigenis van God te hebben gewogen naar de maatstaf van hun eigen kennis, verkregen uit de leringen van hun godsdienstleiders, en deze in strijd met hun beperkt begrip te hebben bevonden, stonden zij op om dergelijke onbetamelijke handelingen te plegen.....
Overdenk Mozes. Gewapend met de staf van hemelse heerschappij, getooid met de blanke hand van goddelijke kennis, en komend uit de Paran van Gods liefde, hanteerde Hij de slang van macht en eeuwigdurende majesteit en bescheen de wereld vanuit de Sinai van licht. Hij riep alle volkeren en geslachten der aarde op tot het Koninkrijk van eeuwigheid en noodde hen deel te hebben aan de vrucht van de boom van waar geloof. U bent voorzeker op de hoogte van de heftige tegenstand van Farao en zijn volk, en van de stenen van nutteloze verbeelding die de handen der ongelovigen naar die gezegende Boom wierpen. Zozeer, dat Farao en zijn volk tenslotte alles in het werk stelden om met de wateren van bedrog en verloochening het vuur van die heilige Boom te blussen, met voorbijzien van het feit, dat geen aards water de vlam van goddelijke wijsheid kan blussen noch sterfelijke rukwinden de lamp van eeuwige heerschappij kunnen doven. Neen, veeleer kan zulk water de vlam nog feller doen branden en de rukwinden het behoud van de lamp slechts veilig stellen, indien gij zoudt waarnemen met het oog des onderscheids en wandelen op de weg van Gods heilige wil en welbehagen. . .
En toen de dagen van Mozes ten einde waren en het licht van Jezus, schijnend vanuit de dageraad van de Geest, de wereld omvatte, stonden alle volken van Israel tegen Hem op. Zij riepen luid dat Hij, Wiens komst de Bijbel voorspeld had, beslist de wetten van Mozes moest verkondigen en vervullen, terwijl deze jeugdige Nazarener die aanspraak maakte op de rang van de goddelijke Messias, de wet van de echtscheiding en de wet van de Sabbathdag - de gewichtigste van alle wetten van Mozes - had opgeheven. Hoe stond het bovendien met de tekenen van de Manifestatie die nog komen zal? Dit volk van Israel verwacht zelfs tot op de huidige dag nog de Manifestatie die de Bijbel heeft voorspeld. Hoevele Manifestaties van Heiligheid, hoevele Openbaarders van het eeuwige licht zijn er sedert de tijd van Mozes verschenen en toch verwacht Israel, gewikkeld in de dichtste sluiers van duivelse fantasie en bedrieglijke inbeeldingen, nog steeds dat de afgod van eigen maaksel zal verschijnen met door hemzelf bedachte wondertekenen! Daarom heeft God hen hard aangepakt voor hun zonden, de geest van geloof in hen gedoofd en hen gefolterd met de vlammen van het diepste vuur. En dit om geen andere reden, dan dat Israel weigerde de betekenis te beseffen van de woorden die in de Bijbel zijn onthuld aangaande de tekenen van de komende Openbaring. Daar het nimmer de werkelijke betekenis daarvan begreep en oppervlakkig gezien zulke gebeurtenissen nooit plaats vonden, bleef het ervan verstoken de schoonheid van Jezus te herkennen en het aangezicht Gods te aanschouwen. En nog wachten zij op Zijn komst! Sinds onheuglijke tijden en zelfs tot op deze dag, hebben alle geslachten en volken der aarde zich vastgeklampt aan zulke fantastische en onbetamelijke gedachten en zich zodoende beroofd van de heldere wateren, die stromen uit de bronnen van zuiverheid en heiligheid....
Voor hen die begiftigd zijn met begrip is het overduidelijk dat, toen het vuur van Jezus de sluiers van joodse bekrompenheid verteerde en Zijn gezag duidelijk werd en ten dele in werking trad, Hij, de Onthuller van de ongeziene Schoonheid, op een dag Zijn discipelen toesprekend, zinspeelde op Zijn heengaan en daardoor in hun hart het vuur van groot verlies deed ontvlammen. "Ik ga heen en kom tot u". En op een andere plaats zei Hij: "Ik ga heen en een ander zal komen Die u alles zal vertellen wat Ik u niet heb verteld en alles waar maken wat Ik heb gezegd". Zoudt gij met goddelijk inzicht over de Manifestaties van de Eenheid van God nadenken, dan hebben beide uitspraken slechts één betekenis.
Ieder scherpzinnig opmerker zal erkennen dat in de Beschikking van de Qur'án, zowel het Boek als de Zaak van Jezus werden bevestigd. Wat betreft de namen, verklaarde Muhammad zelf: "Ik ben Jezus". Hij erkende de waarheid van de tekenen, profetieën en woorden van Jezus en getuigde dat zij alle van God waren. In dit opzicht verschilden noch de persoon van Jezus noch Zijn woorden van die van Muhammad en Zijn heilig Boek, aangezien beiden de Zaak Gods voorstonden, Zijn lof verkondigden en Zijn geboden openbaarden. Zo verklaarde Jezus Zelf: "Ik ga heen en kom tot u". Neem bijvoorbeeld de zon. Als zij vandaag zegt: "Ik ben de zon van gisteren", dan zou zij de waarheid spreken. En zou zij, denkend aan het tijdverloop, er aanspraak op maken een andere zon te zijn, dan zou zij ook de waarheid spreken. Indien eveneens gezegd zou worden dat alle dagen gelijk zijn, is ook dit volkomen juist. En wanneer ten opzichte van hun bijzondere namen en bestemmingen gezegd wordt dat zij verschillen, is ook dat waar. Want ofschoon zij gelijk zijn, kent men toch aan iedere dag een aparte bestemming, een specifiek kenmerk, een eigen karakter toe. Stel dienovereenkomstig het onderscheid, de verscheidenheid en de eenheid voor, die eigen zijn aan de verschillende Manifestaties van heiligheid, opdat gij de zinspelingen zult begrijpen die de Schepper van alle namen en hoedanigheden heeft gemaakt op de mysteries van verscheidenheid en eenheid, en gij dan het antwoord zult vinden op uw vraag waarom die immerdurende Schoonheid Zich op verschillende tijden met verschillende namen en titels heeft genoemd....
Toen de Ongeziene, de Eeuwige, de goddelijke Kern, de Dagster van Muhammad deed opgaan boven de horizon van kennis, was één der tegenwerpingen die de joodse godgeleerden tegen Hem inbrachten, dat er na Mozes geen Profeet door God gezonden zou worden. Voorwaar, er is in de Geschriften melding gemaakt van een Ziel Die geopenbaard moest worden, en het Geloof en de belangen van het volk van Mozes zal bevorderen, zodat de Wet van de mozasche Beschikking de gehele aarde kan omvatten. Zo heeft de Koning van eeuwige glorie in Zijn Boek verwezen naar de woorden, geuit door hen die zwerven in de vallei van afzondering en dwaling: "De Hand van God is geketend", zeggen de Joden. "Hun eigen handen zullen gekluisterd worden! En om wat zij hebben gezegd, zijn zij vervloekt. Ja, zelfs Zijn beide handen zijn uitgestrekt!"4 "De hand van God is boven hun handen!"5 Hoewel de uitleggers van de Qur'án op verschillende manieren de omstandigheden hebben verteld waaronder dit vers werd geopenbaard, zoudt gij toch moeten trachten de bedoeling ervan te begrijpen. Hij zei: Hoe onwaar is dat wat de Joden zich hebben ingebeeld! Hoe kan de hand van Hem Die in waarheid de Koning is, Die maakte dat het aangezicht van Mozes kenbaar werd gemaakt, en Hem het gewaad van Profeet schonk - hoe kan de hand van zo Eén vastgeketend zijn? Hoe kan men denken, dat Hij niet bij machte zou zijn om na Mozes nog een Boodschapper te doen opstaan? Let op de ongerijmdheid van hun gezegde; hoe ver is dit afgedwaald van het pad van kennis en begrip! Zie, hoe ook in deze tijd al deze mensen zich hebben beziggehouden met dergelijke dwaze ongerijmdheden. Meer dan duizend jaar hebben zij dit vers opgezegd en zonder het te weten de Joden beschuldigd, er zich in het geheel niet van bewust zijnde dat zij zelf, zowel heimelijk als openlijk de gevoelens en het geloof van het Joodse volk vertolkten. Gij zijt u zeker bewust van hun ijdele bewering dat alle Openbaring beëindigd is, dat de poorten van goddelijke genade gesloten zijn, dat er uit de dageraden van eeuwige heiligheid geen zon meer zal opgaan, dat de Oceaan van eeuwigdurende milddadigheid voorgoed tot rust is gekomen, en dat uit het Heiligdom van aloude glorie de Boodschappers van God niet meer worden geopenbaard. Zo gering is het inzicht van deze kleinzielige, verachtelijke mensen. Deze mensen hebben zich verbeeld dat de stroom van Gods alomvattende genade en overvloedige barmhartigheid, waarvan geen verstand zich kan indenken dat deze zal ophouden, tot stilstand is gebracht. Van alle kanten zijn zij opgestaan, hebben zich met dwingelandij omgord en de uiterste pogingen in het werk gesteld om met de bittere wateren hunner ijdele verbeelding de vlam van Gods brandende Braamstruik te blussen, vergetend dat de ballon van kracht, binnen zijn eigen machtige bolwerk, de Lamp van God zal beschermen....
Zie, hoe de soevereiniteit van Muhammad, de Boodschapper van God, nu duidelijk zichtbaar is onder de mensen. U bent er zich wel van bewust wat Zijn Geloof is overkomen in de eerste dagen van Zijn Beschikking. Wat een bitter lijden deed de hand van de ongelovige en de dwalende, de godgeleerden van die tijd en hun bondgenoten, deze geestelijke Kern, dit allerzuiverste en heiligste Wezen ondergaan! Hoe overvloedig de doornen en stekels die zij op Zijn pad hebben gestrooid! Het is duidelijk dat dit armzalige geslacht in zijn goddeloze en duivelse verbeelding iedere krenking van dit onsterfelijke Wezen beschouwde als een middel tot het verkrijgen van een blijvende gelukzaligheid; aangezien de erkende godgeleerden van die tijd, zoals 'Abdu'lláh-i-Ubayy, Abú'Ámir, de hermiet, Ka'b-Ibn-i-Ashraf en Nadr-Íbn-i-Hárith, Hem allen behandelden als een bedrieger en verklaarden dat Hij een krankzinnige en lasteraar was. Zulke pijnlijke beschuldigingen brachten zij tegen Hem in dat, bij het opsommen ervan, God niet toelaat de inkt te doen vloeien, Onze pen te bewegen en de bladzijde verbiedt ze te bevatten. Deze boosaardige beschuldigingen spoorden het volk aan om op te staan en Hem te kwellen. En hoe wreed is die kwelling, als de godgeleerden van die tijd de voornaamste aanstichters zijn, als zij Hem bij hun volgelingen aanklagen, Hem uit hun midden verjagen en verklaren dat Hij een ongelovige is! Is deze Dienaar niet hetzelfde overkomen en zijn allen daar geen getuige van geweest?
Om deze reden riep Muhammad uit: "Geen Profeet van God is zoveel kwaad aangedaan als Mij is aangedaan". En in de Qur'án zijn alle lasteringen en verwijten opgetekend die tegen Hem werden geuit, evenals alle smarten die Hij heeft geleden. Raadpleeg ze, opdat gij wellicht moogt worden ingelicht omtrent hetgeen Zijn Openbaring is overkomen. Zo smartelijk was Zijn lot dat allen een tijdlang ophielden omgang te hebben met Hem en Zijn metgezellen. Al wie zich met Hem verbond werd het slachtoffer van de meedogenloze wreedheid van Zijn vijanden....
Ga na hoe heel anders het heden ten dage is! Zie hoe talrijk de heersers zijn die de knie buigen voor Zijn naam! Hoe talrijk de staten en koninkrijken die de beschutting hebben gezocht van Zijn schaduw, die Zijn Geloof aanhangen en zich daarop beroemen! Van de kansel stijgen heden ten dage de woorden van lof op die, in uiterste nederigheid, Zijn gezegende naam verheerlijken; en vanaf de toppen der minaretten weergalmt de roep die de schare van Zijn volk oproept Hem te aanbidden. Zelfs die koningen der aarde, die geweigerd hebben Zijn Geloof te omhelzen en het kleed van ongeloof af te leggen, bekennen en erkennen niettemin de grootheid en overweldigende majesteit van die Dagster van goedertierenheid. Zo groot is Zijn aardse soevereiniteit, waarvan gij de bewijzen aan alle kanten waarneemt. Deze soevereiniteit moet worden geopenbaard en bevestigd, of tijdens het leven van iedere Manifestatie van God of na Zijn hemelvaart naar Zijn ware woning in de rijken in den hoge.....
Het is duidelijk dat de veranderingen, in iedere Beschikking teweeggebracht, de donkere wolken vormen die hangen tussen het oog van menselijk begrip en het goddelijk Licht dat schijnt vanuit de dageraad van de goddelijke Essentie. Bedenk, hoe de mensen generaties lang blindelings hun vaderen hebben nagebootst, en zijn opgevoed volgens de gebruiken en gewoonten als zijn vastgelegd door de voorschriften van hun Geloof. Zouden deze mensen bijgevolg plotseling ontdekken dat een Man, die in hun midden leefde en, wat betreft iedere menselijke beperking, hun gelijke was, zich verhief om ieder, door hun Geloof opgelegd, beginsel af te schaffen - beginselen waarmee zij eeuwenlang zijn getraind, en iedere tegenstander en ontkenner ervan zijn gaan beschouwen als ongelovig, zedeloos en zondig - dan zouden zij zeker verblind zijn en verhinderd Zijn waarheid te erkennen. Zulke dingen zijn als "wolken," die de ogen versluieren van hen, wier innerlijk wezen niet de Salsabil6 van onthechting heeft geproefd noch heeft gedronken uit de Kawthar7 van de kennis van God. Wanneer zulke mensen met deze gebeurtenissen bekend worden gemaakt, worden zij zo verblind, dat zij, zonder de minste bedenking, de Manifestatie van God voor een ongelovige verklaren en Hem ter dood veroordelen. U moet ervan hebben gehoord dat zulke dingen door alle tijden heen plaats vonden en u neemt ze nu in deze dagen waar.
Het betaamt ons derhalve om ons uiterste best te doen, opdat, met Gods onzichtbare bijstand, deze donkere sluiers, deze wolken van uit de Hemel gezonden beproevingen, ons niet beletten de schoonheid van Zijn stralend Aanschijn te aanschouwen en dat wij Hem alleen door Zijn eigen Zelf mogen herkennen.
XIV. De goddelijke Lentetijd is gekomen, O Verhevenste Pen, want het Hoogtij van de Albarmhartige komt snel naderbij. Maakt u op en verheerlijkt de naam van God voor de gehele schepping en verkondigt Zijn lof op zulk een wijze dat al het geschapene zal worden herboren en vernieuwd. Spreekt en houdt U niet stil. De dagster van gelukzaligheid schijnt boven de horizont van Onze naam, de Gelukzalige, aangezien het koninkrijk van de naam van God is getooid met het versiersel van de naam van uw Heer, de Schepper der hemelen. Staat op voor de volkeren der aarde en wapent u met de kracht van deze Grootste Naam, en behoort niet tot hen die dralen.
Het komt Mij voor dat gij weifelde en niet voortging met Mijn Tafel. Kan het zijn dat de aanblik van het goddelijk Aanschijn u heeft verbijsterd, of dat de ijdele praat van de weerspannigen u met smart heeft vervuld en u met lamheid heeft geslagen? Hoedt u dat niets u weerhoudt de grootheid van deze Dag te verheerlijken - de Dag waarop de Vinger van majesteit en macht het zegel heeft verbroken van de Wijn van Hereniging, en allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn, heeft geroepen. Draalt gij liever wanneer de bries die de Dag van God aankondigt reeds over u heen heeft geademd, of behoort gij tot hen die als door een sluier van Hem zijn gescheiden?
Door geen enkele sluier heb ik mij laten afsluiten, o Heer van alle namen en Schepper der hemelen, van de erkenning der heerlijkheden van Uw Dag - de Dag die het lichtbaken is voor de gehele wereld, en het teken van de Aloude der Dagen voor allen die haar bewonen. Mijn stilzwijgen is veroorzaakt door de sluiers die de ogen Uwer schepselen voor u blind hebben gemaakt, en sprakeloosheid komt door de belemmeringen die Uw volk in de weg staan Uw waarheid te erkennen. Gij weet wat in mij is, maar ik weet niet wat in U is. Gij zijt de Alwetende, de Albezielde. Bij Uw naam welke alle namen overtreft! Indien Uw allesbeheersende en bevel mij ooit zou bereiken, zou het mij de kracht geven de zielen van alle mensen te doen herleven door Uw meest verheven Woord, dat ik Uw Tong van macht in Uw Koninkrijk van Heerlijkheid heb horen uitspreken. Het zou mij in staat stellen de openbaring van Uw stralend Aanschijn te verkondigen, waardoor hetgeen voor het oog der mensen was verborgen, werd geopenbaard in Uw Naam, de Scherpziende, de soevereine Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande.
Kunt gij in deze Dag iemand anders ontdekken dan Mij. O Pen? Wat is er geworden van de schepping en haar verschijnselen? Wat is er geschied met de namen en hun koninkrijk? Werwaarts is al het geschapene, gezien of ongezien, gegaan? Wat is er gebeurd met de verborgen geheimen van het heelal en zijn openbaringen? Ziet, de gehele schepping is voorbij gegaan! Er is niets over dan Mijn Aangezicht, de Immerverblijvende, de Luisterrijke, de Alglorierijke.
Dit is de Dag waarop niets anders kan worden waargenomen dan de pracht van het Licht dat van het Aanschijn van Uw Heer, de Genadige, de Milddadigste, afstraalt. Waarlijk, Wij hebben ieder mens doen ophouden te bestaan krachtens Onze onweerstaanbare en allesonderwerpende soevereiniteit. Daarna hebben Wij een nieuwe schepping in het leven geroepen als een teken van Onze genade jegens de mensen. Ik ben waarlijk de Almilddadige, de Aloude der Dagen.
Dit is de Dag waarop de ongeziene wereld uitroept: "Groot is uw zegening, o aarde, want gij werd gemaakt tot voetbank van uw God, en uitverkoren tot de zetel van Zijn machtige troon". Het rijk van heerlijkheid roept uit: "God geve dat mijn leven voor u geofferd moge worden, want Hij die de Geliefde van de Albarmhartige is, heeft Zijn soevereiniteit op u gevestigd door de kracht van Zijn Naam die aan alle dingen werd beloofd, of deze van het verleden of van de toekomst zijn. Dit is de Dag waarop ieder welriekend ding zijn aroma heeft verkregen van de geur van Mijn gewaad - een gewaad dat zijn geur over de gehele schepping heeft verspreid. Dit is de Dag waarop de snelvliedende wateren van eeuwig leven zijn voortgestroomd uit de Wil van de Albarmhartige. Spoedt u met hart en ziel en drinkt met volle teugen, o Schare van de rijken in den hoge!
Zeg: Hij is de Manifestatie van Hem Die de Onkenbare is, de Onzichtbare van de Onzichtbaren, kondet gij het slechts bevatten. Hij is Degeen, die het verborgen en kostbare Juweel voor u heeft onthuld, zocht gij er slechts naar. Hij is de ene Geliefde van alle dingen, zij het van het verleden of van de toekomst. God geve dat gij uw liefde en hoop op Hem moogt vestigen.
Wij hebben de stem van Uw smeking gehoord, O Pen, en vergeven u uw stilzwijgen. Wat heeft u zo hevig verbijsterd?
De roes van Uw tegenwoordigheid, O Welbeminde aller werelden, heeft mij bevangen en mij geheel vervuld.
Sta op en verkondig aan de gehele schepping de boodschap dat Hij, Die de Albarmhartige is, Zijn schreden heeft gericht naar de Ridván en daar is binnengetreden. Leid dan de mensen naar de tuin van verrukking, welke God tot Troon van Zijn Paradijs heeft gemaakt. Wij hebben u uitverkoren om Onze machtigste Bazuin te zijn, waarvan het geschal de herleving van de gehele mensheid zal aankondigen.
Zeg: Dit is het Paradijs op welks gebladerte de wijn van uiting de getuigenis heeft gestempeld: "Hij, die verborgen was voor de ogen der mensen, is geopenbaard, bekleed met soevereiniteit en macht!" Dit is het Paradijs, waarvan het geritsel der bladeren verkondigt: "O gij die de hemelen en de aarde bewonen! Daar is verschenen wat nog nimmer tevoren is verschenen. Hij Die sinds mensenheugenis Zijn Gelaat voor het oog der schepping had verborgen is thans gekomen". Uit de fluisterende bries die door de takken waait, komt de roep: "Hij, Die de soevereine Heer is over allen, werd geopenbaard. Het Koninkrijk is aan God", terwijl uit de stromende wateren het gemurmeld kan worden gehoord: "Alle ogen zijn verblijd, want Hij Dien niemand heeft aanschouwd, Wiens geheim niemand heeft ontdekt, heeft de sluier van heerlijkheid opgelicht, en het aangezicht van Schoonheid onthuld".
Binnen dit Paradijs en vanuit de hoogten van de verhevenste vertrekken daarvan hebben de Maagden des Hemels luide geroepen en gejuicht: verblijdt u, gij bewoners van de rijken in den hoge, want de vingers van Hem Die de Aloude der Dagen is, luiden in de naam van de Alglorierijke de Grootste Klok binnenin het hart der hemelen. De handen van milddadigheid hebben de kelken van eeuwig leven rondgedragen. Komt naderbij en drinkt met volle teugen. Drinkt met gezonde smaak, O gij die de ware incarnatie van verlangen, gij die de belichaming zijt van heftig begeren!"
Dit is de Dag waarop Hij die de Onthuller is van de Namen Gods uit het Tabernakel van heerlijkheid is getreden en aan allen die in de hemelen en aan allen die op aarde zijn heeft verkondigd: "Zet de kelken van het Paradijs en alle levengevende wateren die zij bevatten, terzijde, want ziet, het volk van Bahá is het gelukzalig verblijf van goddelijke Tegenwoordigheid binnengetreden en heeft de wijn van hereniging gedronken uit de kelk van de schoonheid van hun Heer, de Albezittende, de Allerhoogste".
Vergeet de wereld der schepping, O Pen, en wendt u naar het Aanschijn van uw Heer, de Heer aller namen. Tooi dan de wereld met het ornament van de gunsten van uw Heer, de Koning van eeuwigdurende dagen. Want Wij bespeuren de geur van de Dag, waarop Hij Die het Verlangen aller volkeren is, de pracht van het licht van Zijn onovertroffen namen heeft geworpen op de koninkrijken van het ongeziene en het geziene, en hen met de gloed van de hemellichten van Zijn meest genadige gunsten heeft omhuld - gunsten die niemand kan schatten dan Hij Die de almachtige Beschermer is van de gehele schepping.
Zie slechts naar de schepselen Gods met het oog van genegenheid en erbarmen, want van Onze liefdevolle voorzienigheid is al het geschapene doortrokken en Onze genade heeft de hemel en de aarde omsloten. Dit is de Dag waarop de ware dienaren van God de levengevende wateren van hereniging deelachtig worden, de Dag waarop degenen die Hem nabij zijn in staat zijn uit de zachtstromende rivier van onsterfelijkheid te drinken, en zij die in Zijn Eenheid geloven van de wijn van Zijn tegenwoordigheid, doordat zij Hem herkennen, Die het hoogste en laatste Doel is van allen in Wie de Tong van Majesteit en Heerlijkheid de roep doet horen: "Mij is het Koninkrijk. Ik Zelf ben, rechtens, daarvan de Heerser".
Lok de harten der mensen aan door middel van de roep van Hem, de enige Geliefde. Zeg: Dit is de Stem van God, zo gij slechts zoudt luisteren. Dit is de Dageraad van de Openbaring van God; wist gij het slechts. Dit is het Dageraadsoord van de Zaak Gods, erkende gij het slechts. Dit is de Bron van de geboden Gods, beoordeelde gij het slechts rechtvaardig. Dit is het geopenbaarde en verborgen Geheim, o hoe wenste Ik dat gij het bespeurde. O volkeren der wereld! Werpt van u de dingen die gij bezit, in Mijn naam die alle andere namen te boven gaat, en dompelt u in deze Oceaan, in welker diepten de parelen van wijsheid en van woorden verborgen liggen, een oceaan die golft in Mijn naam, de Albarmhartige. Aldus onderricht Hij bij Wie het Moederboek berust.
De Meest Geliefde is gekomen. In Zijn rechterhand houdt Hij de verzegelde Wijn van Zijn naam. Gelukkig is de mens die zich tot Hem keert, met volle teugen drinkt en uitroept: "Geprezen zijt Gij, Onthuller van de tekenen Gods!" Bij de rechtvaardigheid van de Almachtige! Ieder verborgen ding is onthuld door de macht der waarheid. Alle gunsten van God zijn neergezonden als een teken van Zijn genade. De wateren van eeuwig leven zijn in overvloed aan de mensen aangeboden. Iedere drinkbeker afzonderlijk is door de hand van de Welbeminde rondgedragen. Komt nader en draalt niet, ook niet al ware het slechts een ogenblik.
Gezegend zijn zij die op de vleugelen van onthechting omhoog zijn gewiekt en de staat hebben bereikt die, zoals God beschikte, de gehele schepping overschaduwt, die zich noch door de holle denkbeelden der geleerden, noch door de menigte der wereldse scharen lieten afhouden van Zijn Zaak. Wie onder u, o mensen, wil de wereld verzaken en God, de Heer aller namen, naderen? Waar vindt men hem die door de macht van Mijn naam, die al het geschapene te boven gaat, de dingen die de mensen bezitten van zich zal werpen en zich met alle macht wil vastklemmen aan hetgeen God, de Kenner van het geziene en ongeziene, hem heeft geboden na te komen? Aldus werd Zijn milddadigheid tot de mensen neergezonden, Zijn getuigenis vervuld en schitterde Zijn bewijs boven de Horizont van barmhartigheid. Groot is de beloning die verkregen zal worden door hem die heeft geloofd en uitgeroepen: "Geloofd zijt Gij, O Geliefde aller werelden! Verheerlijkt zij Uw Naam, O Gij ,het Verlangen van ieder begrijpend hart! '
Verblijdt u met de grootste vreugde O volk van Bahá, wanneer u de Dag van overweldigend geluk in de herinnering terugroept, de Dag waarop de Tong van de Aloude der Dagen heeft gesproken, toen Hij uit Zijn Huis vertrok en Zich begaf naar de Plek van waaruit Hij over de gehele schepping de pracht van Zijn naam, de Albarmhartige, heeft uitgestort. God is Ons tot getuige. Zouden Wij de verborgen geheimen van die Dag onthullen, dan zouden allen die de hemelen en de aarde bewonen, wegkwijnen en sterven, behalve zij die zullen worden gespaard door God, de Almachtige, de Alwijze. Zodanig is de bedwelmende uitwerking van de woorden van God op Hem Die de Onthuller is van Zijn ontwijfelbare bewijzen, dat Zijn Pen niet langer kan bewegen. Met deze woorden beëindigt Hij Zijn Tafel: "Er is geen God buiten Mij, de Verhevenste, de Krachtigste, de Voortreffelijkste, de Alwetende".
XV. De Pen van Openbaring roept uit: "In deze Dag is het Koninkrijk aan God!" De Tong van Kracht maakt bekend: "In deze Dag is alle soevereiniteit geheel en al bij God!" De Feniks van de rijken in den hoge roept vanuit de onsterfelijke Tak: "De glorie aller grootheid behoort God, de Onvergelijkelijke, de Algebiedende!" De mystieke Duif verkondigt vanuit zijn goddelijke prieel in het eeuwige Paradijs: "De bron van alle milddadigheid vindt in deze Dag haar oorsprong in God, de Ene, de Vergevende!" De Vogel van de Troon zingt zijn melodie in zijn schuilplaats van heiligheid: "Het hoogste gezag kan in deze Dag aan geen ander worden toegeschreven dan aan God, aan Hem Die Zijns gelijke of weerga niet heeft, Die de Almachtige is, de Albeheerser!" In alles weerklinkt het diepste wezen aller dingen van de getuigenis: "Alle vergeving komt in deze Dag van God, van Hem met Wien niemand te vergelijken is en Die geen deelgenoten heeft, de soevereine Beschermer aller mensen en de Verheler van hun zonden!" De Quintessens van Heerlijkheid heeft zijn stem boven Mijn hoofd verheven en roept vanuit zulk een grote hoogte als geen pen of tong ook maar enigszins kan beschrijven: "God is mij tot getuige! Hij, de Aloude der onvergankelijke dagen is gekomen, omgord met majesteit en macht. Er is geen ander God dan Hij, de Alglorierijke, de Almachtige, de Allerhoogste, de Alwijze, de Aldoordringende, de Alziende, de Albezielde, de soevereine Beschermer, de Bron van eeuwig Licht!"
O Mijn dienaar die het welbehagen van God heeft gezocht en Zijn liefde trouw is gebleven in deze Dag, toen allen behalve enkelen die met inzicht waren begiftigd, zich van Hem hebben losgerukt! Moge God, door Zijn genade, het u vergelden met een overvloedige, onvergankelijke en eeuwigdurende beloning, aangezien gij Hem hebt gezocht in de Dag toen de ogen verblind waren. Weet dat als Wij slechts enkele druppels van de stortvloed die op Gods bevel en door de afgunstigen en kwaadwilligen over Ons neerdaalden, zouden onthullen, dan zoudt gij wenen met groot geween en dag en nacht Onze benarde toestand bejammeren. O, hoe wenste Ik dat er een scherpzinnig en rechtvaardig mens kon worden gevonden die de wonderen van iedere Openbaring zou erkennen en de verheven kracht daarvan verkondigen. Hoe wenste Ik dat zulk een mens zou opstaan om geheel ter wille van God, zowel binnenskamers als in het openbaar, de mensen te vermanen, opdat zij zich wellicht zullen beijveren om deze Verguisde te helpen, die de kwaadstichters zo zwaar hebben getroffen.
Mij dunkt dat Ik de Stem van de Heilige Geest achter Mij hoor roepen zeggende: Breng verandering in Uw onderwerp en wijzig Uw toon, opdat niet het hart van hem die zijn blik op Uw gelaat heeft gevestigd, bedroefd worde. Zeg: Ik heb met Gods genade en Zijn macht in het verleden niemand om hulp gesmeekt, evenmin zal Ik in de toekomst de hulp van wie dan ook zoeken. Hij is het Die Mij geholpen heeft door de kracht der waarheid, gedurende de dagen van Mijn ballingschap in 'Iráq. Hij is het Die Mij overschaduwde met Zijn bescherming in de tijd dat de geslachten der aarde Mij bestreden. Hij is het Die Mij in staat stelde uit de stad te vertrekken, bekleed met zulk een majesteit die niemand, behalve de loochenaar en de kwaadwillige, kan nalaten te erkennen. Zeg: Mijn leger is Mijn betrouwen op God; Mijn volk is de kracht van Mijn vertrouwen in Hem. Mijn liefde is Mijn vaandel en Mijn metgezel is het God gedenken, de soevereine Heer van allen, de Krachtigste, de Alglorierijke, de Onbeperkte.
Sta op, o reiziger op de weg van de Liefde Gods en helpt gij Zijn Zaak. O volk, verkwanselt deze Jongeling niet voor de ijdelheden dezer wereld of voor de verrukkingen des hemels. Bij de gerechtigheid van de ene ware God! Eén haar van Hem overtreft alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is. Hoedt u, o mensen, opdat gij niet in de verleiding komt Hem te verlaten in ruil voor het goud en zilver dat gij bezit. Laat Zijn liefde een schatkamer voor uw ziel zijn op de Dag wanneer niets buiten Hem u zal baten, de Dag waarop iedere zuil zal beven, wanneer de mensen van ontzetting zullen huiveren, wanneer alle ogen in vreze omhoog zullen staren. Zeg: O volk ! Vreest God en wendt u niet minachtend af van Zijn openbaring. Werpt u met het gelaat ter aarde voor God en zingt Zijn lof bij dag en bij nacht.
Laat uw ziel gloeien met de vlam van dit onsterfelijk Vuur dat diep in het hart der wereld brandt, op zulk een wijze dat alle wateren van het heelal machteloos zullen zijn de gloed ervan af te koelen. Maak dan gewag van uw Heer, opdat mogelijk de achtelozen onder Onze dienaren door uw woorden vermaand zullen worden en het hart der rechtschapenen zal worden verblijd.
XVI. Zeg: O mensen! Dit is een weergaloze Dag. Weergaloos moet eveneens de tong zijn die de lof van het Verlangen van alle volkeren verheerlijkt en weergaloos de daad die ernaar streeft in Zijn oog aanvaardbaar te zijn. Het gehele mensengeslacht heeft naar deze Dag verlangd, opdat het kan vervullen hetgeen zijn staat betaamt en zijn bestemming waardig is. Gezegend de mens die niet door wereldse zaken wordt weerhouden, Hem te erkennen die de Heer aller dingen is.
Zo ongevoelig is het hart van de mens geworden dat noch de verwoesting der stad, noch het uiteenvallen van de berg tot stof, noch zelfs de splijting der aarde zijn gevoelloosheid kan afschudden. De aanduidingen in de heilige Boeken zijn onthuld, de daarin vermelde tekenen geopenbaard, terwijl de profetische roep voortdurend wordt aangeheven. En toch zijn allen, behalve zij die het God behaagde te leiden, verzonken in de roes van hun achteloosheid!
Ziet hoe de wereld iedere dag door een nieuwe ramp wordt geteisterd. De ellende in de wereld neemt voortdurend toe. Vanaf het ogenblik dat de Súriy-i-Ra'is (Tafel aan de Ra'is) werd geopenbaard tot de huidige dag kwam noch de wereld, noch het hart van haar volkeren tot rust. Nu eens door wedijver en geschillen beroerd, dan weer door oorlogen geschokt, is de wereld het slachtoffer geworden van ingewortelde ziekten. Haar ziekte nadert het stadium van volslagen hopeloosheid, aangezien het de ware Geneesheer belet wordt het geneesmiddel toe te dienen, terwijl kwakzalvers met eerbied worden bejegend en volle vrijheid van handelen krijgen.... Het stof van oproer heeft het hart der mensen verduisterd en hun ogen verblind. Eerlang zullen zij de gevolgen ontwaren van hetgeen hun handen hebben aangericht in de Dag Gods. Aldus waarschuwt Hij die de Albezielde is, in opdracht van Hem Die de Almogende is, de Almachtige.
XVII. Bij Hem, die de Grote Aankondiging is! De Albarmhartige is gekomen, bekleed met ontwijfelbare soevereiniteit. De Waag is ingesteld en allen die op aarde wonen zijn bijeengebracht. De Klaroen heeft weerklonken en zie, alle ogen staren in vreze omhoog en het hart van allen in de hemel en op aarde beeft, behalve van degenen die door de adem van de verzen Gods zijn bezield en die zich van alles hebben onthecht.
Dit is de Dag waarop de aarde haar nieuwstijding zal verkondigen. De bedrijvers van ongerechtigheid zijn haar last, bemerkte gij het slechts. De maan van ijdele fantasieën is gespleten en de hemel heeft een tastbare rook afgegeven. Wij zien de mensen terneergeslagen en van ontzag vervuld in grote vreze voor uw Heer, de Almachtige, de Almogende. De Roeper heeft luide geroepen en de mensen zijn weggerukt, zo groot is de furie van Zijn gramschap. De mensen ter linkerhand zuchten en steunen. De mensen ter rechterhand vertoeven in edele woningen; zij drinken met diepe teugen van de Wijn die het ware leven is uit de handen van de Albarmhartige en zij zijn, waarlijk, de gelukzaligen.
De aarde heeft gebeefd, de bergen zijn voorbijgegaan en de engelen zijn in rijen voor Ons verschenen. De meeste mensen zijn buiten zinnen in hun roes en hun gelaat is door woede getekend. Aldus hebben Wij de bedrijvers van ongerechtigheid verzameld. Wij zien hen naar hun afgod snellen. Zeg: Niemand zal in deze Dag aan Gods gebod ontkomen. Dit is waarlijk een smartelijke Dag. Wij wijzen hun degenen aan die hen op dwaalwegen hebben gebracht. Zij zien hen, maar toch herkennen zij hen niet. Hun ogen zijn beneveld, zij behoren werkelijk tot de blinden. Hun bewijzen zijn de lasteringen die zij uiten; hun lasteringen worden veroordeeld door God, de Helper-in-nood, de Bij-Zich-Bestaande. De Boze heeft hun hart tot kwaad aangezet en zij worden bezocht door een kwelling die niemand kan afwenden. Zij haasten zich naar de goddelozen, met zich meevoerend de naamlijst der bedrijvers van ongerechtigheid. Zo zijn hun daden.
Zeg: De hemelen zijn samengevouwen en de aarde ligt gekluisterd in Zijn greep, de boosdoeners worden aan hun voorlok vastgehouden en nog steeds begrijpen zij niet. Zij drinken van het besmette water en weten het niet. Zeg: De kreet is aangeheven en de mensen zijn uit hun graf naar buiten getreden, en verrijzend keken zij om zich heen. Sommigen hebben zich gehaast om de hof van de God van Barmhartigheid te bereiken, anderen zijn op het gezicht gevallen in het hellevuur, terwijl weer anderen geheel verbijsterd waren. De verzen Gods zijn geopenbaard en toch hebben zij zich ervan afgekeerd. Zijn bewijs is bekend gemaakt en toch hebben zij er geen besef van. En wanneer zij dan het aangezicht van de Albarmhartige aanschouwen, versombert hun gelaat terwijl zij zich blijven vermaken. Zij spoeden zich naar het Vuur der hel en zien het aan voor licht. Wat zij zich zo gaarne inbeelden is verre van God! Zeg: Of gij u verheugt, of dat gij barst van woede, de hemel is opengespleten en God is nedergedaald, bekleed met stralende soevereiniteit. Al het geschapene hoort men uitroepen: "Het Koninkrijk is aan God, de Almachtige, de Alwetende, de Alwijze".
Weet bovendien, dat Wij als gevolg van de daden der ongelovigen in een rampzalige Gevangenis zijn geworpen, omringd door de legers der tirannie. De blijdschap die de Jongeling heeft gesmaakt is evenwel zo groot, dat geen aardse vreugde daarmede kan worden vergeleken. Bij God! Het onheil dat Hem door de handen van de onderdrukker wordt toegebracht kan Zijn hart nooit bedroeven en evenmin kan de overmacht van hen die Zijn waarheid hebben verworpen, Hem treurig maken.
Zeg: Rampspoeden zijn een horizont van Mijn Openbaring. De dagster der genade schijnt daarboven en geeft een licht dat noch door de wolken van 's mensen ijdele inbeelding, noch door de holle denkbeelden van de aanvaller kan worden verduisterd.
Volgt gij de voetsporen van uw Heer, en gedenkt Zijn dienaren zoals Hij u gedenkt, zonder u te laten afschrikken door het getier der achtelozen of het zwaard van de vijand.... Verspreidt wijd en zijd de zoete geuren van uw Heer en weifelt niet, ware het slechts een ogenblik, in de dienst van Zijn Zaak. De dag komt nader waarop de overwinning van uw Heer, de Immervergevende, de Almilddadige, zal worden verkondigd.
XVIII. Zeg: Wij lieten de rivieren van goddelijke leiding uit Onze troon stromen, opdat de tere kruiden der wijsheid en begrip uit de aarde van uw hart zullen opkomen. Wilt gij niet dankbaar zijn? Zij die het beneden zich achten hun Heer te aanbidden, zullen tot hen behoren die worden verstoten. En hoe vaak ook Onze verzen voor hen worden opgelezen, toch volharden zij in hun trotse minachting en grove schending van Zijn wet, en zij weten het niet. Wat hun aangaat die niet in Hem geloven, zij zullen in de schaduw van een zwarte rookwolk staan. "Het Uur" overvalt hen, terwijl zij zich verlustigen. Zij zijn bij hun voorlok gegrepen en toch weten zij het niet.
Dat wat komen moet is plotseling gekomen; aanschouwt hoe zij hiervan wegvluchten! Het onvermijdelijke is geschied; getuigt hoe zij het achter zich hebben geworpen! Dit is de Dag waarop een ieder van zichzelf zal vluchten, dus hoeveel temeer van zijn medemensen, kon gij het slechts begrijpen. Zeg: Bij God! De Klaroenstoot heeft weerklonken en ziet, de mensheid bezwijmde ten aanschouwen van Ons! De Heraut riep luide en de Ontbieder verhief zijn stem, zeggende: "Het Koninkrijk is aan God, de Krachtigste, de Helper-in-Nood, de Bij-Zich-Bestaande".
Dit is de Dag waarop alle ogen in paniek omhoog zullen staren, de Dag waarop het hart van alle bewoners der aarde zal beven, behalve zij wie het uw Heer, de Alwetende, de Alwijze behaagt te verlossen. Aller gelaat werd somber, behalve van hen die de God van Barmhartigheid genadiglijk een stralend hart verleende. Beneveld zijn de ogen van die mensen die openlijk hebben geweigerd het aangezicht van God, de Alglorierijke, de Algeprezene, te aanschouwen.
Zeg: Hebt gij de Qur'án niet doorvorst? Leest hem, opdat gij wellicht de Waarheid moge vinden, want dit Boek is waarlijk het rechte Pad. Dit is de weg tot God voor allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn. Als gij de Qur'án hebt veronachtzaamd, dan kunt u de Bayán niet als verre van u beschouwen. Ziet, het ligt open voor uw ogen. Leest de venen ervan, opdat gij u ervan onthoudt datgene te bedrijven wat de Boodschappers van God doet treuren en weeklagen.
Spoedt u uit uw graven. Hoe lang nog wilt gij slapen? De tweede klaroenstoot heeft weerklonken. Naar wie ziet gij op? Dit is uw Heer, de God van Barmhartigheid. Getuigt hoe gij Zijn tekenen verloochent! De aarde heeft gebeefd met grote beving en haar lasten afgeworpen. Wilt gij het niet toegeven? Zeg: Wilt gij niet inzien dat de bergen als vlokken wol zijn geworden en hoe de mensen diep verontrust zijn over de ontzaglijke majesteit van Gods Zaak? Getuigt hoe hun huizen ledige bouwvallen zijn en zij zelf een diep gezonken schare.
Dit is de Dag waarop de Albarmhartige is neergedaald op de wolken van kennis, bekleed met duidelijk waarneembare soevereiniteit. De daden der mensen zijn Hem welbekend. Hij is het, Wiens heerlijkheid niemand kan misverstaan, begreept gij het slechts. De hemel van iedere godsdienst is opengescheurd, de aarde van menselijk begrip gekloofd en men ziet de engelen Gods neerdalen. Zeg: Dit is de Dag der onthulling van gebreken. Waar vlucht gij heen? De bergen zijn voorbijgegaan, de hemelen samengevouwen en de gehele aarde wordt in Zijn greep gehouden, kon gij het slechts begrijpen. Wie kan u beschermen? Niemand, bij Hem Die Albarmhartig is! Niemand buiten God, de Almachtige, de Alglorierijke, de Weldadige. Iedere vrouw die een last in haar schoot had, heeft haar last afgeworpen. In deze Dag zien Wij de mensen in een roes, de Dag waarin mensen en engelen zijn bijeengekomen.
Zeg: Bestaat er enige twijfel over God? Aanschouwt hoe Hij uit de hemel van Zijn genade is nedergedaald, omgord met macht en bekleed met soevereiniteit. Bestaat er enige twijfel over Zijn tekenen? Opent uw ogen en overweegt Zijn duidelijk bewijs. Het Paradijs is aan uw rechterhand en is u nabij gebracht, terwijl de Hel in vlammen is gezet. Ziet haar verterend vuur. Haast u het Paradijs binnen te gaan als een teken van Onze genade voor u en drinkt de Wijn die het ware leven is uit de handen van de Albarmhartige.
Drinkt met weldadig genot, o volk van Bahá. Gij behoort met recht tot hen die het wel zal gaan. Dit is hetgeen wat zij die God nabij zijn, hebben bereikt. Dit is het stromende water dat u in de Qur'án en later in de Bayán, werd beloofd als beloning van uw Heer, de God van Barmhartigheid. Gezegend zijn zij die met volle teugen drinken.
O Mijn dienaar die uw gelaat naar Mij heeft gekeerd! Breng Gode dank voor het tot u neder zenden van deze Tafel in deze Gevangenis, opdat gij de mensen indachtig moogt maken aan de dagen van uw Heer, de Alglorierijke, de Alwetende. Aldus hebben Wij door de wateren van deze wijsheid en uiting, de fundamenten van uw geloof voor u gelegd. Dit is, waarlijk, het water waarop de Troon van uw Heer is opgericht. "Zijn Troon stond op de wateren". Overweeg dit in uw hart, opdat gij de betekenis moogt begrijpen. Zeg: Geprezen zij God, de Heer aller werelden.
Deel II
DE MANIFESTATIE VAN GOD;
ZIJN BETEKENIS IN HET VERTEGENWOORDIGEN VAN DE HOEDANIGHEDEN VAN GOD.
XIX. Voor ieder scherpziend en verlicht hart is het duidelijk dat God, de onkenbare Essentie, het goddelijk Wezen, onmetelijk verheven is boven iedere menselijke eigenschap, zoals lichamelijk bestaan, stijgen en neerdalen, vooruitgang en teruggang. Verre zij het van Zijn heerlijkheid dat de menselijke tong Zijn lof naar behoren kan verkondigen of het mensenhart Zijn onpeilbaar mysterie bevatten. Hij is en was altijd verborgen in de aloude eeuwigheid van Zijn wezen en zal eeuwigdurend in Zijn Werkelijkheid verborgen blijven voor het menselijk oog. "Geen blik ontwaart Hem, doch Hij ontwaart alles. Hij is de Onnaspeurlijke, de Aldoorziende."8....
Daar de deur tot de kennis van de Aloude der Dagen aldus voor alle wezens is gesloten, deed de Bron van oneindige genade, overeenkomstig Zijn gezegde: "Zijn genade gaat alle dingen te boven; Mijn genade heeft hen alle omvat", deze stralende Juwelen van Heiligheid uit het rijk van de geest verschijnen in de edele vorm van de menselijke tempel en zich aan alle mensen openbaren, opdat zij aan de wereld de geheimen van het onveranderlijke Wezen kunnen meedelen en vertellen van de subtiliteiten van Zijn onvergankelijke Essentie. Deze geheiligde Spiegels, deze Dageraden van aloude glorie, zijn allen de Belichaming op aarde van Hem Die de centrale Lichtbol is van het heelal, Zijn Essentie en uiteindelijke Doel. Uit Hem komt hun kennis en kracht; uit Hem spruit hun soevereiniteit voort. De schoonheid van hun aangezicht is slechts een weerspiegeling van Zijn beeld en hun openbaring een teken van Zijn onsterfelijke glorie. Zij zijn de Schatkamers van goddelijke kennis en de Bewaarplaatsen van hemelse wijsheid. Door hen wordt een genade overgebracht die oneindig is en door hen wordt het licht dat nimmer kan verflauwen geopenbaard.... Deze Tabernakels van heiligheid, deze eerste Spiegels die het licht van onvergankelijke glorie weerkaatsen, zijn slechts uitdrukkingen van Hem Die de Onzichtbare der Onzichtbaren is. Door de openbaring van deze juwelen van goddelijke deugd zijn alle namen en attributen van God, zoals kennis en macht, soevereiniteit en heerschappij, barmhartigheid en wijsheid, glorie, milddadigheid en genade kenbaar gemaakt. Deze attributen van God zijn niet en werden nooit aan bepaalde Profeten in het bijzonder verleend en aan andere onthouden. Neen, alle Profeten van God, Zijn welbegunstigden, Zijn heilige en uitverkoren Boodschappers, zijn, zonder uitzondering, de dragers van Zijn namen en de belichamingen van Zijn attributen. Zij verschillen alleen in de intensiteit van hun openbaring en de meer of minder sterke kracht van hun licht. Zoals Hij heeft geopenbaard: "Sommigen van de Apostelen hebben Wij doen uitblinken boven de anderen."9
Het is daarom zonneklaar, dat in de tabernakels van deze Profeten en Uitverkorenen van God het licht van Zijn oneindige namen en verheven attributen weerkaatst, zelfs al is het mogelijk dat het licht van sommige van deze attributen al dan niet vanuit deze heldere Tempels uiterlijk zichtbaar was voor het menselijk oog. Dat een zeker attribuut van God niet uiterlijk aan het licht kwam door deze Kernen van Onthechting sluit niet in dat Zij die de Dageraden van Gods attributen zijn en de Schatkamers van Zijn heilige namen, dit niet werkelijk bezaten. Daarom zijn deze verlichte Zielen, deze verheven Wezens, ieder voor zich begiftigd met alle attributen van God, zoals soevereiniteit, heerschappij en dergelijke, zelfs al zijn zij, uiterlijk bezien, verstoken van alle aardse majesteit....
XX. Weet voorzeker, dat de Ongeziene Zijn Essentie op generlei wijze vlees kan doen worden en deze evenmin voor de mens zichtbaar kan maken. Hij is en was steeds onmetelijk verheven boven al wat beschreven of waargenomen kan worden. Vanuit Zijn verblijf van heerlijkheid roept Zijn stem steeds: "Waarlijk, Ik ben God; er is geen ander God buiten Mij, de Alwetende, de Alwijze. Ik heb Mijzelf aan de mensen geopenbaard, en heb Hem neergezonden die de Dageraad is van de tekenen Mijner openbaring. Door middel van Hem heb Ik de gehele schepping doen getuigen dat er geen ander God is dan Hij, de Onvergelijkelijke, de Albezielde, de Alwijze". Hij Die voor de ogen van de mens eeuwig verborgen blijft, kan nimmer gekend worden behalve door Zijn Manifestatie, en Zijn Manifestatie kan geen groter bewijs van de waarheid van zijn zending aanvoeren dan het bewijs van Zijn eigen persoon.
XXI. O Salmán! De deur tot de kennis van het Aloude Wezen is altijd en zal altijd gesloten blijven voor het aangezicht der mensen. Geen menselijk verstand zal ooit tot Zijn heilige hof toegang verkrijgen. Als teken van Zijn barmhartigheid en als bewijs van Zijn goedertierenheid heeft Hij evenwel de Dagsterren van Zijn goddelijke leiding, de Zinnebeelden van Zijn goddelijke eenheid geopenbaard en bepaald dat de kennis van deze heilige Wezens identiek is aan de kennis van Zijn eigen Wezen. Al wie Hen herkent, heeft God erkend. En al wie gehoor geeft aan Hun roepstem, heeft gehoor gegeven aan de Stem van God, en al wie getuigt van de waarheid van Hun openbaring, heeft getuigd van de waarheid van God Zelf. Al wie zich van Hen afwendt, heeft zich van God afgewend, en al wie niet in Hen gelooft, heeft niet aan God geloofd. Ieder van Hen is de weg tot God welke deze wereld verbindt met de rijken in den hoge, en de Maatstaf van Zijn waarheid voor een ieder in de koninkrijken van hemel en aarde. Zij zijn de Manifestaties van God onder de mensen, de bewijzen van Zijn waarheid en de tekenen van Zijn heerlijkheid.
XXII. De Dragers van het vertrouwen Gods worden aan de volkeren der aarde bekendgemaakt als de Exponenten van een nieuwe Zaak en de Onthullers van een nieuwe Boodschap. Aangezien deze Vogels van de hemelse Troon allen zijn neergezonden uit de hemel van Gods Wil, en aangezien zij allen opstaan om Zijn onweerstaanbaar Geloof te verkondigen, daarom zijn zij allen te beschouwen als één ziel en één en dezelfde persoon. Want zij drinken allen uit de ene Beker van Gods liefde en allen hebben deel aan de vruchten van dezelfde Boom van Eenheid.
Ieder van deze Manifestaties van God heeft een tweevoudige rang. De ene is de rang van louter vergeestelijking en wezenlijke eenheid. In dit opzicht wijkt gij niet af van de waarheid, indien gij hen allen bij één naam noemt en aan hen allen dezelfde attributen toeschrijft. Zoals Hij heeft geopenbaard: "Niet maken Wij onderscheid tussen één van Zijn Boodschappers!"10 Want zij allen roepen de volkeren der aarde op tot erkenning van de Eenheid van God en zij kondigen hun de Kawthar aan van oneindige genade en milddadigheid. Zij zijn allen bekleed met het gewaad van Profeet en geerd met de mantel van heerlijkheid. Zo heeft Muhammad, de Punt van de Qur'án, geopenbaard: "Ik ben alle Profeten". Eveneens zegt Hij: "Ik ben de eerste Adam, Noach, Mozes en Jezus". Soortgelijke verklaringen werden afgelegd door 'Alí. Uitspraken als deze, die de wezenlijke eenheid van deze Exponenten van Eenheid aanduiden, zijn ook voortgevloeid uit de kanalen van Gods onsterfelijke uiting en de Schatkamers der juwelen van goddelijke kennis, en zijn opgetekend in de Schriften. Deze Verschijningen zijn de ontvangers van het goddelijke Gebod en de dageraden van Zijn Openbaring. Deze Openbaring is verheven boven de sluiers van meervoudigheid en de begrenzingen van aantal. Zo zegt Hij: "Onze Zaak is één en dezelfde".11 Aangezien de Zaak één en dezelfde is, zijn de Exponenten hiervan vanzelfsprekend ook één en dezelfde. Zoals de Imams van het islamitische Geloof, die lampen van zekerheid, hebben gezegd: "Muhammad is onze eerste, Muhammad is onze laatste, Muhammad ons alles."
Het is u overduidelijk dat alle Profeten de Tempels zijn van Gods Zaak, verschenen in verschillende stoffelijke omhulsels. Indien gij met scherpziende blik wilt waarnemen, dan zult gij zien dat zij allen verblijven in dezelfde tabernakel, zich verheffen in dezelfde hemel, gezeten zijn op dezelfde troon, dezelfde taal spreken en hetzelfde Geloof verkondigen. Van dien aard is de eenheid van deze Essenties van bestaan, deze Hemellichten van oneindige en onmetelijke luister. Zou daarom één van de Manifestaties van heiligheid verkondigen: "Ik ben de weerkeer van alle Profeten", dan spreekt hij waarlijk de waarheid. Evenzo is in iedere volgende Openbaring de terugkeer van de voorafgaande Openbaring een feit. Deze waarheid staat vast....
De andere rang is de rang van het onderscheid en behoort tot de wereld van de schepping en haar beperkingen. In dit opzicht bezit iedere Manifestatie van God een onderscheiden persoonlijkheid, heeft een duidelijk voorgeschreven opdracht, een voorbeschikte Openbaring en speciaal afgebakende beperkingen. Een ieder van hen wordt onder een andere naam gekend, wordt gekenmerkt door een speciale hoedanigheid, vervult een bepaalde Zending en is een eigen Openbaring toevertrouwd. Evenals Hij zegt: "Van de Apostelen hebben wij enkelen boven de anderen doen uitmunten. Met enkelen sprak God, enkelen verhief Hij tot een hoge rang en Jezus, zoon van Maria, schonken Wij duidelijke tekenen en Wij sterkten Hem met de Heilige Geest."12
Door dit verschil in rang en zending komt het, dat de woorden en uitspraken die voortvloeien uit deze Bronnen van goddelijke kennis, schijnbaar uiteenlopen en verschillen. Anderzijds zijn in de ogen van hen die zijn ingewijd in de mysteries van goddelijke wijsheid, al hun uitingen in werkelijkheid slechts de uitdrukking van één Waarheid. Daar de meeste mensen deze rangen, waarnaar Wij hebben verwezen, niet naar waarde hebben geschat, voelen zij zich verward en ontmoedigd door de uiteenlopende uitspraken die zijn verkondigd door de Manifestaties, uitspraken die in wezen dezelfde betekenis hebben.
Het is altijd duidelijk geweest dat al deze afwijkende uitingen toe te schrijven zijn aan verschil in rang. Zo zijn, bezien uit het standpunt van hun eenheid en verheven onthechting, de attributen Godheid, Goddelijkheid, Allerhoogste Eenheid en Innerlijke Essentie, toepasselijk geweest en nog van toepassing op deze Essenties van het zijn, aangezien zij allen verblijven op de troon van de goddelijke Openbaring en zijn gevestigd op de zetel van goddelijke Verborgenheid. Door hun verschijning wordt de Openbaring van God kenbaar gemaakt, en door hun aanschijn wordt de Schoonheid van God geopenbaard. Aldus heeft men de woorden van God Zelf door deze Manifestaties van het goddelijke Wezen horen uiten.
Bezien in het licht van hun tweede rang - de rang van het onderscheid, verscheidenheid, aardse beperkingen en maatstaven - manifesteren zij volkomen dienstbaarheid, uiterste armoede en volledige zelfuitwissing. Zoals Hij zegt: "Ik ben de dienaar van God. Ik ben slechts een mens zoals gij." . . .
Zou één der alomvattende Manifestaties van God verklaren: "Ik ben God", dan spreekt Hij voorwaar de waarheid, en dit leidt geen twijfel. Want het is herhaaldelijk aangetoond dat door hun Openbaring, hun attributen en namen, de Openbaring van God, Zijn naam en Zijn attributen kenbaar worden gemaakt aan de wereld.
Zo heeft Hij geopenbaard: "Die pijlen waren van God, niet de Uwe".13 En ook zegt Hij: "Waarlijk, zij die U trouw zweren, zweren werkelijk trouw aan God".14 En zou één hunner verklaren: "Ik ben de Boodschapper van God", dan spreekt Hij eveneens de waarheid, de ontwijfelbare waarheid. Evenals Hij zegt: "Muhammad is niet de vader van één uwer, doch Hij is de Boodschapper van God". In dit licht bezien zijn zij allen slechts Boodschappers van die volmaakte Koning, de onveranderlijke Essentie. En zouden zij allen verkondigen: "Ik ben het Zegel der Profeten", dan spreken zij slechts de waarheid, zonder een zweem van twijfel. Want zij allen zijn slechts één persoon, één ziel, één geest, één wezen, één openbaring. Zij zijn allen de manifestaties van het "Begin" en het "Einde", de "Eerste" en de "Laatste", de "Kenbare'en de "Verborgene" - dit alles behoort tot Hem Die de innerlijke Geest der Geesten is en de eeuwige Essentie der Essenties. En zouden zij zeggen: "Wij zijn de dienaren Gods",15 dan is dit eveneens een duidelijk en onbetwistbaar feit. Want zij zijn geopenbaard in de uiterste staat van dienstbaarheid, een dienstbaarheid zoals geen mens ooit kan bereiken. Zo hielden deze Essenties van bestaan, in ogenblikken dat zij diep ondergedompeld waren in de oceanen van aloude en eeuwige heiligheid of wanneer zij omhoog wiekten naar de meest verheven toppen van goddelijke verborgenheden, staande dat hun uitspraken de goddelijke Stem, de Roepstem van God Zelf waren.
Zou het oog des onderscheids worden geopend, dan zou het erkennen dat zij juist in deze staat zichzelve beschouwden als volkomen in de schaduw gesteld en niet-bestaand tegenover Hem Die de Aldoordringende, de Onvergankelijke is. Mij dunkt dat zij zichzelf beschouwden als volkomen niets en hun vermelding in die Hof achtten als een daad van heiligschennis. Want het minste gefluister van het ik is in zulk een Hof een teken van aanmatiging en onafhankelijk bestaan. In de ogen van hen die deze Hof bereikt hebben is zo'n ingeving alleen al een ernstige overtreding. Hoeveel ernstiger zou het zijn, indien er in die Tegenwoordigheid van iets anders gewag zou worden gemaakt, indien iemands hart, tong, verstand of ziel zich zou bezighouden met iets anders dan de Welbeminde, indien zijn ogen een ander aangezicht zouden aanschouwen dan Zijn Schoonheid, of indien zijn oor zou luisteren naar enig andere melodie dan Zijn Stem en zijn voeten een andere weg dan Zijn weg zouden betreden....
Krachtens deze rang hebben zij voor zichzelf er aanspraak op gemaakt de Stem der Godheid te zijn en wat daarmee overeenkomt, terwijl zij krachtens hun rang van Boodschappers zich tot de Boodschappers van God hebben verklaard. Bij iedere gelegenheid hebben zij een uitspraak gedaan die in overeenstemming was met de vereisten van de aangelegenheid en al deze uitspraken komen uit HenzeL voort, uitspraken die alle gebieden bestrijken van het rijk van goddelijke Openbaring tot het rijk der schepping en van het domein van goddelijkheid tot zelfs het domein van het aardse bestaan. Zo komt het dat wat zij ook zeggen, of het nu betrekking heeft op het rijk van goddelijkheid, heerschappij, van de Profeten en Boodschappers, Behoeders, Apostelen of Dienaren, alles zonder een zweem van twijfel waar is. Daarom moeten deze gezegden welke Wij ter ondersteuning van Onze bewijsvoering hebben aangehaald aandachtig worden overwogen, opdat de uiteenlopende uitspraken van de Manifestaties van de Ongeziene en de Dageraden van heiligheid niet langer de ziel verontrusten en het verstand in verwarring brengen.
XXIII. Denk aan de vroegere generaties. Zie hoe iedere keer wanneer de Dagster van goddelijke Milddadigheid het licht van Zijn Openbaring over de wereld verspreidde, de mensen van Zijn Dag tegen Hem opstonden en Zijn waarheid verloochenden. Zij die beschouwd werden als de leiders der mensen hebben zonder uitzondering gepoogd hun volgelingen te beletten zich tot Hem Die de Oceaan van Gods onbegrensde milddadigheid is te keren.
Zie hoe de mensen, tengevolge van het oordeel uitgesproken door de godgeleerden van Zijn tijd, Abraham, de Vriend van God, hebben verworpen; hoe Mozes, Hij die met de Almachtige sprak, openlijk werd veroordeeld als een leugenaar en een lasteraar. Bedenk hoe Jezus, de Geest van God, ondanks Zijn buitengewone zachtmoedigheid en volkomen teerhartigheid, door Zijn vijanden werd behandeld. Zo meedogenloos was het verzet waar Hij, de Essentie van het Bestaan en Heer van het zichtbare en onzichtbare, tegenover stond, dat Hij nergens Zijn hoofd kon neerleggen. Hij zwierf voortdurend van de ene plaats naar de andere, verstoken van een vaste woonplaats. Overweeg datgene wat Muhammad overkwam, het Zegel der Profeten, moge het leven van alle anderen aan Hem worden opgeofferd. Hoe zwaar waren de rampspoeden die de leiders van bet joodse volk en de afgodendienaren lieten neerdalen op Hem, die de Opperheer van allen is, tengevolge van Zijn verkondiging van de eenheid van God en van de waarheid van Zijn Boodschap! Bij de gerechtigheid van Mijn Zaak! Mijn Pen kreunt en al het geschapene weent met luide weeklacht, tengevolge van de kwellingen die Hij onderging door toedoen van hen die het Verbond Gods hebben verbroken, Zijn testament ontwijd, Zijn bewijzen verworpen, en Zijn tekenen betwist. Aldus verhalen Wij u de geschiedenis van dat wat gebeurde in vervlogen tijden, opdat gij het misschien kunt begrijpen.
Gij hebt gezien hoe zwaar Gods Profeten, Zijn Boodschappers en Uitverkorenen werden gekweld. Overpeins een wijle de beweegredenen en de oorzaken die tot zulk een vervolging gevoerd hebben. Nimmer, in geen enkele Godsbeschikking, zijn de Profeten Gods ontkomen aan de godslastering van hun vijanden, de wreedheid van hun onderdrukkers, de veroordeling van de geleerden van hun tijd, die verschenen onder het mom van rechtschapenheid en vroomheid. Dag en nacht maakten Zij een zielesmart door die door niemand ooit gepeild kan worden, behalve door de kennis van de ene ware God, verheven zij Zijn glorie.
Beschouw deze Verguisde. Alhoewel de duidelijkste bewijzen de waarheid van Zijn Zaak bevestigen, alhoewel de voorspellingen die Hij in onmiskenbare taal heeft gedaan in vervulling zijn gegaan, alhoewel en ondanks het feit dat Hij niet onder de geleerden gerekend werd, ongeschoold was en onervaren in de woordenstrijd, gangbaar onder de godgeleerden, heeft Hij de vloed van Zijn menigvuldige en goddelijk bezielde kennis over de mensen uitgestort; doch, zie hoe deze generatie Zijn gezag heeft verworpen en tegen Hem in opstand is gekomen! Hij werd gedurende het grootste deel van Zijn leven zwaar beproefd in de klauwen van Zijn vijanden. Zijn lijden heeft nu het hoogtepunt bereikt in deze kwellende Gevangenis, waarin Zijn onderdrukkers Hem zo onrechtvaardig hebben geworpen. God geve dat gij met een scherpzinnige blik en stralend hart de dingen moogt waarnemen die zich hebben voorgedaan en die nu gebeuren en terwijl gij deze in uw hart overweegt, moogt erkennen wat de meeste mensen in deze Dag niet hebben bemerkt. Het behage God u in staat te stellen de welriekendheid van Zijn Dag te mogen inademen, deel te hebben aan de onbeperkte uitstortingen van Zijn genade, u volop te laven door middel van Zijn goedgunstige genade uit de allergrootste Oceaan die in deze Dag in naam van de Aloude Koning opwelt, en standvastig en onwrikbaar als een berg te blijven in Zijn Zaak.
Zeg: Ere zij U Die alle heiligen hun hulpeloosheid deed bekennen tegenover de menigvuldige openbaringen van Uw macht en iedere Profeet zijn nietszijn deed erkennen bij de glans van Uw durende heerlijkheid. Ik smeek U, bij Uw Naam welke de poorten des hemels ontsloot en de Schare in den hoge met verrukking vervulde, mij in staat te stellen U te dienen in deze Dag en mij te sterken om hetgeen Gij voorschreef in Uw Boek na te komen. Gij weet, o mijn Heer, hetgeen is in mij, doch ik weet niet hetgeen is in U. Gij zijt de Alwetende, de Albezielde.
XXIV. Hoedt u, o gelovigen in de Eenheid van God, dat gij niet in de verleiding komt enig onderscheid te maken tussen welke ook van de Manifestaties van Zijn Zaak of tussen de tekenen die hun Openbaring hebben begeleid en aangeduid. Dit is werkelijk de ware betekenis van goddelijke Eenheid, als gij behoort tot hen die deze waarheid verstaan en erin geloven. Weest bovendien verzekerd dat de werken en handelingen van elk van de Manifestaties Gods - ja zelfs al hetgeen tot hen behoort en al hetgeen zij in de toekomst mogen openbaren door God werden beschikt en een weerspiegeling zijn van Zijn Wil en Plan. Al wie het geringste onderscheid maakt tussen hun persoon, hun woorden, hun boodschap, hun daden en wijze van handelen, heeft in feite niet in God geloofd, heeft Zijn tekenen verworpen en de Zaak van Zijn Boodschap- pers verraden.
XXV. Het is duidelijk dat ieder tijdperk, waarin een Manifestatie van God heeft geleefd, goddelijk werd beschikt, en in zekere zin gekenmerkt kan worden als de door God bestemde Dag. Deze Dag, evenwel, is ongeëvenaard en moet onderscheiden worden van de dagen die zijn voorafgegaan aan deze. De aanduiding "Zegel der Profeten" onthult ten volle de hoge rang ervan. De profetische Cyclus is, voorwaar, geëindigd. De eeuwige Waarheid is nu gekomen. Hij heeft het Vaandel van Macht geheven en stort thans de onverduisterde pracht van Zijn Openbaring uit over de wereld.
XXVI. Geprezen zij God, de Albezitter, de Koning van onvergelijkelijke heerlijkheid, een lof die het verstand van al het geschapene onmetelijk ver te boven gaat en verheven is boven het bevattingsvermogen van 's mensen verstand. Niemand buiten Hem is ooit in staat geweest Zijn lof naar behoren te bezingen, en evenmin zal enig mens er ooit in slagen Zijn heerlijkheid ten volle te beschrijven. Wie is er die er aanspraak op kan maken de hoogten van Zijn verheven Essentie te hebben bereikt, en welke geest kan de diepten van Zijn ondoorgrondelijk mysterie peilen? Van iedere openbaring, voortstromende uit de Bron van Zijn heerlijkheid, zijn heilige en oneindige bewijzen van onvoorstelbare pracht verschenen, en vanuit iedere manifestatie van Zijn onoverwinnelijke macht zijn oceanen van eeuwig licht gestroomd. Hoe oneindig verheven zijn de wonderbaarlijke bewijzen van Zijn machtige soevereiniteit, welke allen die in de hemelen en op aarde zijn geheel zou vernietigen, zo zij hiervan slechts een glimp zouden opvangen! Hoe onbeschrijfelijk verheven zijn de bewijzen van Zijn volmaakte macht, waarvan een enkel teken, hoe onbetekenend ook, het begrip van al wat in het leven werd geroepen sedert het begin dat geen begin heeft, of in de toekomst geschapen zal worden tot het einde dat geen einde heeft, te boven moet gaan. Alle Belichamingen van Zijn Namen zwerven in de wildernis van het zoeken, dorstend en verlangend om Zijn Essentie te ontdekken, en alle Manifestaties van Zijn hoedanigheden smeken Hem, vanuit de Sinaï van Heiligheid, Zijn Mysterie op te helderen.
Een druppel van de golvende oceaan van Zijn oneindige barmhartigheid heeft de gehele schepping getooid met het sieraad van het bestaan en een ademtocht, geademd vanuit Zijn weergaloos Paradijs, heeft alle wezens bekleed met het gewaad van Zijn heiligheid en heerlijkheid. Een sprenkeltje uit de peilloze diepte van Zijn oppermachtige en allesdoordringende Wil heeft, vanuit het volslagen niets een oneindig uitgestrekte en eeuwigdurende schepping doen ontstaan. Aan de wonderen van Zijn milddadigheid kan geen einde komen en de stroom van Zijn barmhartige genade kan nooit tot staan worden gebracht. De voortgang van Zijn schepping had geen begin en kan geen einde hebben.
In ieder tijdperk en cyclus heeft Hij door middel van het schitterende licht, uitgestraald door de Manifestaties van Zijn wonderbaarlijke Essentie, alle dingen herschapen, opdat al wat in de hemelen en op aarde de tekenen van Zijn heerlijkheid weerspiegelt, de uitstortingen van Zijn barmhartigheid niet onthouden zal worden, noch wanhoopt aan de stroom van Zijn gunsten. Hoe alomvattend zijn de wonderen van Zijn grenzeloze genade! Ziet hoe zij de gehele schepping hebben doordrongen. Zodanig is hun kracht, dat geen enkel atoom in het gehele universum gevonden kan worden dat de bewijzen van Zijn macht niet verkondigt, dat Zijn heilige Naam niet verheerlijkt of dat niet de uitdrukking is van Zijn eenheid. Zo volmaakt en veelomvattend is Zijn schepping dat noch verstand noch hart, hoe scherp en zuiver ook, ooit de aard van het meest onbeduidende van Zijn schepselen kan begrijpen; nog minder het mysterie van Hem Die de Dagster van waarheid, Die de onzichtbare en onkenbare Essentie is, kan doorgronden. De voorstellingen van de vroomsten onder de mystici, de kundigheden van de meest talentvolle onder de mensen, de hoogste lof die de menselijke tong of pen kan betuigen, zijn allen het resultaat van de begrensde geest der mensen en worden bepaald door diens beperkingen. Tienduizend Profeten, ieder van hen een Mozes, zijn als door de bliksem getroffen op de Sinaï van hun vorsen, door Zijn onverbiddelijke stem: "Gij zult Mij nimmer aanschouwen!", terwijl talloze Boodschappers, ieder even voornaam als Jezus, terneergeslagen zijn op hum hemelse troon door het verbod: "Mijn Essentie zult gij nimmer begrijpen!" Sedert onheuglijke tijden bleef Hij verborgen in de onuitsprekelijke heiligheid van Zijn verheven Zelf en zal eeuwigdurend gehuld blijven in het ondoorgrondelijke mysterie van Zijn onkenbaar Wezen. Iedere poging om zich een begrip te vormen van Zijn ongenaakbare Werkelijkheid is op volslagen verbijstering uitgelopen, en iedere inspanning om Zijn verheven Zelf nader te kennen en Zijn Essentie te aanschouwen, is tot vertwijfeling en mislukking gedoemd.
Hoe verbijsterend is voor mij, onbeduidend als ik ben, de poging om de heilige diepten van Uw kennis te peilen! Hoe nutteloos zijn mijn inspanningen om mij de grootte van de macht, eigen aan het werk Uwer handen - de openbaring van Uw scheppende kracht - voor te stellen! Hoe kan mijn oog dat niet in staat is zichzelf waar te nemen, er aanspraak op maken Uw Essentie te hebben waargenomen, en hoe kan mijn hart dat niet eens bij machte is de betekenis van zijn eigen vermogens te bevatten, zich aanmatigen Uw aard te hebben begrepen? Hoe kan ik er aanspraak op maken U te kennen, terwijl de gehele schepping verbijsterd is door Uw mysterie, en hoe kan ik getuigen U niet te hebben gekend, terwijl toch het hele universum Uw Tegenwoordigheid verkondigt en van Uw waarheid getuigt? De poorten van Uw genade hebben in alle eeuwigheid opengestaan en de wegen van toegang tot Uw Tegenwoordigheid werden gebaand voor al het geschapene, en de openbaringen van Uw onvergelijkelijke Schoonheid werden te allen tijde op de werkelijkheid aller wezens, zichtbaar en onzichtbaar, gestempeld. Toch voel ik mij gedrongen om, ondanks deze meest genadige gunst, deze voortreffelijke en volmaakte gave, te getuigen dat Uw hof van heiligheid en heerlijkheid onmetelijk verheven is boven de kennis van alles buiten U, en het mysterie van Uw Tegenwoordigheid ondoorgrondelijk is voor iedere geest, behalve de Uwe. Geen ander dan Gij kan het geheim van Uw aard ontrafelen en niets anders behalve Uw bovenzinnelijke Essentie kan de werkelijkheid van Uw onnaspeurlijke wezen begrijpen. Hoe immens groot is het aantal hemelse en alglorierijke wezens die in de wildernis van het gescheiden-zijn van U, al de dagen van hun leven hebben gezworven en uiteindelijk faalden U te vinden! Hoe groot is de menigte gewijde en onsterfelijke zielen die verloren en verbijsterd waren bij het zoeken in de woestijn van het vorsen om Uw aangezicht te aanschouwen! Ontelbaar zijn Uw vurige minnaars die de verterende vlam van het veraf-zijn van U heeft doen bezwijken en vergaan, en talloos zijn de trouwe zielen die vrijwillig hun leven hebben gegeven in de hoop het licht van Uw aangezicht te aanschouwen. Het zuchten en kreunen van deze hunkerende harten die vurig naar U verlangen, kan Uw heilig hof nooit bereiken en evenmin kunnen de weeklachten van de reizigers die ernaar dorsten om voor Uw aangezicht te verschijnen, Uw zetel van heerlijkheid bereiken.
XXVII. Alle lof aan de eenheid van God en alle eer aan Hem, de soevereine Heer, de onvergelijkelijke en alglorierijke Heerser van het heelal, Die uit het volslagen niets de werkelijkheid aller dingen schiep, Die uit het niets aan de meest verfijnde en subtiele elementen van Zijn schepping bestaan gaf en Die om Zijn schepselen te bewaren voor de vernedering van verafzijn en de gevaren van uiteindelijke ondergang hen in Zijn koninkrijk van onvergankelijke heerlijkheid heeft opgenomen. Niets buiten Zijn alomvattende genade en Zijn aldoordringende barmhartigheid had dit ooit kunnen volbrengen. Hoe zou het anders voor het loutere niets mogelijk zijn geweest uit zichzelf de waardigheid en het vermogen te verkrijgen, om uit zijn staat van niet-zijn te treden in de wereld van het zijn?
Na de wereld en al hetgeen erin leeft en beweegt te hebben geschapen, verkoos Hij door de rechtstreekse werking van Zijn onbeperkte en soevereine Wil de mens te onderscheiden door hem het unieke vermogen te verlenen, Hem te kennen en lief te hebben - een vermogen dat beschouwd moet worden als de bezielende kracht, het voornaamste doel en de grondslag van de gehele schepping . . . Op de diepste werkelijkheid van ieder geschapen ding heeft Hij het licht van één Zijner namen laten schijnen en het ontvankelijk gemaakt voor de heerlijkheid van één van Zijn hoedanigheden. Op de wezenlijkheid van de mens echter richtte Hij de glans van al Zijn namen en hoedanigheden en maakte hem tot een spiegel van Zijn eigen wezen.
Uit al het geschapene werd alleen de mens voor zulk een grote gunst, zulk een blijvende milddadigheid uitverkoren.
Deze krachten waarmede de Dagster van goddelijke milddadigheid en de Bron van hemelse leiding de wezenlijkheid van de mens heeft begiftigd, liggen evenwel in hem verborgen gelijk de vlam in de kaars verborgen is en de lichtstralen potentieel in de lamp aanwezig zijn.
De uitstraling van deze krachten kan door wereldse begeerten worden verduisterd, evenals het licht van de zon verborgen kan blijven onder het stof en het vuil die de spiegel bedekken. Noch de kaars noch de lamp kan door eigen krachtsinspanning gaan branden, noch zal het de spiegel ooit mogelijk zijn zichzelf van het stof te bevrijden. Het is volkomen duidelijk dat de lamp nooit kan branden alvorens deze is aangestoken, en de spiegel, tenzij het stof is verwijderd, nooit het beeld van de zon kan weergeven of haar licht en haar heerlijkheid weerspiegelen.
En aangezien er geen band van directe gemeenschap kan zijn die de ene ware God met Zijn schepping verbindt en er geen enkele overeenkomst kan bestaan tussen het vergankelijke en de Eeuwige, het toevallige en de Absolute, heeft Hij beschikt dat in ieder tijdperk en iedere beschikking een zuivere en onbevlekte Ziel in de koninkrijken van hemel en aarde wordt geopenbaard. Aan dit ondoorgrondelijke, dit mysterieuze en hemelse Wezen heeft Hij een tweevoudige natuur toegekend: de stoffelijke die behoort tot de wereld van de stof en de geestelijke die uit het wezen van God Zelf is geboren. Bovendien heeft Hij Hem een dubbele rang verleend. De eerste rang die betrekking heeft op Zijn innerlijkste wezen duidt op Hem als Een wiens stem de stem van God Zelf is. Hiervan getuigt de traditie: "Veelvuldig en mysterieus is Mijn relatie tot God. Ik ben Hem, Hemzelf, en Hij is Ik, Mijzelf, behalve dat Ik ben Wie ik ben en Hij is Wie Hij is". En evenzo de woorden: "Verrijs, O Muhammad, want zie, de Beminde en de Geliefde zijn in U met elkaar verbonden en in U verenigd" . Insgelijks zegt Hij: "Er is geen enkel onderscheid tussen U en Hen, behalve dat Zij Uw dienaren zijn". De tweede rang is de menselijke rang die toegelicht wordt door de volgende verzen: "Ik ben slechts een mens zoals u". "Zeg: Ere zij mijn Heer! Ben ik meer dan een mens, een apostel?" Deze Essenties van onthechting, deze schitterende Werkelijkheden zijn de kanalen van Gods aldoordringende genade. Geleid door het licht van nimmer falende leiding, en bekleed met de hoogste soevereiniteit, hebben Zij de opdracht de inspiratie van Hun woorden, de uitstralingen van Hun onfeilbare genade en de heiligende bries van Hun Openbaring aan te wenden voor de zuivering van ieder verlangend hart en iedere ontvankelijke geest van de droesem en het stof van aardse zorgen en beperkingen. Dan en alleen dan, zal het Pand van God, verborgen in de werkelijkheid van de mens, van achter de sluier van verborgenheid te voorschijn komen, even luisterrijk als de opkomende Hemelbol van goddelijke Openbaring, en het vaandel van Zijn geopenbaarde heerlijkheid planten op de top van 's mensen hart.
Uit de voorgaande passages en zinspelingen is het ontwijfelbaar duidelijk gemaakt dat er in de koninkrijken van hemel en aarde beslist een Wezen geopenbaard moet worden, een Essentie die zal handelen als een Manifestatie en Drager voor het overbrengen van de genade van de Goddelijkheid Zelf, de Opperheer van allen. Door de leringen van deze Dagster van Waarheid zal ieder mens vooruitgaan en zich ontwikkelen totdat hij de staat bereikt waarin alle verborgen krachten, waarmede zijn ware wezen werd begiftigd, aan de dag kunnen treden. Dit is het ware doel waartoe in ieder tijdperk en iedere godsbeschikking de Profeten Gods en Zijn uitverkorenen onder de mensen zijn verschenen en zulk een uit God geboren kracht en macht hebben getoond als alleen de Eeuwige kan openbaren.
Kan iemand met een gezond verstand zich ooit in alle ernst voorstellen dat, met het oog op bepaalde woorden waarvan hij de bedoeling niet kan begrijpen, de poort van Gods oneindige leiding ooit gesloten kan zijn voor de ogen der mensen? Kan hij zich ooit een begin of een einde voorstellen van deze goddelijke stralende Sterren, deze schitterende Lichten? Welke uitstortende vloed kan vergeleken worden met de stroom van Zijn alomvattende genade, en welke zegen kan de bewijzen van een zo grote en doordringende barmhartigheid overtreffen? Er kan absoluut geen twijfel over bestaan dat, zou de vloed van Zijn barmhartigheid en genade slechts één ogenblik aan de wereld worden onthouden, deze geheel zou vergaan. Om deze reden werden vanaf het begin dat geen begin heeft, de poorten van goddelijke barmhartigheid opengeworpen voor de gehele schepping, en de wolken der Waarheid zullen tot het einde dat geen einde heeft hun gunsten en milddadigheden steeds doen neerdalen op de vruchtbare bodem van menselijke bekwaamheid, werkelijkheid en persoonlijkheid. Op deze wijze is God steeds te werk gegaan vanaf het begin der tijden tot in alle eeuwigheid.
XXVIII. Gelukkig is de mens die op zal staan om Mijn Zaak te dienen en Mijn schone Naam te verheerlijken. Grijp Mijn Boek vast met de kracht van Mijn macht en houdt u strikt aan alle geboden, welke uw Heer, de Bestierder, de Alwijze, daarin heeft voorgeschreven. Zie, O Muhammad, hoe de uitspraken en de handelingen van de volgelingen van de Shi'ah Islam de vreugde en het vuur uit de eerste dagen hebben getemperd en de oorspronkelijke pracht van zijn licht hebben doen tanen. In de eerste dagen toen zij nog de leringen, verbonden met de naam van hun Profeet, de Heer der mensheid, volgden, werd hun loopbaan gekenmerkt door een onafgebroken reeks overwinningen en triomfen. Naarmate zij geleidelijk van het pad van hun volmaakte Leider en Meester afdwaalden, zij zich afwendden van Gods licht en het grondbeginsel van Zijn goddelijke eenheid verbasterden, en daar zij steeds meer hun aandacht vestigden op hen die slechts de onthullers waren van de kracht van Zijn Woord, werd hun macht in zwakheid, hun luister in schande, hun moed in vrees veranderd. Gij zijt getuige van de toestand waarin zij nu verkeren. Zie hoe zij zich gelijk hebben gesteld met Hem die het Middelpunt is van goddelijke eenheid. Zie, hoe hun euveldaden hen verhinderd hebben, op de Dag der Opstanding, het Woord van Waarheid, verheven zij Zijn heerlijkheid, te erkennen. Wij koesteren de hoop dat dit volk zich voortaan zal beschermen tegen ijdele verwachtingen en nutteloze verbeeldingen, en tot een juist begrip van de betekenis van de eenheid van God zal komen.
De Persoon van de Manifestatie is altijd de vertegenwoordiger en de spreekbuis van God geweest. Hij is in waarheid de Dageraad van Gods meest voortreffelijke titels en de Dageraadsplaats van Zijn verheven hoedanigheden. Als wie dan ook naast Hem geplaatst zou worden als Zijn gelijke, als zij beschouwd zouden worden als gelijkwaardig aan Zijn Persoon, hoe kan men dan volhouden dat het goddelijk Wezen Eén en Onvergelijkelijk is, dat Zijn Essentie ondeelbaar en weergaloos is? Overdenk hetgeen Wij, door de kracht van de waarheid, aan u hebben geopenbaard en behoor tot hen die de betekenis hiervan begrijpen.
XXIX. Het doel van God met de schepping van de mens was en zal altijd zijn, hem in staat te stellen zijn Schepper te kennen en Zijn tegenwoordigheid te bereiken. Van dit voortreffelijke oogmerk, dit hoogste doel getuigen op ondubbelzinnige wijze alle hemelse Boeken en de goddelijk geopenbaarde en belangrijke Geschriften. Al wie de Dageraad van goddelijke leiding heeft herkend en Zijn heilige Hof is binnengetreden is dicht tot God genaderd en heeft Zijn tegenwoordigheid bereikt, een tegenwoordigheid die het ware paradijs is en waarvan de meest verheven verblijven des hemels slechts een zinnebeeld zijn. Zulk een mens is tot de kennis gekomen van Hem die zich bevindt "op de afstand van twee bogen", Hij die staat voorbij de Sadratu'l-Muntaha. Al wie gefaald heeft Hem te erkennen zal zichzelf veroordeeld hebben tot de ellende van het veraf-zijn, een veraf-zijn dat louter niets-zijn is en de kern van het hellevuur. Dat zal zijn lot zijn ook al zou hij naar uiterlijke schijn de hoogste posities in de wereld bekleden en op de hoogste troon zitten.
Ongetwijfeld is Hij, die de Dageraad der Waarheid is, ten volle in staat om verdoolde zielen van zulk een veraf-zijn te redden en hen Zijn hof te doen naderen en Zijn Tegenwoordigheid te laten bereiken. "Zo het God had behaagd zou Hij voorzeker alle mensen tot één volk hebben gemaakt". Zijn oogmerk is evenwel, om de zuiveren van geest en de onthechten van hart, door middel van hun eigen aangeboren vermogens in staat te stellen, zich te verheffen tot de kusten van de Grootste Oceaan, opdat daardoor diegenen die de Schoonheid van de Alglorierijke zoeken, onderscheiden en gescheiden kunnen worden van de verdoolden en de verdorvenen. Aldus is door de alglorierijke en luisterrijke Pen beschikt ....
Dat de Manifestaties van goddelijke gerechtigheid, de Dageraden van hemelse genade, toen Zij onder de mensen verschenen, altijd verstoken waren van alle aardse heerschappij en Hun de middelen tot uitoefening van wereldlijk gezag waren ontzegd, moet toegeschreven worden aan dit zelfde beginsel van scheiding en onderscheiding, welke het goddelijk Doel bezielt. Als de Eeuwige Essentie alles wat in Hem verborgen is zou openbaren, als Hij in de volheid van Zijn heerlijkheid zou schijnen, dan zou er niemand gevonden worden die Zijn macht zou betwijfelen of Zijn waarheid afwijzen. Ja zelfs, al het geschapene zou zo verblind en als door de bliksem getroffen zijn door de bewijzen van Zijn licht dat zij tot volkomen nietszijn zouden worden teruggebracht. Hoe kunnen dan onder zulke omstandigheden de godvruchtigen worden onderscheiden van de verdorvenen?
Dit beginsel is in iedere voorgaande Godsbeschikking van kracht geweest en is ruimschoots aangetoond.... Dit is de reden waarom in ieder tijdperk, wanneer er een nieuwe Manifestatie verscheen en een nieuwe openbaring van Gods alles te boven gaande macht aan de mensen werd geschonken, zij die niet in Hem geloofden, misleid als zij waren door het verschijnen van de weergaloze en eeuwige Schoonheid in het gewaad van sterfelijke mensen, faalden Hem te erkennen. Zij zijn van Zijn pad afgedwaald en hebben Zijn gezelschap vermeden - het gezelschap van Hem die het Symbool is van de nabijheid van God. Zij zijn zelfs opgestaan om de gelederen van de gelovigen te decimeren en degenen die in Hem geloofden uit te roeien.
Zie hoe in deze Godsbeschikking de onwaardigen en dwazen zich ijdellijk verbeeld hebben dat zij door middel van bloedbaden, roof en verbanning de Lamp die de Hand van goddelijke macht had ontstoken, konden uitdoven en de Dagster van eeuwigdurende pracht verduisteren. Hoe volkomen onwetend schenen zij te zijn van de waarheid dat zulke tegenspoed de olie is die de vlam van deze Lamp voedt! Zodanig is Gods herscheppende kracht. Hij verandert al wat Hij wil; Hij heeft waarlijk macht over alle dingen. . . . Overweeg te allen tijde dat het oppergezag uitgeoefend wordt door de volmaakte Koning, en zie de bewijzen van Zijn macht en beslissende invloed. Heilig uw oren van de beuzelpraat van hen die de zinnebeelden zijn van verloochening en de vertegenwoordigers van geweld en boosheid. Het uur nadert waarin gij getuige zult zijn van de macht van de ene ware God, zegevierend over al het geschapene, en van de tekenen van Zijn oppermacht die de gehele schepping omvat. Op die dag zult gij ontdekken dat alles buiten Hem zal zijn vergeten en als louter niets zal worden beschouwd.
Men moet evenwel bedenken dat God en Zijn Manifestatie onder geen beding kunnen worden gescheiden van de grootheid en verhevenheid die hun eigen zijn. Ja zelfs grootheid en verhevenheid zijn op zichzelf de scheppingen van Zijn Woord, zo gij door Mijn ogen en niet door de uwe verkiest te zien.
XXX. God getuigt dat er geen ander God is buiten Hem, de Genadige, de Welbeminde. Alle genade en milddadigheid zijn van Hem. Aan een ieder die Hij wil geeft Hij al wat Hij wenst. Hij is, waarlijk, de Almogende, de Almachtige, de Helper-in-Nood, de Bij-Zich-Bestaande. Wij geloven waarlijk aan Hem die, in de persoon van de Báb, werd neergezonden door de Wil van de ene ware God, de Koning der Koningen, de Alomgeprezene. Wij zweren, bovendien, trouw aan Hem die, in de tijd van Mustagháth, bestemd is om geopenbaard te worden, evenals aan Degenen die na Hem zullen komen tot aan het einde dat geen einde kent. Wij erkennen in de manifestatie van een ieder van hen hetzij uiterlijk of innerlijk, de manifestatie van niemand anders dan van God Zelf, zo gij behoort tot hen die begrijpen. Een ieder van hen is een spiegel van God, niets anders weerspiegelend dan Hemzelf, Zijn Schoonheid, Zijn Macht en Heerlijkheid, zo gij wenst te begrijpen. Alle anderen buiten hem moeten beschouwd worden als spiegels die in staat zijn de heerlijkheid van deze Manifestaties, die op zichzelf de oorspronkelijke Spiegels van het Wezen van God zijn, te weerspiegelen, zo gij niet verstoken zijt van begrip. Niemand is ooit aan hen ontkomen en evenmin moet iemand hen beletten hun doel te bereiken. Deze spiegels zullen elkaar eeuwigdurend opvolgen en zullen het licht van de Aloude der Dagen blijven weerkaatsen. Degenen die hun heerlijkheid weerspiegelen zullen evenzo voor eeuwig blijven bestaan, aangezien de genade Gods nooit zal ophouden te stromen. Dit is een waarheid die niemand kan weerleggen.
XXXI. Beschouw met uw innerlijk oog de reeks van opeenvolgende Openbaringen, welke de Manifestatie van Adam met die van de Báb verbinden. Ik getuig voor God dat een ieder van deze Manifestaties werd neergezonden door de werking van de Wil en het Plan van God, dat ieder de drager was van een bepaalde boodschap en aan ieder van hen een goddelijk geopenbaard Boek werd toevertrouwd en ieder de opdracht kreeg de geheimen van een machtige Tafel te onthullen. De omvang van de Openbaring waarmede ieder van hen werd vereenzelvigd was duidelijk afgebakend. Dit is waarlijk een teken van Onze gunst jegens hen, zo gij behoort tot hen die deze waarheid begrijpen . . . En toen dit proces van voortschrijdende openbaring zijn hoogtepunt bereikte in het stadium waarin Zijn weergaloos, Zijn heiligst en verhevenst Aanschijn ontsluierd had moeten worden voor 's mensen oog verkoos Hij Zijn Wezen te verbergen achter duizend sluiers, opdat niet ontheiligende sterfelijke ogen Zijn heerlijkheid zouden ontdekken. Hij deed dit op een tijdstip toen de tekenen en bewijzen van een goddelijk bestemde Openbaring over Hem werden uitgestort - tekenen en bewijzen die niemand anders kan beoordelen dan de Heer, uw God, de Heer aller werelden. En toen de aangewezen tijd van verborgenheid was vervuld, verspreidden Wij - nog in talloze sluiers gehuld - een oneindig kleine glimp van de stralende Heerlijkheid die het Gelaat van de Jongeling omhulde, en zie, de gehele schare der bewoners van de Rijken in den hoge werden gegrepen door een heftige beroering en de uitverkorenen Gods vielen voor Hem in aanbidding neer. Hij heeft, waarlijk, een luister geopenbaard zoals niemand in de gehele schepping ooit heeft aanschouwd, aangezien Hij is opgestaan om persoonlijk Zijn Zaak te verkondigen aan allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn.
XXXII. Dat wat gij gehoord hebt met betrekking tot Abraham, de Vriend van de Albarmhartige, is de waarheid, hierover bestaat geen twijfel. De stem van God gebood Hem Ismaël op te offeren als een offerande, om zijn standvastigheid in het Geloof van God en zijn onthechting van alles buiten Hem aan de mensen te tonen. De bedoeling van God was bovendien, om hem op te offeren als een losprijs voor de zonden en ongerechtigheden aller volkeren op aarde. Jezus, de Zoon van Maria, bad de ene ware God, verheven zij Zijn Naam en heerlijkheid, Hem deze zelfde eer te willen verlenen. Om dezelfde reden werd Husayn als offerande opgeofferd door Muhammad, de Apostel van God.
Geen mens kan ooit beweren de aard van de verborgen en veelvuldige genade Gods te hebben begrepen; niemand kan Zijn alomvattende barmhartigheid doorgronden. Zodanig was de verdorvenheid der mensen en hun overtredingen, zo zwaar de beproevingen waarmede de Profeten Gods en hun uitverkorenen bezocht werden, dat de gehele mensheid verdient gemarteld te worden en om te komen. Gods verborgen en meest liefdevolle voorzienigheid heeft haar echter, zowel door zichtbare als onzichtbare machten, beschermd en zal haar blijven beschermen tegen de straf voor haar verdorvenheid. Overweeg dit in uw hart, opdat de waarheid aan u moge worden geopenbaard en blijf standvastig op Zijn weg.
XXXIII. Door Ons werd verordend dat het Woord Gods en alle latente krachten aan de mensen zullen worden geopenbaard, volkomen in overeenstemming met de voorwaarden welke voorbeschikt werden door Hem Die de Alwetende, de Alwijze is. Wij hebben bovendien verordend dat de sluier van verborgenheid geen andere zal zijn dan Zijn eigen Zelf. Waarlijk zo groot is Onze macht om Ons doel te bereiken. Mocht worden toegestaan dat het Woord plotseling alle daarin verborgen geestelijke krachten zou vrijmaken, dan was er geen mens die het gewicht van een zo machtige Openbaring zou kunnen verdragen. Neen, allen die in de hemel en op aarde zijn zouden in ontsteltenis daarvoor vluchten.
Overweeg datgene wat aan Muhammad, de Apostel van God, werd neergezonden. De omvang van de Openbaring waarvan Hij de drager was, was duidelijk voorbeschikt door Hem Die de Almachtige, de Almogende is. Zij echter die Hem hoorden, konden Zijn bedoeling slechts begrijpen overeenkomstig hun geestelijke staat en hun bevattingsvermogen. Evenzo onthulde Hij het Aangezicht van Wijsheid in verhouding tot hun vermogen om het gewicht van Zijn Boodschap te dragen. Nauwelijks had de mensheid het stadium van volwassenheid bereikt of het Woord openbaarde voor 's mensen oog de verborgen geestelijke krachten waarmede het begiftigd was - geestelijke krachten die zich openbaarden in de volheid van hun luister, toen in het jaar zestig de Aloude Schoonheid verscheen in de persoon van 'Alí- Muhammad, de Báb.
XXXIV. Alle lof en heerlijkheid zij God Die door de kracht van Zijn macht, Zijn schepping heeft bevrijd van de naaktheid van het nietbestaan, en deze bekleedde met de mantel van het leven. Uit al het geschapene heeft Hij als blijk van Zijn bijzondere gunst de zuivere, op een juweel gelijkende werkelijkheid van de mens gekozen, en deze met het ongeëvenaarde vermogen bekleed Hem te kennen en de grootheid van Zijn heerlijkheid te weerspiegelen. Deze tweevoudige onderscheiding die hem werd geschonken, heeft zijn hart gezuiverd van de roest van alle ijdele begeerten en maakte hem het kleed waardig, waarmede Zijn Schepper hem genadiglijk bekleedde. Het heeft gediend om zijn ziel te verlossen van de rampzalige toestand van onwetendheid.
Dit gewaad, waarmede het lichaam en de ziel van de mens getooid werd, is de ware grondslag van zijn welzijn en ontwikkeling. O, hoe gezegend de dag wanneer de mens, geholpen door de genade en de macht van de ene ware God, zich zal hebben bevrijd uit de gevangenschap en van de verdorvenheid der wereld en al wat daarin is, en ware en duurzame rust gevonden zal hebben onder de schaduw van de Boom der Kennis !
Het lied dat de vogel van uw hart zong in zijn grote liefde voor zijn vrienden heeft hun oren bereikt, en Mij bewogen uw vragen te beantwoorden en die geheimen aan u te openbaren als Mij is toegestaan bekend te maken. In uw gewaardeerde brief hebt gij gevraagd welke van de Profeten Gods als verhevener dan de anderen beschouwd zouden moeten worden. Weet voorzeker dat in wezen alle Profeten Gods een en dezelfde zijn. Hun eenheid is volkomen. God, de Schepper, zegt: Er is geen enkel onderscheid tussen de Dragers van Mijn Boodschap. Allen hebben zij slechts één doel; hun geheim is hetzelfde geheim. Eén van hen grotere eer te bewijzen of enkelen boven anderen te verheffen, is geenszins geoorloofd. Iedere ware Profeet beschouwde Zijn Boodschap als in wezen gelijk aan de Openbaring van iedere andere voor Hem verschenen Profeet. Indien daarom enig mens faalt deze waarheid te begrijpen en zich dientengevolge ijdele en ongepaste taal veroorlooft, mag niemand wiens inzicht juist en wiens begrip verlicht is, ooit toelaten dat zulk ijdel gepraat hem in zijn geloof doet wankelen.
De omvang van de openbaring der Godsgezanten moet echter in deze wereld verschillen. Elk van hen is de Drager van een bepaalde Boodschap en is gemachtigd Zich door specifieke handelingen te openbaren. Dit is de reden waarom zij in grootheid schijnen te verschillen. Hun openbaring kan worden vergeleken met het maanlicht dat zijn glans over de aarde verspreidt. Ofschoon de maan telkens als zij verschijnt in een andere mate haar helderheid uitstraalt, kan noch haar inherente glans afnemen noch haar schijnsel worden gedoofd.
Hieruit blijkt dus duidelijk dat enig schijnbaar verschil in de intensiteit van het licht der Profeten niet inherent is aan het licht zelf, doch eerder moet worden toegeschreven aan de wisselende ontvankelijkheid van een voortdurend veranderende wereld. Aan iedere Profeet die de almachtige en weergaloze Schepper besloot tot de volkeren der aarde te zenden, werd een Boodschap toevertrouwd en de opdracht gegeven op een wijze te handelen die het beste beantwoordde aan de eisen van de tijd waarin Hij verscheen. Gods plan met het zenden van Zijn Profeten naar de mensen is tweeledig. Ten eerste om de mensenkinderen van het duister der onwetendheid te bevrijden en hen naar het licht van waar begrip te leiden. Ten tweede om de vrede en rust van de mensheid te verzekeren en in alle middelen te voorzien waardoor deze tot stand gebracht kunnen worden.
De Profeten Gods moeten beschouwd worden als geneesheren wier taak het is het welzijn van de wereld en haar volkeren te bevorderen, opdat zij door de geest van eenheid de ziekte van een verdeelde wereld kunnen genezen. Niemand heeft het recht hun woorden in twijfel te trekken of hun handelwijze te kleineren, want zij zijn de enigen die er aanspraak op kunnen maken de ziekte te begrijpen en zijn kwalen feilloos te onderkennen. Geen mens, hoe scherpzinnig zijn inzicht ook mag zijn, kan ooit hopen de hoogte van wijsheid en begrip van de goddelijke Geneesheer te bereiken. Geen wonder dus dat de in deze tijd door de geneesheer voorgeschreven behandeling niet geheel gelijk is aan die welke Hij vroeger voorschreef. Hoe zou het anders kunnen zijn, dat de kwalen waaraan de zieke lijdt in ieder stadium van zijn ziekte een speciaal geneesmiddel vereisen. Op dezelfde wijze hebben de Profeten Gods iedere keer dat zij de wereld hebben verlicht met de luisterrijke straling van de Dagster van goddelijke kennis, telkens weer de volkeren opgeroepen Gods licht te aanvaarden door die middelen, welke het beste beantwoorden aan de eisen van de tijd waarin Zij verschenen. Aldus waren Zij in staat het duister van onwetendheid te verdrijven en de luister van hun kennis over de wereld te doen schijnen. Daarom moet het oog van ieder mens met onderscheidingsvermogen gericht zijn op het diepste wezen van deze Profeten, aangezien hun enige doel steeds is geweest de dwalenden te leiden en de gekwelden vrede te geven. Dit zijn geen dagen van voorspoed en triomf. De gehele mensheid heeft te kampen met velerlei kwalen. Spant u daarom in om haar leven te redden door het heilzame geneesmiddel dat de almachtige hand van de onfeilbare Geneesheer heeft bereid.
En nu betreffende uw vraag ten aanzien van de aard van de religie. Weet dat zij die waarlijk wijs zijn de wereld hebben vergeleken met de menselijke tempel. Evenals het lichaam van de mens kleding behoeft moet ook het lichaam van het mensdom worden getooid met de mantel van gerechtigheid en wijsheid. Zijn kleed is de Openbaring die God hem geschonken heeft. Wanneer dit kleed aan het doel beantwoord heeft, zal de Almachtige het voorzeker vernieuwen. Want ieder tijdperk heeft behoefte aan een nieuwe gave van het licht Gods. Iedere goddelijke Openbaring werd zo neergezonden dat zij beantwoordde aan de omstandigheden van de tijd waarin zij verscheen.
Wat uw vraag betreft aangaande de uitspraken van de leiders van vroegere godsdiensten: ieder wijs en lofwaardig mens zal ongetwijfeld zulk ijdel en nutteloos gepraat schuwen. De onvergelijkbare Schepper schiep alle mensen uit een en dezelfde stof en verhief hun diepste wezenlijkheid boven die van Zijn overige scheppingen. Welslagen of mislukking, winst of verlies, moeten daarom afhangen van de inspanningen van de mens zelf. Hoe meer hij zich inspant, des te groter zal zijn vooruitgang zijn. Wij hopen van harte dat de voorjaarsregens van Gods milddadigheid de bloemen van waar begrip zullen doen opkomen uit de grond van de harten der mensen en hen mogen reinigen van alle aardse bezoedelingen.
XXXV. Denkt een wijle diep na. Wat bracht in iedere Godsbeschikking de volkeren der aarde ertoe de Manifestatie van de Albarmhartige te schuwen? Wat zou hen ertoe hebben aangezet om zich van Hem af te keren en Zijn gezag te betwisten? Zouden de mensen deze woorden die uit de Pen van de goddelijke Bestierder zijn gevloeid overdenken, dan zouden zij, allen zonder uitzondering, zich haasten de waarheid van deze door God gegeven en immerdurende Openbaring aan te nemen, en getuigenis afleggen van datgene wat Hijzelf plechtig heeft bevestigd. Het is de sluier van nutteloze inbeelding die, in de dagen der Manifestaties van de Eenheid Gods en de Dageraden van Zijn eeuwigdurende heerlijkheid, tussen hen en de overige mensheid is gekomen en zal blijven komen. Want in die dagen openbaart Hij Die de Eeuwige Waarheid is, Zich in overeenstemming met datgene wat Hij Zelf heeft beoogd en niet volgens de wensen en verwachtingen der mensen. Evenals Hij heeft geopenbaard: "Steeds wanneer dan een Apostel tot u komt met dat wat uw ziel niet begeert, zwelt gij van trots en behandelt sommigen als bedriegers en doodt anderen".
Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat indien deze Apostelen in vervlogen tijden waren verschenen in overeenstemming met de onnutte voorstelling welke de harten der mensen hadden gemaakt, niemand de waarheid van deze geheiligde Wezens zou hebben verworpen. Ofschoon zulke mensen dag en nacht bezig waren de ene ware God te gedenken, en zich vroom bezighielden met het verrichten van hun godsdienstoefeningen, faalden zij uiteindelijk de Dageraden van de tekenen Gods en de Manifestaties van Zijn onweerlegbare bewijzen te erkennen, en deel te hebben aan hun genade. Hiervan getuigen de heilige Geschriften. Gij hebt ongetwijfeld hiervan gehoord.
Beschouwt de Godsbeschikking van Jezus Christus. Ziet, hoe alle geleerden van die generatie, ofschoon zij vurig verlangden naar de Beloofde, Hem niettemin hebben verloochend. Zowel Annas, de meest geleerde onder de geestelijken van zijn tijd, als Kajafas, de hogepriester, klaagden Hem aan en spraken Zijn doodvonnis uit.
Evenzo, toen Muhammad, de Profeet Gods - mogen alle mensen Hem ten offer zijn - verscheen, stonden in de eerste dagen van Zijn Openbaring de geleerden uit Mecca en Medina tegen Hem op en verwierpen Zijn Boodschap, terwijl degenen die van alle kennis verstoken waren Zijn geloof hebben erkend en omhelsd. Denkt een wijle diep na. Beschouwt hoe Balal, de Etiopiër, ongeletterd als hij was, opsteeg tot de hemel van geloof en zekerheid, terwijl 'Abdu'llah Ubayy, een leider onder de geleerden, zich boosaardig inspande om Hem te bestrijden.
Ziet hoe een eenvoudige herder zo werd meegesleept door de geestvervoerende woorden van God dat hij in staat was toegang te verkrijgen tot de woonplaats van zijn Welbeminde en verenigd werd met Hem Die de Heer der Mensheid is, terwijl zij die zich beroemden op hun kennis en wijsheid ver zijn afgedwaald van Zijn pad en verstoken bleven van Zijn genade. Juist daarom heeft Hij geschreven: "Wie onder u wordt verhoogd, zal worden verlaagd en wie wordt verlaagd, zal worden verhoogd". Verwijzingen naar dit onderwerp zijn in de meeste heilige Boeken te vinden, evenals in de uitspraken van de Profeten en Boodschappers van God.
Voorwaar Ik zeg u, dusdanig is de grootheid van deze Zaak dat de vader zijn zoon ontvliedt en de zoon zijn vader ontvliedt. Herinnert u zich het verhaal van Noach en Kanaan. God geve dat gij uzelf in deze dagen van hemelse verrukking, de zoete geuren van de Alglorierijke God niet zult onthouden, en in deze geestelijke Lente deel moogt hebben aan de uitstortingen van Zijn genade. Staat op in de naam van Hem Die de belichaming van alle kennis is, verheft uw stem en verkondigt Zijn Zaak met volkomen onthechting aan de geleerdheid der mensen. Ik zweer bij de Dagster van goddelijke Openbaring ! Op hetzelfde ogenblik dat gij opstaat, zult gij er getuige van zijn hoe een vloed van goddelijke kennis uit uw hart zal stromen, en zult gij de wonderen van Zijn hemelse wijsheid aanschouwen, zoals deze voor u zijn geopenbaard in al hun heerlijkheid. Zoudt gij de zoetheid der Woorden van de Albarmhartige proeven, dan zoudt gij zonder aarzelen uzelf verzaken en uw leven geven voor de Welbeminde.
Wie kan ooit geloven dat deze Dienaar van God ook maar een enkel ogenblik in Zijn hart de wens heeft gekoesterd naar enige aardse eer of voordeel? De Zaak die is verbonden met Zijn Naam, gaat de vergankelijke dingen van deze wereld ver te boven. Aanschouwt Hem, een banneling, een slachtoffer van tirannie, in deze Allergrootste Gevangenis. Zijn vijanden hebben Hem van alle kanten aangevallen, en zullen voortgaan dit te doen tot aan het einde van Zijn leven. Al wat Hij derhalve tot u zegt is geheel ter wille van God, opdat wellicht de volkeren der aarde hun hart zullen reinigen van de smet van slechte begeerten, de sluier ervan uiteen mogen scheuren en de kennis van de ene ware God mogen bereiken - de meest verheven staat waar een mens naar streven kan. Hun geloof of ongeloof in Mijn Zaak kan Mij baten, noch schaden. Wij roepen hen op geheel ter wille van God. Hij kan het Zich waarlijk veroorloven het buiten alle schepselen te stellen.
XXXVI. Weet, dat toen de Zoon des Mensen Zijn geest overgaf aan God, de gehele schepping weende met groot geween. Door Zichzelf te offeren werd al het geschapene met nieuwe kracht bezield. De bewijzen hiervoor zijn in alle volkeren der aarde zichtbaar en liggen nu duidelijk voor u. De diepste wijsheid welke de wijzen hebben geuit, de hoogste geleerdheid die enig verstand ontvouwde, de kunstwerken welke de bekwaamste handen hebben gewrocht, de invloed door de machtigste heerser uitgeoefend, zijn slechts manifestaties van de bezielende kracht, vrijgekomen door Zijn alles overtreffende, Zijn aldoordringende en luisterrijke Geest. Wij getuigen dat toen Hij in de wereld kwam, Hij de pracht van Zijn heerlijkheid over al het geschapene verspreidde. Door Hem herstelde de melaatse van de melaatsheid van verdorvenheid en onwetendheid. Door Hem werden de onreinen en eigenzinnigen genezen. Door Zijn macht, uit de Almachtige God geboren, werden de ogen der blinden geopend en de ziel van de zondaar geheiligd.
Onder melaatsheid moet worden verstaan iedere sluier die ligt tussen de mens en de erkenning van de Heer, zijn God. Al wie toelaat dat hij wordt afgehouden van Hem is waarlijk een melaatse die niet in het Koninkrijk van God, de Machtige, de Alomgeprezene zal worden vermeld. Wij getuigen dat door de Kracht van het woord Gods iedere melaatse werd gereinigd, iedere ziekte werd genezen en alle menselijke zwakheid werd verdreven. Hij is het Die de wereld gezuiverd heeft. Gezegend zij de mens die zich met stralend gelaat naar Hem heeft gekeerd.
XXXVII. Gezegend is de mens die zijn geloof in God en in Zijn tekenen heeft beleden, en heeft ingezien dat "Hem niet naar Zijn handelen zal worden gevraagd". Zulk een inzicht is door God gemaakt tot het sieraad van ieder geloof en de ware grondslag ervan. Hiervan moet de aanvaarding van iedere voortreffelijke daad afhangen. Houdt uw blik hierop gericht, dat wellicht de inblazingen van de opstandigen u niet zullen doen uitglijden.
Zou Hij beschikken dat datgene geoorloofd is wat sinds onheuglijke tijden verboden was en verbieden wat te allen tijde als geoorloofd was beschouwd, dan heeft niemand het recht Zijn gezag in twijfel te trekken. Al wie weifelt, al is het korter dan een ogenblik, moet als een overtreder worden beschouwd.
Al wie deze verheven en fundamentele waarheid niet heeft erkend en deze allerhoogste staat niet heeft bereikt, zal door de stormen van twijfel worden verontrust, en zijn ziel zal door de uitspraken van de ongelovigen in verwarring worden gebracht. Hij die dit beginsel heeft erkend zal met de volmaaktste standvastigheid worden begiftigd. Alle eer zij aan deze glorierijke staat, welks vermelding iedere verheven Tafel siert. Aldus luidt de lering die God u schenkt, een lering die iedere vorm van twijfel en verwarring bij u zal wegnemen, en u in staat zal stellen in deze wereld en in de volgende verlossing deelachtig te worden. Hij is waarlijk de Immer Vergevende, de Milddadigste. Hij is het Die de Boodschappers heeft uitgezonden, en de Boeken heeft neergezonden om te verkondigen "Er is geen ander God dan Ik, de Almachtige, de Alwijze".
XXXVIII. Weet voorzeker dat in iedere Godsbeschikking het licht van goddelijke Openbaring aan de mensen werd gegeven in rechtstreekse verhouding tot hun geestelijke vermogens. Beschouwt de zon. Hoe zwak zijn zijn stralen op het ogenblik dat hij boven de horizon verrijst. Hoe geleidelijk nemen zijn warmte en kracht toe naarmate hij het zenit nadert, middelerwijl al het geschapene in staat stellend om zich aan te passen aan de toenemende sterkte van zijn licht. Hoe gestadig verminderen zij tot hij het punt bereikt waarop hij ondergaat. Zou hij plotseling alle krachten die in hem verborgen zijn onthullen, dan zou hij ongetwijfeld al het geschapene schade toebrengen.... Als de Zon der waarheid, in het beginstadium van zijn openbaring, de vermogens welke de voorzienigheid van de Almachtige hem hebben verleend, plotseling in zijn geheel zou openbaren, zou op dezelfde wijze de aarde van menselijk verstand verwoest en vernietigd worden; want 's mensen hart zou noch de sterkte van zijn openbaring kunnen verdragen, noch zou het in staat zijn de glans van zijn licht te weerspiegelen. Ontzet en overweldigd zou het ophouden te bestaan.
XXXIX. Geprezen zijt Gij, O Heer Mijn God, voor de wondere openbaringen van Uw ondoorgrondelijk gebod en de menigvuldige rampen die Gij voor Mij hebt bestemd. Eens hebt Gij Mij in de handen van Nimrod overgeleverd; een andere keer stond Gij toe dat Farao's roede Mij vervolgde. Alleen Gij kunt, door Uw alomvattende kennis en de werking van Uw wil, de ontelbare beproevingen welke Ik door hun toedoen heb ondergaan, schatten. Eens hebt Gij Mij in de gevangeniscel van de goddelozen geworpen, om geen andere reden dan dat Mij werd ingegeven in de oren van de uitverkoren bewoners van Uw Koninkrijk een aanduiding te fluisteren van de visie, waarmede Gij Mij door Uw kennis inspireerde, en door de kracht van Uw macht de betekenis ervan aan Mij openbaarde. Een andere keer hebt Gij Mij geboden dat Ik onthoofd zou worden door het zwaard van de ongelovigen. Daarna werd Ik gekruisigd omdat Ik de verborgen juwelen van Uw glorierijke eenheid voor de ogen der mensen ontsluierde, daar Ik hun de wondere tekenen van Uw soevereine en eeuwigdurende macht openbaarde. Hoe bitter waren in een volgend tijdperk de vernederingen, waarmede Ik overstelpt werd in de vlakte van Karbila! Hoe eenzaam voelde Ik mij onder Uw volk! Tot welk een staat van hulpeloosheid werd Ik gebracht in dat land ! Niet tevreden met zulk een onwaardige behandeling, hebben Mijn vervolgers Mij onthoofd, en Mijn hoofd hoog meegedragen van land tot land, hebben zij het met openlijk vertoon de starende ongelovige menigte laten zien en hebben het geplaatst op de zetel der verdorvenen en ongelovigen. In een later tijdperk werd Ik opgehangen en werd Mijn borst tot doelwit der pijlen van boosaardige wreedheid van Mijn vijanden gemaakt. Mijn ledematen werden doorzeefd met kogels en Mijn lichaam werd in stukken gescheurd. Ten slotte, ziet hoe in deze Dag Mijn verraderlijke vijanden tegen Mij hebben samengespannen en voortdurend samenzweren om het vergif van haat en boosaardigheid in de zielen van Mijn dienaren te laten indringen. Uit alle macht beramen zij plannen om hun doel te bereiken... Hoe smartelijk Mijn toestand ook is, O God, Mijn Welbeminde, Ik betuig U Mijn dank, en Mijn geest is dankbaar voor al wat Mij is overkomen op het pad van Uw welbehagen. Ik ben overgelukkig met datgene wat Gij voor Mij hebt beschikt en Ik verwelkom, hoe rampzalig het ook zij, het leed en de smart die Ik moet ondergaan.
XL. O Mijn Welbeminde! Gij hebt Uw adem in Mij geblazen en hebt Mij gescheiden van Mijzelf. Gij hebt vervolgens bevolen dat niet meer dan een vaag spiegelbeeld, een louter zinnebeeld van Uw Werkelijkheid in Mij onder de verdorvenen en de afgunstigen moet worden achtergelaten. Zie, hoe door dit zinnebeeld misleid, zij tegen Mij zijn opgestaan en Mij met hun loocheningen hebben overstelpt! Onthul daarom Uw Wezen, O Mijn Meest Geliefde, en verlos Mij uit deze toestand.
Daarop antwoordde een Stem: "Ik bemin, Ik heb dit zinnebeeld innig lief. Hoe kan Ik toestaan dat alleen Mijn ogen dit zinnebeeld aanschouwen en dat geen enkel hart, behalve het Mijne, het erkent? Bij Mijn Schoonheid, welke dezelfde is als Uw Schoonheid! Het is Mijn wens voor Mijn eigen ogen U te verbergen; hoeveel te meer nog voor de ogen van de mensen!"
Ik bereidde Mij voor om antwoord te geven, toen, zie, de Tafel plotseling werd beëindigd, Mijn onderwerp onvoltooid latend, en de parel van Mijn uitspraak bleef onafgeregen.
XLI. God is Mij tot getuige, O mensen! Ik lag in slaap op Mijn legerstede, toen zie, de Bries van God over Mij heen streek en Mij uit Mijn sluimer deed ontwaken. Zijn bezielende Geest deed Mij herleven en Mijn tong werd losgemaakt om Zijn Roep te verkondigen. Beschuldigt Mij niet tegen God te hebben gezondigd. Aanschouwt Mij, niet met uw ogen, maar met de Mijne. Aldus waarschuwt Hij Die de Genadige, de Alwetende is. Denkt gij, o mensen, dat Ik de macht over Gods hoogste Wil en Doel in Mijn handen houd? Het zij verre van Mij om zulk een aanspraak te maken. Hiervan getuig Ik voor God, de Almachtige, de Verhevene, de Alwetende, de Alwijze. Zo Ik de uiteindelijke bestemming van Gods Geloof in Mijn handen had gehad, dan zou Ik nooit, al ware het één ogenblik, hebben toegestaan Mij aan u te openbaren, en evenmin zou Ik Mij hebben veroorloofd één woord over Mijn lippen te laten komen. Hiervan is God Zelf Mij, waarlijk, tot getuige.
XLII. O ZOON VAN RECHTVAARDIGHEID! In het diepst van de nacht begaf zich de schoonheid van het onsterfelijk Wezen van de smaragden hoogte van trouw naar de Sadratu'l-Muntahá en weende zo bitter dat de hemelse scharen en de bewoners van de rijken in den hoge weeklaagden over Zijn wenen. Daarop werd er gevraagd: Waarom dit wenen en klagen? Hij antwoordde: zoals geboden wachtte Ik hoopvol op de heuvel van trouw, doch ademde niet de geur van trouw in van hen die op aarde verwijlen. Dan tot terugkeer gemaand zag Ik plotseling dat enige duiven van heiligheid het zwaar te verduren hadden in de klauwen van aardse honden. Waarop de hemelse Maagd ongesluierd en stralend uit Haar mystieke woning snelde en naar hun namen vroeg, en alle werden genoemd op één na. Na aandringen werd de eerste letter ervan gezegd, waarop de bewoners van de hemelse verblijven uit hun woning van heerlijkheid toesnelden. En toen de tweede letter werd uitgesproken, vielen zij allen neer in het stof. Op dat moment weerklonk een stem uit het binnenste van het heiligdom: "Tot hiertoe en niet verder." Waarlijk, wij getuigen van hetgeen zij hebben gedaan en nu nog doen.
XLIII. O Afnán, O gij die zijt voortgesproten uit Mijn oude Stam! Mijn heerlijkheid en Mijn goedertierenheid ruste op u. Hoe onmetelijk is het tabernakel van de Zaak Gods! Het overschaduwt alle volkeren en geslachten op aarde en zal eerlang de gehele mensheid onder zijn beschutting bijeenbrengen. Uw dag van dienen is nu aangebroken. Ontelbare Tafelen getuigen van de gaven die u rijkelijk werden geschonken. Verheft u voor de triomf van Mijn Zaak en wint door de kracht van uw woorden het hart der mensen. Gij moet aantonen wat de vrede en het welzijn van de armzaligen en vertrapten zal verzekeren. Omgordt de lendenen van uw streven, opdat gij de gevangene kunt verlossen van zijn ketenen en hem in staat kunt stellen ware vrijheid te bereiken.
Gerechtigheid betreurt in deze tijd haar jammerlijke staat en billijkheid kreunt onder het juk van verdrukking. De zware wolken van tirannie verduisteren de aarde en omsluiten haar volkeren. Door de beweging van Onze Pen van heerlijkheid hebben Wij in opdracht van de almachtige Beschikker ieder menselijk omhulsel nieuw leven ingeblazen en ieder woord met nieuwe kracht begiftigd. Al het geschapene toont de bewijzen van deze wereldomvattende vernieuwing. Dit is de grootste, de meest vreugdevolle tijding die door de Pen van deze Verguisde aan de mensheid is gegeven. Waarvoor vreest gij, o Mijn geliefden? Wie kan u ontmoedigen? Een weinig vocht is voldoende om de hard geworden klei waaruit deze eigenzinnige generatie is gevormd, op te lossen. Alleen reeds het feit van uw samenkomen is voldoende om de strijdkrachten van deze ijdele en nietswaardige mensen te verstrooien. . . .
Ieder weldenkend mens zal in deze tijd geredelijk toegeven dat de raad die de Pen van de Verguisde heeft geopenbaard, de hoogste bezielende kracht is voor de vooruitgang van de wereld en de verheffing van haar volkeren. Verheft u, o mensen, en besluit door de kracht van Gods macht de overwinning op uzelf te behalen, zodat de gehele mensheid kan worden bevrijd en gelouterd van haar knechtschap aan de goden van haar ijdele verbeelding - goden die haar zulk een schade berokkenen en verantwoordelijk zijn voor de ellende van hun rampzalige aanbidders. Deze afgoden vormen de hindernis die de mens belemmert in zijn pogingen tot vooruitgang op de weg naar volmaaktheid. Wij koesteren de hoop dat de Hand der goddelijke macht de mensheid bijstaat en haar verlost uit haar staat van jammerlijke vernedering.
In een van de Tafelen zijn deze woorden geopenbaard: O volk Gods! Houdt u niet bezig met uw eigen belangen; laat uw denken gericht zijn op hetgeen de mensheid geluk en welzijn brengt, en hart en ziel der mensen heiligt. Dit kan het beste worden bereikt door zuivere en heilige daden, door een deugdzaam leven en een goed gedrag. Dappere daden zullen de triomf van deze Zaak verzekeren en een godvruchtig karakter zal haar kracht versterken. Houdt u aan rechtvaardigheid, o volk van Bahá. Dit waarlijk is het gebod dat deze Verguisde u geeft, en het eerste dat Zijn onbeperkte Wil voor een ieder van u uitkoos.
O vrienden! Het betaamt u uw ziel te verkwikken en te verlevendigen door de genadige gunsten die in deze goddelijke, deze zielvervoerende Lente over u worden uitgestort. De Dagster van Zijn verheven heerlijkheid spreidt haar licht over u uit en de wolken van Zijn onbegrensde genade beschutten u. Hoe groot is de beloning voor hem die zich een zo grote milddadigheid niet onthoudt, noch faalt de schoonheid van Zijn Meest Geliefde in Zijn nieuwe gewaad te herkennen. Waakt over uzelf want de Boze ligt op de loer, klaar om u te verstrikken. Staalt u tegen zijn snode listen en ontvlucht, geleid door het licht van de naam van de alziende God, de u omringende duisternis. Laat uw blik veeleer de wereld omvatten in plaats van beperkt te blijven tot uw eigen ik. De Boze is hij die de vooruitgang tegenhoudt en de geestelijke ontwikkeling van de mensenkinderen belemmert.
In deze Dag is het de plicht van ieder mens zich te houden aan al hetgeen het belang van alle naties en rechtvaardige regeringen bevordert en hun staat verhoogt. Door ieder vers dat de Pen van de Allerhoogste heeft geopenbaard, zijn de deuren van liefde en eenheid ontsloten en wijd voor het gezicht der mensen geopend. Wij hebben eertijds verklaard - en Ons Woord is de waarheid - "Verkeert met de volgelingen van alle religies in een geest van vriendelijkheid en kameraadschap". Al wat de mensenkinderen ertoe heeft gebracht elkander te mijden en onenigheid en verdeeldheid onder hen heeft veroorzaakt, is door de openbaring van deze woorden nietig verklaard en afgeschaft. Met het doel de wereld van het bestaan te veredelen en 's mensen geest en ziel te verheffen, is uit de hemel van Gods Wil neergezonden hetgeen het doeltreffendste middel is voor de opvoeding van de gehele mensheid. De diepste zin en volmaaktste uitdrukking van al hetgeen de volkeren eertijds hebben gezegd of geschreven, is door middel van deze machtigste Openbaring neergezonden uit de hemel van de Wil van de Albezittende, de eeuwige God. Vroeger is geopenbaard: "Liefde voor het vaderland is een bestanddeel van het Godsgeloof". De Tong van verhevenheid heeft echter ten tijde van Zijn manifestatie verkondigd: "Men beroeme zich er niet op zijn vaderland lief te hebben, doch stelle er een eer in de wereld lief te hebben". Door de kracht die door deze verheven woorden vrijkwam, heeft Hij aan de vogels der mensenharten een frisse impuls en een nieuwe richting gegeven en ieder spoor van voorbehoud en beperking uit Gods Heilig Boek gewist...
O volk van Gerechtigheid! Weest zo stralend als het licht en zo schitterend als het vuur dat in de Braamstruik brandde. De helderheid van het vuur van uw liefde zal zonder twijfel de strijdende volkeren en geslachten op aarde samensmeden en verenigen, terwijl de felheid van de vlam van vijandschap en haat slechts strijd en vernietiging kan teweegbrengen Wij smeken God, Zijn schepselen te beschermen tegen de snode plannen van Zijn vijanden. Voorwaar, Hij heeft macht over alle dingen.
Eer en lof zij de ene ware God - verheven zij Zijn glorie - daar Hij door de Pen van de Allerhoogste de deur van 's mensen hart heeft geopend. Ieder vers dat deze Pen heeft geopenbaard, is een helder stralende poort die de heerlijkheden ontsluit van een heilig en godvruchtig leven, van zuivere en onbevlekte daden. De oproep en boodschap die Wij gaven, waren nooit bedoeld om slechts één land of één volk te bereiken of te bevoordelen. De mensheid in haar geheel moet zich vastberaden houden aan al hetgeen haar werd geopenbaard en geschonken. Dan, slechts dan zal zij ware vrijheid erlangen. De gehele aarde is verlicht met de stralende heerlijkheid van Gods Openbaring. In het jaar zestig stond Hij die het licht van goddelijke Leiding aankondigde - moge de gehele schepping Hem ten offer zijn - op om een nieuwe openbaring van de goddelijke Geest te verkondigen, en Hij werd, twintig jaar later, opgevolgd door Hem door wiens komst de wereld tot ontvanger van deze beloofde heerlijkheid, deze wonderbaarlijke gunst werd gemaakt. Ziet hoe het merendeel van de mensheid werd begiftigd met het vermogen om te luisteren naar Gods meest verheven Woord - het Woord waarvan het verzamelen en de geestelijke opstanding van alle mensen moet afhangen. . .
Neigt uw hart, o volk van God, naar de raadgevingen van uw ware, uw onvergelijkelijke Vriend. Het Woord Gods kan worden vergeleken met een jong boompje, waarvan de wortels in de harten der mensen werden geplant. Het is uw plicht de groei ervan te bevorderen met de levende wateren van wijsheid, van gewijde en heilige woorden, opdat zijn wortel zich stevig in de aarde moge vasthechten en zijn takken zich hemelhoog en nog verder zullen uitstrekken.
O gij die op aarde woont! Het onderscheidende kenmerk dat het bijzondere karakter van deze meest voortreffelijke Openbaring tekent, bestaat hieruit dat Wij, enerzijds, al datgene wat de oorzaak is geweest van strijd en onheil onder de mensenkinderen, uit de bladzijden van Gods heilig Boek hebben uitgewist, en anderzijds de essentiële vereisten voor eendracht, begrip en voor volledige en blijvende eenheid hebben neergelegd. Wel gaat het hen die Mijn wetten nakomen.
Herhaaldelijk hebben Wij Onze geliefden aangespoord alles, wat dan ook, waaraan een zweem van tweedracht te bespeuren valt niet alleen te vermijden, ja zelfs te ontvluchten. De wereld is in grote beroering, en de gemoederen van de mensen zijn in een toestand van volslagen verbijstering. Wij smeken de Almachtige dat Hij hen genadiglijk moge verlichten met de glorie van Zijn Gerechtigheid, en hen in staat moge stellen om datgene te ontdekken wat voor hen te allen tijde en onder alle omstandigheden heilzaam zal zijn. Hij is waarlijk de Albezitter, de Hoogste.
XLIV. Zet de vreze Gods niet terzijde, O gij geleerden der wereld, en oordeelt rechtvaardig over de Zaak van deze Ongeletterde van Wie alle Boeken van God, de Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande, hebben getuigd.
...Zal de vrees voor het misnoegen van God, de vrees voor Hem Die zijns gelijke of weerga niet heeft, u niet doen ontwaken? Hij Die door de wereld werd verguisd, had nimmer omgang met u, heeft nooit uw boeken bestudeerd en aan geen van uw woordentwisten deelgenomen. Het gewaad dat Hij draagt, Zijn golvende lokken, Zijn hoofdtooi getuigen van de waarheid van Zijn woorden. Hoe lang zult gij volharden in uw onrechtvaardigheid? Aanschouwt de verblijfplaats waarin Hij, die de belichaming is der gerechtigheid, gedwongen is te wonen. Opent uw ogen en Zijn treurige toestand ziende, denkt diep na over hetgeen uw handen hebben teweeggebracht, opdat gij wellicht niet verstoken moogt blijven van het licht van Zijn goddelijke uitspraken, noch van uw aandeel uit de oceaan van Zijn kennis.
Bepaalde mensen, zowel onder de gewone burgers als onder de adel, hebben de tegenwerping gemaakt dat deze Verguisde noch een lid is van de geestelijke orde, noch een afstammeling is van de Profeet. Zeg: O gij die beweert rechtvaardig te zijn! Denkt een wijle na, en gij zult erkennen hoe oneindig verheven Zijn huidige staat is boven de rang welke gij beweert dat Hij zou moeten bezitten. De Wil van de Almachtige heeft beschikt dat Zijn Zaak zou voortkomen en geopenbaard worden uit een huis, geheel verstoken van alles wat de geestelijkheid, de godgeleerden, de wijsgeren en geleerden gewoonlijk bezitten.
De Ademtocht van de goddelijke Geest deed Hem ontwaken en gebood Hem op te staan en Zijn openbaring te verkondigen. Nauwelijks was Hij uit Zijn sluimer ontwaakt, of Hij verhief Zijn stem en riep de gehele mensheid op tot God, de Heer aller werelden. Wij werden bewogen deze woorden te openbaren met het oog op de geestelijke zwakheid en broosheid der mensen, overigens is de Zaak die Wij hebben verkondigd van dien aard dat geen pen haar ooit kan beschrijven, noch enig verstand de grootheid ervan bevatten. Hiervan getuigt Hij bij Wie het Moederboek berust.
XLV. De Aloude Schoonheid heeft gedoogd in ketenen te worden geslagen, zodat de mensen bevrijd kunnen worden uit hun knechtschap en Hij heeft aanvaard als gevangene te worden opgesloten in deze machtigste Vesting, opdat de gehele wereld ware vrijheid moge verkrijgen. Hij heeft de lijdensbeker tot de bodem geledigd, opdat alle volkeren op aarde duurzame vrede mogen verkrijgen en van blijdschap vervuld zullen worden. Dit is door de barmhartigheid van uw Heer, de Meedogende, de Barmhartigste. Wij hebben vernedering aanvaard, o gelovigen in de Eenheid van God, opdat gij moogt worden verheven, en Wij hebben talloze kwellingen ondergaan, opdat gij voorspoed en welvaart moogt genieten. Ziet, hoe Hij die gekozen is om de gehele wereld nieuw te maken, gedwongen werd door hen die zich met God gelijk stelden, in de meest troosteloze stad te wonen!
XLVI. Ik treur niet over de last van Mijn gevangenschap. Evenmin ben ik bedroefd over Mijn vernedering, of de beproevingen die Ik onderga door Mijn vijanden. Bij Mijn leven! Ze zijn Mijn heerlijkheid een heerlijkheid waarmede God Zijn eigen Zelf heeft getooid. Wist gij dit slechts.
De schande die Ik moest verduren heeft de heerlijkheid, waarmede de gehele schepping werd bekleed, onthuld, en door de wreedheden die Ik heb verdragen, heeft de Dagster van Gerechtigheid zich geopenbaard, en haar luister over de mensen uitgestort.
Mijn droefheid gaat uit naar diegenen die zich hebben verwikkeld in hun verdorven hartstochten en beweren verbonden te zijn met het Geloof van God, de Genadige, de Algeprezene.
Het betaamt het volk van Bahá der wereld en al wat daarin is af te sterven, zo onthecht te zijn van alle aardse dingen dat de bewoners van het Paradijs de welriekende geur van heiligheid van hun gewaad kunnen inademen, opdat alle volkeren der aarde van hun gelaat de glans van de Albarmhartige mogen herkennen en door hen de tekenen en de bewijzen van God, de Almachtige, de Alwijze, alom worden verspreid. Degenen die de schone naam van de Zaak Gods hebben bezoedeld door de vleselijke dingen na te jagen - zij dwalen ontwijfelbaar.
XLVII. O Joden! Als het uw voornemen is Jezus, de Geest van God, wederom te kruisigen, doodt Mij dan, want Hij is weer in Mijn persoon aan u geopenbaard. Handelt met Mij zoals gij wilt, want Ik heb plechtig beloofd Mijn leven te geven in het pad van God. Ik zal geen mens vrezen, al zouden de machten van hemel en aarde zich tegen Mij verbinden. Volgelingen van het Evangelie! Als gij de wens koestert Muhammad, de Apostel van God, te doden, grijpt Mij en maakt een einde aan Mijn leven, want Ik ben Hem en Mijn wezen is Zijn wezen. Doet met Mij wat u wilt, want het diepste verlangen van Mijn hart is de tegenwoordigheid te bereiken van Mijn Meest Geliefde in Zijn Koninkrijk van Heerlijkheid. Dit is het goddelijke gebod, zo gij het wist. Volgelingen van Muhammad! Indien het uw wens is met pijlen de borst van Hem die Zijn Boek, de Bayán, tot u deed neerzenden te doorzeven, slaat dan de hand aan Mij en vervolgt Mij, want Ik ben Zijn Welbeminde, de openbaring van Zijn eigen Zelf, alhoewel Mijn naam niet Zijn naam is. Ik ben gekomen in de schaduw der wolken van heerlijkheid, en Ik ben door God met onoverwinnelijke soevereiniteit bekleed. Waarlijk, Hij is de Waarheid, de Kenner van het ongeziene. Waarlijk, Ik verwacht van u de behandeling welke gij Hem die voor Mij is gekomen hebt gegeven. Hiervan getuigen, waarlijk, alle dingen, indien gij behoort tot diegenen die luisteren. O volk van de Bayán! Indien gij besloten hebt het bloed te vergieten van Hem wiens komst de Báb heeft verkondigd, wiens komst Muhammad heeft voorzegd, en wiens openbaring Jezus Christus Zelf heeft aangekondigd, aanschouwt Mij, bereid en weerloos voor u staande. Handelt met Mij, zoals gij zelf wilt.
XLVIII. God is mij tot getuige! Ware het niet in strijd met hetgeen de Tafelen Gods hebben bevolen, dan zou Ik gaarne de handen hebben gekust van een ieder die poogde Mijn bloed te vergieten in het pad van de Welbeminde. Bovendien zou Ik hem een deel schenken van de aardse goederen die God Mij heeft veroorloofd te bezitten, alhoewel hij die deze daad beging de toorn van de Almachtige zou hebben opgewekt, zich Zijn vervloeking op de hals zou halen, en hebben verdiend te worden gefolterd in alle eeuwigheid Gods, de Albezittende, de Rechtvaardige, de Alwijze.
XLIX. Weet voorwaar dat steeds, wanneer deze Jongeling Zijn ogen op Zijn eigen zelf richt, Hij dit de meest onbeduidende van de gehele schepping vindt. Wanneer Hij, evenwel, de schitterende pracht beschouwt die Hij gemachtigd is te openbaren, zie, dan wordt dit zelf voor Hem herschapen in een soevereine Macht die het wezen aller zichtbare en onzichtbare dingen doordringt. Verheerlijkt zij Hij Die door de kracht der waarheid, de Openbaring van Zijn eigen Zelf heeft neergezonden en Hem Zijn boodschap voor de gehele mensheid heeft toevertrouwd.
L. Ontwaakt, O gij achtelozen, uit de sluimer van uw onachtzaamheid, opdat gij de uitstraling die Zijn heerlijkheid over de wereld heeft verspreid, moogt aanschouwen. Hoe dwaas zijn zij die morren over de vroegtijdige geboorte van Zijn licht. O gij die innerlijk blind zijt. Of het nu te vroeg is of te laat, de tekenen van Zijn stralende heerlijkheid zijn nu werkelijk zichtbaar. Het betaamt u, u ervan te vergewissen of zulk een licht al dan niet is verschenen. Het ligt noch in uw macht, noch in de mijne het tijdstip te bepalen waarop het moet worden geopenbaard. Gods ondoorgrondelijke Wijsheid heeft vooraf dit uur vastgesteld. Weest tevreden, O mensen, met datgene wat God voor u heeft gewenst en voor u heeft voorbeschikt . . . O gij die Mij kwaad toewensen! De Dagster van eeuwige Leiding zij mijn getuige: Had het in mijn macht gelegen, dan zou ik er onder geen enkele omstandigheid in hebben toegestemd mij onder de mensen te onderscheiden, want de Naam die ik draag acht het verre beneden zich omgang te hebben met deze generatie, wier tong bezoedeld en wier hart vals is. En steeds wanneer ik verkoos te zwijgen en mij stil te houden, zie, dan wekte de stem van de Heilige Geest, staande aan mijn rechterhand, mij op, en de allerhoogste Geest verscheen voor mijn aangezicht, Gabriël beschutte mij en de Geest van Heerlijkheid roerde in mijn borst, gebood mij op te staan en mijn zwijgen te verbreken. Wanneer uw gehoor is gezuiverd en uw oren aandachtig luisteren, zult gij zekerlijk bemerken dat alle ledematen van mijn lichaam, ja zelfs alle atomen van mijn wezen, uitdrukkelijk getuigen van deze roep: "God, buiten Wie er geen ander God is, en Hij Wiens schoonheid nu is geopenbaard, is de weerspiegeling van Zijn heerlijkheid voor allen die in de hemel en op aarde zijn".
LI. O mensen! Ik zweer bij de ene ware God! Dit is de Oceaan waaruit alle zeeën zijn voortgekomen en waarmede al deze zeeën uiteindelijk zullen worden verenigd. Uit Hem zijn alle Zonnen voortgekomen en tot Hem zullen zij allen wederkeren. Door Zijn macht hebben de Bomen van goddelijke Openbaring hun vruchten voortgebracht, waarvan een ieder werd neergezonden in de vorm van een Profeet die een Boodschap met zich bracht voor Gods schepselen in elk der werelden, wier aantal God alleen in Zijn alomvattende Kennis kan tellen. Dit heeft Hij tot stand gebracht door middel van slechts één Letter van Zijn Woord, door Zijn Pen geopenbaard - een Pen die bewogen wordt door Zijn besturende Vinger - en Zijn Vinger zelf wordt geschraagd door de kracht van Gods Waarheid.
LII. Zeg, O mensen! Onttrekt u niet aan de genade van God en Zijn barmhartigheid. Al wie zich daaraan onttrekt, lijdt met recht een zwaar verlies. Wel dan, O mensen! Aanbidt gij het stof en keert gij u af van uw Heer, de Genadige, de Almilddadige? Vreest God en behoort niet tot hen die vergaan. Zeg: Het Boek Gods werd neergezonden in de gedaante van deze Jongeling. Geheiligd derhalve zij God, de meest voortreffelijke aller makers! Weest goed op uw hoede, O volkeren der wereld, dat gij niet vlucht voor Zijn aangezicht. Ja, haast u om Zijn tegenwoordigheid te bereiken en behoort tot hen die tot Hem zijn teruggekeerd. Bidt om vergiffenis, o mensen, vanwege het falen in uw plicht jegens God, en te hebben gezondigd tegen Zijn Zaak, en behoort niet tot de dwazen. Hij is het Die u geschapen heeft; Hij is het Die uw ziel heeft gevoed door middel van Zijn Zaak, en u in staat heeft gesteld Hem te erkennen die de Almachtige, de Verhevenste, de Alwetende is. Hij is het Die voor uw ogen de schatten van Zijn kennis heeft ontsluierd, en u deed opstijgen naar de hemel van zekerheid - de zekerheid van Zijn onweerstaanbaar, Zijn onweerlegbaar, en meest verheven Geloof.
Hoedt u, dat gij uzelf niet de genade Gods ontneemt, dat gij uw werken niet te gronde richt en gij de waarheid niet verwerpt van deze meest duidelijke, deze verheven, deze schitterende en glorierijke Openbaring. Beoordeelt de Zaak van God, uw Schepper, eerlijk en aanschouwt hetgeen is neergezonden vanuit de Troon in den hoge, en overdenkt dit met een schuldeloos en geheiligd hart. Dan zal de waarheid dezer Zaak u even duidelijk zijn als de zon in zijn middagluister. Dan zult gij tot hen behoren die in Hem hebben geloofd.
Zeg: Het eerste en voornaamste bewijs dat Zijn waarheid bevestigt is Zijn eigen Zelf. Na dit bewijs komt Zijn Openbaring. Want voor een ieder die faalt, hetzij het ene of het andere te erkennen, heeft Hij de woorden vastgelegd welke Hij als bewijs van Zijn werkelijkheid en waarheid heeft geopenbaard. Dit is, waarlijk, een teken van Zijn liefdevolle barmhartigheid jegens de mensen. Hij heeft ieder mens begiftigd met het vermogen de tekenen Gods te erkennen. Hoe zou Hij anders Zijn getuigenis voor de mensen kunnen waarmaken, zo gij tot hen behoort die Zijn Zaak in hun hart overwegen. Hij zal nooit iemand onrechtvaardig behandelen en evenmin zal Hij een mens boven zijn kracht beproeven. Hij is, waarlijk, de Meedogende, de Albarmhartige.
Zeg: Zo groot is de heerlijkheid van de Zaak Gods dat zelfs de blinden het kunnen waarnemen, hoeveel te meer diegenen wier blik scherp en wier visie zuiver is. De blinden, alhoewel niet in staat het licht van de zon waar te nemen, kunnen niettemin zijn voortdurende warmte ervaren. De blinden van hart onder het volk van de Bayán - en hiertoe is God Mijn getuige - zijn evenwel niet bij machte, hoe lang de zon ook op hen moge schijnen, zijn stralen noch zijn heerlijkheid waar te nemen, of de warmte van zijn stralen te waarderen.
Zeg: O volk van de Bayán! Wij hebben u op aarde uitverkoren om Ons Zelf te kennen en te erkennen. Wij deden u de rechterzijde van het Paradijs naderen - de Plek van waaruit het onblusbare vuur in menigvuldige klanken uitroept: "Er is geen ander God buiten Mij, de Almogende, de Hoogste ! " Neemt u in acht dat gij uzelf niet als door een sluier laat buitensluiten van deze Dagster welke schijnt boven de dageraad van de Wil van uw Heer, de Albarmhartige, en wier licht zowel de onaanzienlijke als de voorname mensen omgeeft. Zuivert uw blik, opdat gij zijn luister met uw eigen ogen moge aanschouwen, en verlaat u niet op de ogen van een ander, behalve uzelf, want God belast geen mens ooit boven zijn kracht. Aldus werd het neergezonden tot de Profeten en Boodschappers van weleer en opgetekend in alle Geschriften.
Spant u in, o mensen, toegelaten te worden tot deze onmetelijke Oneindigheid, waarvoor God begin noch einde heeft bepaald, waarin Zijn stem zich verhief en waarover de zoete geuren van heiligheid en heerlijkheid werden verspreid. Ontdoet u niet van het Gewaad van grootheid en laat niet toe dat uw hart verstoken blijft van het gedenken van uw Heer, of uw oren van het luisteren naar de lieflijke melodieën van Zijn wondere, Zijn verheven, Zijn allesbedwingende, Zijn heldere en meest welsprekende stem.
LIII. O Nasir, o Mijn dienaar! God, de eeuwige Waarheid is Mij tot getuige. De hemelse Jongeling heeft in deze Dag de glorierijke Kelk van Onsterfelijkheid geheven boven de hoofden der mensen, en staat verwachtingsvol op Zijn zetel, zich afvragend wie Zijn heerlijkheid zal erkennen, en welke arm zich zonder aarzelen zal uitstrekken om de Beker uit Zijn sneeuwwitte Hand te grijpen en te ledigen. Slechts enkelen hebben tot nu toe volop gedronken van deze weergaloze, deze zachtstromende genade van de Aloude Koning. Zij bewonen de verhevenste verblijven van het Paradijs en zijn hecht gevestigd op de zetels van gezag. Bij de rechtvaardigheid Gods! Noch de spiegels van Zijn heerlijkheid, noch de onthullers van Zijn namen, noch enig geschapen ding dat er ooit bestond of zal bestaan, kan hen ooit overtreffen, indien gij behoort tot hen die deze waarheid verstaan.
O Nasir! De voortreffelijkheid van deze Dag is onmetelijk verheven boven het bevattingsvermogen der mensen, hoe omvangrijk hun kennis en hoe diepgaand hun begrip ook is. Hoeveel te meer moet het de verbeeldingskracht te boven gaan van hen die van zijn licht zijn afgedwaald en van zijn luister zijn buitengesloten! Zoudt gij de dichte sluier die uw blik verblindt, vaneenscheuren, dan zoudt gij zulk een milddadigheid waarnemen waarmee niets kan worden vergeleken of geëvenaard vanaf het begin dat geen begin heeft tot het einde dat geen einde heeft. Welke taal zou Hij die de Spreekbuis is van God verkiezen te spreken, opdat zij die als door een sluier van Hem zijn buitengesloten Zijn heerlijkheid kunnen erkennen? De rechtschapenen - de bewoners van het Koninkrijk in den hoge - zullen volop drinken van de Wijn van Heiligheid in Mijn naam, de Alglorierijke. Niemand anders dan zij zullen zulke gunsten deelachtig zijn.
LIV. Bij de rechtvaardigheid van God, mijn Welbeminde! Ik heb nooit gestreefd naar werelds leiderschap. Mijn enig doel was om aan de mensen over te brengen hetgeen God, de Genadige, de Onvergelijkelijke Mij gebood over te brengen, zodat het hen vrij kan maken van alles wat tot deze wereld behoort en hen tot zulke hoogten kan voeren als noch de kwaadwilligen zich kunnen indenken noch de weerspanningen zich kunnen voorstellen.
LV. O, Land van Tá (Tihrán), roep u de eerste dagen in het geheugen, toen uw Heer u tot de zetel van Zijn troon maakte, en u omgaf met de pracht van Zijn heerlijkheid. Hoe enorm groot was het aantal geheiligde wezens, die symbolen van zekerheid die, in hun grote liefde voor u, hun leven en hun hele bezit prijsgaven om uwentwille ! Vreugde zij met u en gelukzalig zij die in u verblijven. Ik getuig dat uit u zoals ieder onderscheidend hart weet, de levende ademtocht uitgaat van Hem die het Verlangen is van de wereld. In u is de Ongeziene onthuld en van u is uitgegaan wat verborgen lag voor de ogen der mensen. Wie zullen Wij gedenken uit de menigten van hen die u oprecht liefhebben, wier bloed binnen uw poorten is vergoten en wier stoffelijke resten nu onder uw aarde zijn verborgen? De zoete geuren Gods hebben onafgebroken over u gezweefd, en zullen eeuwigdurend blijven zweven over u. Onze Pen wordt ingegeven u te gedenken en de slachtoffers van tirannie - de mannen en vrouwen die onder uw stof rusten - te verheerlijken.
Onder hen is Onze eigen zuster, die Wij thans in Onze herinnering roepen als een teken van Onze trouw en een bewijs van Onze goedertierenheid jegens haar. Hoe beklagenswaardig was haar toestand! Met welk een overgave keerde zij terug tot haar God! Alleen Wij, in Onze alomvattende kennis, hebben dit geweten.
O Land van Tá! Door de genade Gods zijt gij nog steeds een middelpunt waar Zijn geliefden samenkomen. Gelukkig zijn zij; gelukkig iedere vluchteling die uw beschutting zoekt in zijn lijden op de weg van God, de Heer van deze wondere Dag! Gezegend zijn zij die de ene, ware God gedenken, die Zijn Naam verheerlijken en onverdroten trachten Zijn Zaak te dienen. Naar juist deze mensen hebben de heilige Boeken van weleer verwezen. De Aanvoerder der Gelovigen heeft hen hooglijk geprezen met te zeggen: "De gelukzaligheid die hen wacht, overtreft de gelukzaligheid die Wij nu genieten". Hij, waarlijk, sprak de waarheid en hiervan getuigen Wij nu. De luister van hun staat is echter vooralsnog niet onthuld. De Hand van goddelijke kracht zal zekerlijk de sluier oplichten en aan 'sÊmensen oog onthullen hetgeen het oog van de wereld zal verblijden en verhelderen.
Betuig uw dank aan God, de Eeuwige Waarheid, verheven zij Zijn glorie, aangezien u zulk een wondere gunst is geworden en gij getooid zijt met het sieraad van Zijn lof. Waardeer de waarde van deze dagen en blijf trouw aan al wat passend is in deze Openbaring. Hij, waarlijk, is de Raadgever, de Meedogende, de Alwetende.
LVI. Laat niets u bedroeven, O Land van Tá16, want God heeft u verkozen om de bron te zijn van de vreugde van de gehele mensheid. Hij zal, indien het Zijn Wil is, uw troon zegenen met iemand die met rechtvaardigheid zal heersen, die de kudde Gods welke door de wolven is verstrooid, bijeen zal brengen. Zulk een heerser zal met vreugde en blijdschap zijn gelaat naar het volk van Bahá keren en het zijn gunsten verlenen. Hij wordt in Gods ogen werkelijk beschouwd als een juweel onder de mensen. Op hem ruste voor immer de heerlijkheid Gods en de heerlijkheid van allen die in het koninkrijk van Zijn openbaring verwijlen.
Verheug u met grote vreugde, want God heeft u gemaakt tot "de dageraad van Zijn licht", aangezien in u de Manifestatie van Zijn Heerlijkheid werd geboren. Verheug u over deze naam die u is gegeven - een naam waardoor de dagster van genade zijn glans heeft verspreid, waardoor hemel en aarde zijn verlicht.
Eerlang zal de toestand in uw stad veranderen en zullen de teugels van macht in handen van het volk komen. Waarlijk, uw Heer is de Alwetende. Zijn gezag omvat alle dingen. Wees vol vertrouwen in de genadige gunst van uw Heer. Het oog van Zijn goedertierenheid zal eeuwig op u zijn gericht. De dag nadert waarop uw onrust tot vrede en rust zal zijn omgevormd. Aldus is het verordend in het wondere Boek.
LVII. Wanneer gij vertrokken zijt uit de hof van Mijn aanwezigheid, o Muhammad, richt dan uw schreden naar Mijn Huis (Baghdád Huis), en bezoek het namens uw Heer. Wanneer gij de deur bereikt, ga er dan voor staan en zeg: Waarheen is de Aloude Schoonheid gegaan, o verhevenste Huis Gods, Hij, door wie God u tot leidstar heeft gemaakt van een wereld die U aanbidt en u uitriep het teken te zijn van het Hem gedenken voor allen die in de hemelen en voor allen die op aarde zijn? O! Hoe anders dan in vroeger dagen, toen gij, o Huis van God, Zijn voetbank werd, de dagen toen de zoete klanken van de Albarmhartige in onafgebroken melodieën uit u stroomden! Wat is er geworden van uw kleinood waarvan de heerlijkheid de gehele schepping heeft bestraald? Waar zijn de dagen gebleven waarin Hij, de Aloude Koning, u tot troon van Zijn heerlijkheid heeft gemaakt, de dagen waarin Hij u alleen had uitverkoren tot de lamp van verlossing tussen hemel en aarde, en u, in de morgenstond en in de avondstond, de zoete geuren van de Alglorierijke liet verspreiden?
Waar, o Huis van God, is de Zon van majesteit en kracht die u had omgeven met de glans van Zijn tegenwoordigheid? Waar is Hij, de Dageraad van de liefderijke barmhartigheid van uw Heer, de Onbeperkte, die Zijn zetel had gevestigd binnen uw muren? O, troon van God, wat heeft uw aanblik veranderd, en uw zuilen doen beven? Wat kon uw deur hebben gesloten voor de ogen van hen die u vurig zoeken? Wat heeft u zo troosteloos gemaakt? Is u misschien meegedeeld, dat de Beminde der wereld door het zwaard van Zijn vijanden wordt achtervolgd? De Heer zegene u en zegene uw trouw jegens Hem, aangezien gij Zijn metgezel zijt gebleven door al Zijn verdriet en Zijn lijden heen.
Ik getuig dat gij het toneel zijt van Zijn allesovertreffende heerlijkheid, Zijn heiligste woning. Van u is de Ademtocht van de Alglorierijke uitgegaan, een Ademtocht die over al het geschapene is heengestreken en het gemoed van de toegewijden die in de verblijven van het Paradijs wonen met vreugde heeft vervuld. De Schare in den hoge en zij die de Steden der Namen Gods bewonen, bewenen u, en weeklagen over de dingen die u zijn overkomen.
Gij zijt nog steeds het symbool van de namen en hoedanigheden van de Almachtige, het Punt waarnaar de ogen van de Heer van hemel en aarde zijn gericht. U is overkomen wat de Ark is overkomen waarin God de belofte van zekerheid doet wonen. Wel zal het hem gaan die de bedoeling van deze woorden begrijpt en het doel van Hem, Die de Heer der gehele schepping is, erkent.
Gelukkig zijn degenen die uit u de zoete geuren van de Barmhartige inademen, die uw verheerlijking erkennen, die uw heiligheid beschermen en die te allen tijde uw staat eerbiedigen. Wij smeken de Almachtige te geven dat de ogen van degenen die zich van u hebben afgekeerd en in gebreke bleven u naar waarde te schatten, mogen worden geopend, zodat zij u waarlijk zullen erkennen, Hem die door de macht der waarheid u hoog heeft verheven. Zij zijn met recht blind aangaande u, en zich van u volkomen niet bewust in deze dag. Uw Heer is, waarlijk, de Genadige, de Vergevende. Ik getuig dat God door u het hart van Zijn dienaren op de proef heeft gesteld. Gezegend de mens die zijn schreden naar u richt en u bezoekt. Wee hem die uw recht ontkent, die zich afkeert van u, die uw naam onteert en uw heiligheid ontwijdt.
Treur niet, o Huis Gods, als de sluier van uw heiligheid zou worden vaneengescheurd door de ongelovigen. In de wereld der schepping heeft God u getooid met het kleinood van het Hem gedenken. Zulk een sieraad kan geen mens ooit ontwijden. Op u zullen de ogen van uw Heer, onder alle omstandigheden, gericht blijven. Hij, waarlijk, zal Zijn oor neigen naar het gebed van een ieder die u bezoekt, die rond u gaat en Hem in uw naam aanroept. Hij, waarlijk, is de Vergevende, de Albarmhartige.
Ik smeek U, o mijn God, bij dit Huis dat zulk een verandering heeft ondergaan in het gescheiden zijn van U, dat weeklaagt over het ver verwijderd zijn van U en weent over Uw beproeving, om mij en mijn ouders en mijn verwanten, en degenen onder mijn broeders die in U hebben geloofd, vergiffenis te schenken. Sta toe dat in al mijn noden wordt voldaan door Uw milddadigheid, o Gij Die de Koning van Namen zijt. Gij zijt de Milddadigste der milddadigen, de Heer aller werelden.
LVIII. Haal u weer voor de geest wat in het eerste jaar van Onze verbanning naar het Land van Mysterie (Adrianopel) geopenbaard is aan Mihdf, Onze dienaar. Hem hebben wij voorspeld hetgeen Ons Huis (in Baghdád) in de komende tijd moest overkomen, opdat hij niet zou treuren over de plunderingen en gewelddaden die er reeds tegen zijn bedreven. Waarlijk, de Heer, uw God kent al wat in de hemelen en al wat op aarde is.
Hem hebben Wij geschreven: Dit is niet de eerste vernedering die Mijn Huis heeft ondergaan. In vervlogen dagen heeft de onderdrukker het met smaad overladen. Waarlijk, het zal in de naaste toekomst dermate vernederd worden dat het de tranen zal doen vloeien uit ieder scherpziend oog. Aldus hebben Wij u dingen onthuld, verborgen achter de sluier en ondoorgrondelijk voor allen buiten God, de Almachtige, de Algeprezene. In de volheid der tijden zal de Heer het, door de macht der waarheid, verheerlijken ten aanschouwen van alle mensen. Hij zal maken dat het de Standaard wordt van Zijn Koninkrijk, het Heiligdom waaromheen de schare der gelovigen zal gaan. Aldus sprak de Heer, uw God, voordat de dag van weeklagen aanbreekt. Dit hebben Wij u onthuld in Onze heilige Tafel, opdat gij niet bedroefd zijt over hetgeen Ons Huis is overkomen door de aanvallen van de vijand. Alle lof zij God, de Alwetende, de Alwijze.
LIX. Ieder onbevooroordeeld waarnemer zal geredelijk toegeven dat, vanaf de dageraad van Zijn Openbaring, deze Verguisde steeds de gehele mensheid heeft genood zich te keren tot de Dageraad van Heerlijkheid, en omkoopbaarheid, haat, onderdrukking en verdorvenheid heeft verboden. En toch, aanschouwt wat de hand van de onderdrukker heeft bedreven. Geen pen heeft de vermetelheid zijn tirannie te beschrijven. Hoewel het doel van Hem Die de eeuwige Waarheid is is om alle mensen eeuwigdurend leven te schenken en hun zekerheid en vrede te waarborgen, getuigt nu hoe zij zijn opgestaan om het bloed van Zijn geliefden te vergieten, en over Hem het doodvonnis hebben uitgesproken.
De aanzetters tot deze onderdrukking zijn dezelfde personen die, ofschoon zij zo dwaas zijn, de naam hebben de wijsten onder de wijzen te zijn. Zo groot is hun blindheid dat zij, met grimmige strengheid, in deze versterkte, kwellende Gevangenis Hem hebben geworpen, voor de dienaren van Wiens Drempel de wereld is geschapen. De Almachtige echter heeft - ondanks hen en degenen die de waarheid van deze "Grote Aankondiging" hebben verworpen - dit Gevangenishuis herschapen in het Verhevenste Paradijs, de Hemel der Hemelen.
Wij weigerden geen stoffelijke weldaden die Onze kwellingen konden verlichten. Een ieder van Onze metgezellen zal evenwel getuigen dat Ons gewijde hof geheiligd is van dergelijke stoffelijke weldaden en er ver boven staat. Zolang Wij in deze Gevangenis waren opgesloten, hebben wij niettemin die dingen aanvaard waarvan de ongelovigen Ons trachtten te beroven. Zou iemand bereid worden gevonden om in Onze naam een gebouw uit zuiver goud of zilver op te richten of een huis, versierd met edelstenen van onschatbare waarde, dan zou zulk een wens zonder twijfel worden ingewilligd. Hij, waarlijk, doet wat Hij wil, en beveelt wat Hem behaagt. Bovendien is goedkeuring verleend aan een ieder die over de lengte en breedte van dit land statige, indrukwekkende bouwwerken wenst op te richten, en de rijke en gewijde landstreken die grenzen aan de Jordaan en omgeving, zou willen opdragen ter aanbidding en dienst aan de ene ware God, verheerlijkt zij Zijn glorie, opdat de voorspellingen die de Pen van de Allerhoogste heeft opgetekend in de heilige Geschriften mogen worden vervuld, en hetgeen God, de Heer aller werelden, ten doel stelde in deze verhevenste, heiligste, machtige en wondere Openbaring, zichtbaar zal worden.
Van oudsher hebben Wij de volgende woorden gesproken: Spreid uw rok uit, o Jeruzalem! Overdenkt dit in uw hart, o volk van Bahá, en betuigt dank aan uw Heer, de Uitlegger, de Kenbaarste.
Zouden de mysteriën die aan niemand buiten God bekend zijn, worden ontrafeld, dan zou de gehele mensheid getuige zijn van de bewijzen van een voortreffelijke en volmaakte gerechtigheid. Met een zekerheid die niemand kan betwijfelen, zouden alle mensen zich houden aan Zijn geboden en deze nauwgezet nakomen. Wij, waarlijk, hebben in Ons Boek een rijke en overvloedige beloning verordend voor een ieder die zich afkeert van ondeugd om een kuis en godvruchtig leven te leiden. Hij, in waarheid, is de Grote Gever, de Almilddadige.
LX. Mijn gevangenschap kan over Mij geen schande brengen. Bij Mijn leven, ja zelfs verleent ze Mij glorie. Wat Mij wel met schaamte kan vervullen is het gedrag van degenen onder Mijn volgelingen die beweren Mij lief te hebben doch in werkelijkheid de Boze volgen. Zij behoren waarlijk tot de verlorenen.
Toen de tijd die was vastgesteld voor deze Openbaring was voleindigd, en Hij die de Dagster is van de wereld in 'Iráq verscheen, gebood Hij Zijn volgelingen datgene in acht te nemen wat hen zou zuiveren van alle aardse smetten. Sommigen verkozen de begeerten van een verdorven neiging te volgen, terwijl anderen de weg van rechtschapenheid en waarheid bewandelden, en goed werden geleid.
Zeg: degene die zijn wereldse begeerten volgt of zijn hart zet op aardse dingen, wordt niet gerekend tot het volk van Bahá. Mijn ware volgeling is degene die, wanneer hij bij een vallei uit zuiver goud komt, er recht doorheen zal gaan als een overdrijvende wolk, zonder zich om te keren of stil te staan. Zulk een mens is voorzeker van Mij. Van zijn gewaad kan de Schare in den hoge de geur van heiligheid inademen. En zou hij de mooiste en bevalligste vrouw ontmoeten, dan zou geen spoor van begeerte naar haar schoonheid zijn hart in verleiding brengen. Zo iemand is met recht de schepping van smetteloze kuisheid. Aldus onderricht u de Pen van de Aloude der Dagen gelijk bevolen door uw Heer, de Almachtige, de Almilddadige.
LXI. De wereld bevindt zich in barensnood en haar onrust groeit van dag tot dag. Haar gezicht is naar eigenzinnigheid en ongeloof gekeerd. Haar toestand zal zo benard worden, dat het niet juist en passend zou zijn deze nu te onthullen. Haar verdorvenheid zal lang aanhouden. En wanneer het vastgestelde uur aanbreekt, zal plotseling datgene verschijnen wat de ledematen der mensheid zal doen beven. Dan, en slechts dan, zal het goddelijke Vaandel worden ontplooid en zal de Nachtegaal van het Paradijs zijn melodie zingen.
LXII. Roep u Mijn verdriet, Mijn zorgen en kommer, Mijn leed en beproevingen, de toestand van Mijn gevangenschap, de tranen die Ik heb gestort, de bitterheid van Mijn smart, en thans Mijn gevangenschap in dit verre land, voor de geest. God, o Mustafa, is Mijn getuige. Had men u kunnen vertellen wat de Aloude Schoonheid is overkomen, dan zoudt gij de wildernis in vluchten, en luide wenen. In uw smart zoudt gij uzelf voor het hoofd slaan, en het uitschreeuwen als iemand die door een adder wordt gebeten. Wees dankbaar jegens God, dat Wij hebben geweigerd u de geheimen te onthullen van de onnaspeurlijke bevelen die tot Ons zijn neergezonden uit de hemel van de Wil van uw Heer, de Krachtigste, de Almachtige.
Bij de rechtvaardigheid Gods! Iedere ochtend, wanneer Ik opstond van Mijn bed, ontdekte Ik de talloze beproevingen die zich in dichte drommen achter Mijn deur bevonden, en iedere nacht, als Ik Mij had neergelegd, zie! dan werd Mijn hart verscheurd van folterende pijn om wat het had geleden van de demonische wreedheid van zijn vijanden. Ieder stuk brood dat de Aloude Schoonheid breekt gaat samen met de aanval van een nieuwe beproeving, en iedere druppel die Hij drinkt is vermengd met de bitterheid van de meest rampzalige bezoeking. Bij iedere stap die Hij doet, wordt Hij voorafgegaan door een heir van onvoorziene rampspoeden, terwijl een legioen van hartverscheurend leed Hem op de voet volgt.
Van dien aard is Mijn benarde toestand, zoudt gij het slechts in uw hart overwegen. Laat uw ziel echter niet bedroefd zijn over hetgeen God deed neerdalen op Ons. Dompel uw wil in Zijn behagen, want Wij hebben nimmer ook maar iets anders gewenst behalve Zijn Wil en elk Zijner onherroepelijke bevelen welkom geheten. Laat uw hart geduldig zijn en wees niet ontmoedigd. Volg niet de wegen van hen die zo zeer verontrust zijn.
LXIII. O gij wiens gelaat naar Mij is gekeerd! Zodra uw ogen vanuit de verte Mijn geboortestad (Tihrán) aanschouwen, ga dan staan en zeg: O, Land van Tá, Ik ben vanuit de Gevangenis tot u gekomen met tijdingen van God, de Helper in nood, de Bij-Zich-Bestaande. Ik verkondig u de tedere barmhartigheid van uw Heer, o moeder van de wereld en bron van licht voor al haar volkeren, en groet u in de naam van Hem Die de eeuwige Waarheid, en de Kenner van ongeziene dingen is. Ik getuig dat Hij die de verborgen Naam is in u werd geopenbaard, en de ongeziene Schat te voorschijn kwam. Door u is het geheim aller dingen van het verleden en van de toekomst onthuld.
O, Land van Tá! Hij Die de Heer van Namen is, gedenkt u in Zijn glorierijke staat. Gij waart de Dageraad van de Zaak Gods, de bron van Zijn openbaring, de manifestatie van Zijn Grootste Naam - een Naam die de harten en zielen der mensen deed beven. Hoe enorm groot is het aantal mannen en vrouwen, de slachtoffers van tirannie, die binnen uw muren hun leven hebben gegeven in het pad Gods, of in uw aarde zijn begraven met zulk een wreedheid dat daardoor iedere geëerde dienaar van God hun ellendig einde beweent.
LXIV. Wij wensen het Verblijf van de hoogste gelukzaligheid (Tihrán) te gedenken, de heilige, schitterende stad waarin de geur van de Welbeminde is uitgestort, waarin Zijn tekenen wijd en zijd zijn verspreid, waarin de bewijzen van Zijn heerlijkheid zijn geopenbaard waarin Zijn vaandels zijn geplant, waarin Zijn tabernakel is opgericht, waarin elk Zijner wijze besluiten bekend is gemaakt.
Het is de stad waarin de zoete geuren van hereniging zich hebben verspreid, waardoor de oprechte geliefden Gods Hem naderbij kwamen en toegang verkregen tot het Verblijf van heiligheid en schoonheid. Gelukkig de reiziger die zijn schreden richt naar deze stad, die daarin wordt toegelaten en de wijn van hereniging met volle teugen drinkt door de uitstorting van genade van zijn Heer, de Genadige, de Alomgeprezene.
O, land van de hartewens, Ik ben tot u gekomen met tijdingen van God, en verkondig u Zijn genadige gunst en barmhartigheid, en groet en verheerlijk u in Zijn naam. Hij, in waarheid, is oneindig milddadig en goed. Gezegend de mens die het gelaat naar u wendt, die van u de geur ontwaart van de Tegenwoordigheid Gods, de Heer aller werelden. Zijn heerlijkheid ruste op u, en de glans van Zijn licht moge u omgeven, aangezien God u tot een paradijs heeft gemaakt voor Zijn dienaren, en heeft verkondigd dat gij het gezegende en heilige land zult zijn waarvan Hij Zelf melding maakte in de Boeken die Zijn Profeten en Boodschappers hebben geopenbaard.
Door u, o land van schitterende luister, is het vaandel "Er is geen ander God dan Hij" ontplooid, en de vlag "Waarlijk, Ik ben de Waarheid, de Kenner van het ongeziene" gehesen. Het betaamt een ieder die u bezoekt trots te zijn op u en op hen die u bewonen, die voortgesproten zijn uit Mijn Boom, die hiervan de bladeren zijn, die de tekenen zijn van Mijn heerlijkheid, die Mij volgen en Mij beminnen, en die met de grootste vastberadenheid hun gelaat hebben gekeerd in de richting van Mijn glorierijke plaats.
LXV. Gedenk Uw aankomst in de Stad (Constantinopel), toen de ministers van de sultan dachten dat Gij niet bekend waart met hun wetten en voorschriften, en geloofden dat Gij tot de onwetenden behoorde. Zeg: Ja, bij Mijn Heer! Ik ben onbekend met alles, behalve met hetgeen God behaagde Mij, in Zijn milddadige genade, te onderrichten. Hiervan getuigen Wij voorzeker en bekennen dit zonder aarzelen.
Zeg: Wanneer de wetten en voorschriften die gij aanhangt door uzelf zijn gemaakt, zullen Wij ze geenszins nakomen. Aldus is Mij voorgeschreven door Hem Die de Alwijze, de Albezieler is. Dit was Mijn handelwijze in het verleden en zo zal het blijven in de toekomst met de kracht van God en Zijn macht. Dit is, voorwaar, de ware en juiste weg. Werden ze door God verordineerd, toon dan uw bewijzen, indien gij behoort tot hen die de waarheid spreken. Zeg: Wij hebben alles wat zij U ten laste hebben gelegd en alles wat zij U hebben aangedaan, opgetekend in een Boek dat het werk van geen mens, hoe onbetekenend ook, onvermeld laat.
Zeg: O, ministers van staat, het betaamt u de voorschriften Gods na te komen en uw eigen wetten en voorschriften niet te achten, en te behoren tot hen die goed worden geleid. Dit is beter voor u dan alles wat gij bezit, wist gij het slechts. Indien gij de geboden van God overtreedt, zal geen tittel of jota van al uw werken aanvaardbaar zijn in Zijn ogen. Eerlang zult gij de gevolgen ontdekken van hetgeen gij in dit nutteloze leven hebt gedaan, en ervoor vergolden worden. Dit, waarlijk, is de waarheid, de ontwijfelbare waarheid.
Hoe groot is het aantal dergenen die in voorbije tijden de dingen bedreven die gij hebt bedreven en die, hoewel zij boven u stonden in rang, tenslotte tot stof zijn wedergekeerd en tot onvermijdelijke ondergang zijn gedoemd! Hoe wenste Ik dat gij de Zaak Gods in uw hart zou overwegen! Gij zult hun voetstappen drukken en genoodzaakt worden een verblijf binnen te gaan waar niemand te vinden is om u te beschermen of bij te staan. Gij zult, in waarheid, naar uw doen en laten worden gevraagd, ter verantwoording worden geroepen voor het verzaken van uw plicht jegens de Zaak Gods en het hooghartig afwijzen van Zijn geliefden die volkomen oprecht tot u kwamen.
Gij zijt het die zich gezamenlijk beraden hebt over hen, gij die er de voorkeur aan hebt gegeven de ingevingen van uw eigen begeerten te volgen en de geboden van God, de Helper in nood, de Almachtige, hebt verzaakt.
Zeg: Wat! Houdt gij u vast aan uw eigen bedenksels en verwerpt de voorschriften van God? Gij, waarlijk, hebt uzelf en anderen onrecht aangedaan. Hoe wenste ik dat gij het zoudt inzien! Zeg: Indien uw reglementen en beginselen op rechtvaardigheid zouden berusten, waarom volgt gij dan degenen die het eens zijn met uw verdorven neigingen en verwerpt die welke in strijd zijn met uw begeerten? Met welk recht maakt gij er dan aanspraak op een rechtvaardig oordeel te vellen onder de mensen? Zijn uw reglementen en beginselen van dien aard dat deze de vervolging van Hem die, op uw verzoek, voor u is verschenen, rechtvaardigen, evenals uw verwerping van Hem en het Hem dagelijks doen ondergaan van smartelijk onrecht? Heeft Hij u ooit, al was het maar één ogenblik, niet gehoorzaamd? Alle inwoners van 'Iráq en behalve zij, iedere aandachtige waarnemer zullen getuigen van de waarheid van Mijn woorden.
Weest rechtvaardig in uw oordeel, o gij ministers van staat! Wat hebben Wij bedreven dat Onze verbanning zou kunnen rechtvaardigen? Welke overtreding wettigt Onze verdrijving? Wij zijn het die u hebben opgezocht en toch, ziet hoe gij hebt geweigerd Ons te ontvangen! Bij God! Wat gij hebt begaan is een zwaar onrecht - een onrecht dat met geen enkel aards onrecht kan worden gemeten. Hiervoor is de Almachtige Zelf getuige .....
Weet, dat de wereld en haar ijdelheden en verfraaiingen zullen verdwijnen. Niets zal blijven bestaan, behalve Gods Koninkrijk dat toebehoort aan Hem alleen, de soevereine Heer van allen, de Helper-in-Nood, de Alglorierijke, de Almachtige. De dagen uws leven zullen voorbijglijden, en alle dingen waarmee gij u bezighoudt en waarop gij u beroemt, zullen vergaan, en gij zult voorzeker worden opgeroepen door een stoet van Zijn engelen om te verschijnen op de plek waar de ledematen van de gehele schepping zullen beven en iedere onderdrukker zal sidderen. Gij zult worden gevraagd naar de dingen die uw handen hebben bedreven in geheel uw ijdele leven, en zult worden beloond voor uw daden. Dit is de dag die u onvermijdelijk zal overvallen, het uur dat niemand terug kan zetten. Hiervan heeft de Tong van Hem die de waarheid spreekt en de Kenner is van alle dingen, getuigd.
LXVI. Vreest God, gij ingezetenen van de Stad (Constantinopel), en zaait niet het zaad van tweedracht onder de mensen. Bewandelt niet de wegen van de Boze. Bewandelt gij lieden de wegen van de ene ware God in de weinige resterende dagen uws leven. Uw dagen zullen voorbijgaan gelijk de dagen van hen die voor u waren. Tot stof zult gij wederkeren, evenals uw vaderen van weleer!
Weet dat Ik voor niemand bevreesd ben buiten God. Op Hem alleen heb Ik Mijn vertrouwen gesteld; niemand anders zal Ik trouw blijven dan Hem en verlang naar niets anders dan hetgeen Hij voor Mij wenst. Dit, voorwaar, is Mijn hartewens, wist gij het slechts. Ik heb Mijn lichaam en Mijn ziel ten offer opgedragen aan God, de Heer aller werelden. Al wie God heeft gekend zal niemand anders kennen dan Hem, en degene die God vreest, zal voor niemand bevreesd zijn buiten Hem, al zouden de machten der gehele aarde zich tegen hem opstellen. Ik spreek niet dan op Zijn bevel en volg slechts - door de kracht van God en Zijn macht - Zijn waarheid. Hij, waarlijk, zal de waarheidlievenden belonen.
Verhaal, o Dienaar, de dingen die Gij zag ten tijde van Uw aankomst in de Stad, opdat Uw getuigenis blijft bestaan onder de mensen en als een waarschuwing dient voor hen die geloven. Bij Onze aankomst in de Stad bevonden Wij dat de gezagsdragers en vroede vaderen als kinderen bij elkaar zaten en zich met klei vermaakten. Wij ontdekten niemand, volwassen genoeg om van Ons de waarheden te ontvangen die God Ons had onderricht, en evenmin rijp genoeg voor Onze wondere woorden van wijsheid. Ons innerlijk oog weende bitter over hen en hun overtredingen en hun volkomen loochening van datgene waarvoor zij waren geschapen. Dit hebben Wij waargenomen in die Stad, en hebben Wij uitgekozen om in Ons Boek neer te schrijven, opdat het moge dienen als een waarschuwing voor hen en voor de overige mensheid.
Zeg: Indien gij zoekers zijt naar dit leven en de ijdelheden ervan, dan had gij ze moeten zoeken zolang gij nog in de moederschoot waart, want toen naderde gij ze gestadig, zo gij het slechts kon bevatten. Anderzijds zijt gij u - sinds gij werd geboren en uw volwassenheid bereikte langzaam maar zeker gaan terugtrekken van de wereld en het stof gaan naderen. Waarom dan zulk een hebzucht in het ophopen van aardse schatten, wanneer uw dagen zijn geteld en uw kansen nagenoeg verloren zijn? O, achtelozen, wilt gij dan niet uw sluimer van u afschudden?
Neigt uw oor naar de raadgevingen die deze Dienaar u geeft omwille van God. Hij, waarlijk, vraagt geen beloning van u en heeft zich overgegeven aan hetgeen God voor Hem heeft beschikt, en heeft zich geheel onderworpen aan Gods Wil.
De dagen uws levens zijn weldra verlopen, o mensen, en uw einde nadert snel. Zet de dingen die gij hebt bedacht en waaraan gij u vasthoudt, van u af en houdt u stevig vast aan de voorschriften Gods, opdat gij wellicht datgene moogt geworden wat Hij voor u heeft bestemd, en behoort tot hen die een juiste koers volgen. Schept geen behagen in de dingen van de wereld en haar nutteloze versiersels en verwacht er evenmin iets van. Stelt uw vertrouwen in het gedenken van God, de Verhevenste, de Grootste. Eerlang zal Hij alles wat gij bezit teniet doen gaan. Laat Hij uw vreze zijn, vergeet niet Zijn verbond met u en behoort niet tot hen die als door een sluier zijn afgesloten van Hem.
Hoedt u dat gij niet zwelt van trots jegens God en Zijn geliefden minachtend afwijst. Onderwerpt u nederig aan de gelovigen - zij die in God en in Zijn tekenen geloven, wier harten getuigen van Zijn eenheid, wier tongen Zijn eenzijn verkondigen en die niet spreken dan met Zijn verlof. Aldus vermanen Wij u met rechtvaardigheid en waarschuwen u naar waarheid, opdat gij mogelijkerwijs zult ontwaken.
Legt op geen mens een last die gij niet zelf opgelegd wilt hebben en wenst niemand datgene toe wat gij niet voor uzelf zoudt wensen. Dit is Mijn eerste raad aan u, zoudt gij het slechts opvolgen.
Respecteert de geestelijken en de geleerden onder u, zij wier gedrag overeenstemt met hun beroep, die de grenzen die God heeft vastgelegd niet overschrijden, wier oordeel overeenkomt met Zijn opdrachten, gelijk geopenbaard in Zijn Boek. Weet dat zij de lampen van leiding zijn voor hen die in de hemelen en op aarde zijn. Zij die de geestelijken en geleerden welke onder hen wonen, geringschatten en negeren - deze mensen hebben waarlijk de gunst waarmee God hen heeft begunstigd, veranderd.
Zeg: Wacht tot God Zijn gunst jegens u zal veranderen. Niets, wat dan ook, ontgaat Hem. Hij kent de geheimen van de hemelen en de aarde. Zijn kennis omvat alle dingen. Verheugt u niet over hetgeen gij hebt gedaan of in de toekomst zult doen, en verblijdt u evenmin over de beproeving waarmee gij Ons hebt gekweld, want met dergelijke middelen kunt gij uw staat niet verhogen, zo gij uw werken met een scherp inzicht zoudt onderzoeken. Evenmin zult gij afbreuk kunnen doen aan de verhevenheid van Onze rang. Ja, God zal zelfs de beloning waarmee Hij Ons zal belonen, vergroten voor het oneindige geduld waarmee Wij de ondergane beproevingen hebben gedragen. Hij, waarlijk, zal de beloning van hen die geduldig verdragen, vergroten.
Weet, dat sinds onheuglijke tijden beproevingen en leed het lot zijn van de Uitverkorenen Gods en Zijn geliefden, en van diegenen Zijner dienaren die onthecht zijn aan alles buiten Hem, zij die noch door koopwaar noch door handel worden weerhouden de Almachtige te gedenken, zij die niet spreken totdat Hij heeft gesproken en handelen overeenkomstig Zijn gebod. Dit is de wijze waarop God werkt, en zo zal het blijven. Gezegend zij die standvastig volharden, die geduldig zijn onder rampen en ontberingen, die geheel niet klagen over hetgeen hun overkomt en die de weg van berusting gaan.....
De dag nadert dat God een volk zal doen opstaan dat Onze dagen in herinnering zal roepen, dat de geschiedenis van Onze beproevingen zal verhalen, dat herstel van Onze rechten zal eisen van hen die Ons zonder het geringste bewijs met duidelijke onrechtvaardigheid hebben behandeld. God, voorzeker, heerst over de levens van hen die Ons onrecht hebben aangedaan, en is zeer wel op de hoogte van hun daden. Hij zal hen zekerlijk aangrijpen voor hun zonden. Hij, waarlijk, is de meest geduchte wreker.
Aldus hebben Wij voor u de geschiedenis van de ene ware God omstandig vermeld, en de dingen die Hij vooraf beschikte, tot u gezonden, zodat gij Hem wellicht om vergeving zult vragen, tot Hem terug zult keren, waarachtig berouw zult hebben, gij uw wandaden zult realiseren, uw sluimer van u af zult schudden, zult ontwaken uit uw achteloosheid boete zult doen voor de dingen die u zijn ontgaan en behoren tot hen die goed doen. Laat hij die dat wil de waarheid van Mijn woorden erkennen, en wat hem aangaat die dit niet wil, laat hij zich afkeren. Mijn enige plicht is u te herinneren aan uw plichtsverzuim jegens de Zaak Gods, indien gij mogelijkerwijs behoort tot hen die acht slaan op Mijn waarschuwing. Luistert daarom naar Mijn woorden en keert u weder tot God en hebt berouw, opdat Hij, door Zijn genade, u genadig moge zijn, uw zonden zal uitwissen en uw overtredingen vergeven. De grootheid van Zijn barmhartigheid overtreft de heftigheid van Zijn gramschap, en Zijn genade omvat allen die hetzij in het verleden of in de toekomst het aanzijn is gegeven en bekleed zijn met het gewaad des levens.
LXVII. In deze Openbaring is verschenen, wat nooit eerder is verschenen. Wat de ongelovigen aangaat die getuige waren van hetgeen is geopenbaard, zij morren en zeggen: "Waarlijk, dit is een tovenaar die een leugen heeft verzonnen over God". Zij zijn waarlijk een verworpen volk.
O, Pen van de Aloude der Dagen, deel de natiën de dingen die in 'Iráq hebben plaatsgevonden nauwkeurig mede. Verhaal hun van de boodschapper die de gezamenlijke geestelijken van dat land hadden afgevaardigd om Ons te ontmoeten en die, toen hij Onze aanwezigheid bereikte, Ons over bepaalde wetenschappen vroeg, en die Wij krachtens de kennis die Wij van nature bezitten, beantwoordden. Uw Heer is, waarlijk, de Kenner van ongeziene dingen. "Wij getuigen", zei hij, "dat de kennis die Gij bezit van dien aard is dat geen mens hiermee kan wedijveren. Een dergelijke kennis is echter onvoldoende om de verheven rang die de mensen u toeschrijven, te rechtvaardigen. Zo Gij de waarheid spreekt, breng dan teweeg hetgeen de gezamenlijke krachten der volkeren op aarde niet bij machte zijn teweeg te brengen". Aldus was onherroepelijk beslist in de hof van de tegenwoordigheid van uw Heer, de Alglorierijke, de Liefderijke.
"Getuig! Wat ziet gij?" Hij was met stomheid geslagen. En toen hij weer tot zichzelf kwam, zei hij: "Ik geloof waarlijk in God, de Alglorierijke, de Alomgeprezene". "Ga naar de mensen toe, en zeg hun: 'Vraag alles wat gij maar wilt. Machtig is Hij te doen wat Hij wil. Volstrekt niets, hetzij van verleden of toekomst, kan Zijn Wil verhinderen'. Zeg: 'O gezamenlijke geestelijken! Kiest wat gij maar wenst, en vraagt uw Heer, de God van Barmhartigheid, het u te openbaren. Zo Hij uw wens vervult, krachtens Zijn soevereiniteit, gelooft dan in Hem en behoort niet tot hen die Zijn waarheid verwerpen"'. "De dageraad van begrip is nu aangebroken", zei hij, "en het getuigenis van de Albarmhartige is in vervulling gegaan". Hij stond op en keerde terug naar hen die hem hadden gezonden, op het bevel van God, de Alglorierijke, de Welbeminde.
Dagen gingen voorbij, en hij kwam niet naar Ons terug. Tenslotte kwam er een andere boodschapper die Ons meedeelde dat de mensen hadden opgegeven wat zij aanvankelijk voornemens waren. Zij zijn met recht een verachtelijk volk. Dit vond plaats in 'Iráq, en Ikzelf ben getuige van hetgeen Ik bekend maak. Dit gebeuren werd ruchtbaar gemaakt, maar toch werd er niemand gevonden die de betekenis ervan begreep. Aldus hebben Wij bepaald. Hoe wenste Ik dat gij dit wist!
Bij Mijzelf! Al wie in voorbije tijden Ons vroeg de tekenen Gods te tonen, heeft zodra Wij hem deze onthulden, de waarheid Gods afgewezen. De mensen zijn evenwel grotendeels achteloos gebleven. Zij wier ogen zijn verlicht met het licht van begrip, zullen de zoete geuren van de Albarmhartige waarnemen en zullen Zijn waarheid omhelzen. Zij zijn degenen die waarlijk oprecht zijn.
LXVIII. O gij die de vrucht zijt van Mijn Boom en het blad ervan! Op u ruste Mijn heerlijkheid en Mijn barmhartigheid. Laat uw hart niet bedroefd zijn over hetgeen u is overkomen. Zoudt gij de bladzijden van het Boek des Levens nauwkeurig onderzoeken, dan zoudt gij voorzeker datgene ontdekken wat uw verdriet zou verdrijven en uw zieleangst zou doen verdwijnen.
Weet, o vrucht van Mijn Boom, dat de geboden van de soevereine Bestierder, met betrekking tot noodlot en voorbeschikking, van tweeërlei aard zijn. Beide moeten worden gehoorzaamd en aanvaard. Het ene is onherroepelijk, het andere, - in menselijke bewoordingen - is een dreiging. Aan het eerste moeten allen zich onvoorwaardelijk onderwerpen, aangezien het volkomen vaststaat. God is evenwel bij machte het te veranderen of te herroepen. Daar het kwaad dat uit zo'n verandering kan voortkomen groter zal zijn dan wanneer het gebod onveranderd was gebleven, daarom moeten allen gewillig berusten in hetgeen God heeft gewild en er zich vol vertrouwen aan onderwerpen.
Het dreigende noodlot is echter van dien aard dat gebed en smeekbede dit kan afwenden.
God geve dat gij die de vrucht zijt van Mijn Boom en zij die zijn verbonden met u, beschermd mogen zijn tegen de kwade gevolgen ervan.
Zeg: o God, mijn God! Gij hebt aan mijn handen een pand van U toevertrouwd en hebt het thans naar Uw Wil en welbehagen tot U teruggeroepen. Het staat niet aan mij, Uw dienares, om te zeggen: vanwaar komt dit tot mij of waarom is dit geschied, daar Gij verheerlijkt zijt in al Uw daden en Uw gebod gehoorzaamd moet worden. Uw dienstmaagd, o mijn Heer, heeft haar hoop gevestigd op Uw genade en milddadigheid. Vergun haar dat zij verkrijge hetgeen haar U zal doen naderen en haar in elk Uwer werelden zal baten. Gij zijt de Vergevende, de Almilddadige. Er is geen ander God dan Gij, de Bestierder, de Eeuwige.
Verleen Uw zegeningen, o Heer mijn God, aan hen die volop hebben gedronken van de wijn van Uw liefde voor de ogen der mensen en, ondanks Uw vijanden, Uw eenheid hebben erkend, van Uw eenzijn hebben getuigd en hun geloof beleden in datgene wat de ledematen van de onderdrukkers onder Uw schepselen deed beven en de hoogmoedigen der wereld deed sidderen. Ik getuig dat Uw Soevereiniteit nimmer voorbij kan gaan en Uw Wil nooit zal veranderen. Beschik voor hen die hun gelaat naar U hebben gekeerd, en voor Uw dienstmaagden die zich aan Uw Koord hebben vastgehouden, datgene wat de Oceaan van Uw milddadigheid en de Hemel van Uw genade betaamt.
Gij zijt Degeen, o God, Die Zichzelf bekend heeft gemaakt als de Heer van Rijkdom en allen die Hem dienen, gekenschetst als arm en behoeftig. Evenals Gij hebt geschreven: "O, gij die geloven! Gij zijt slechts behoeftigen die God van node hebben; maar God is de Albezitter, de Alomgeprezene". Laat mij niet verstoken blijven van de luister van Uw rijkdommen, nu ik mijn armoede heb ingezien en Uw rijkdom heb erkend. Gij zijt, waarlijk, de hoogste Beschermer, de Alwetende, de Alwijze.
LXIX. Roep u het gedrag in herinnering van Ashraf's moeder, wier zoon zijn leven gaf in het Land van Zá (Zanján). Hij bevindt zich voorzeker in het verblijf van waarheid, in de tegenwoordigheid van Eén Die de Krachtigste, de Almachtige is.
Toen de ongelovigen ten onrechte besloten hem ter dood te brengen, lieten zij zijn moeder oppakken, zodat zij hem misschien kon vermanen en hem bewegen zijn geloof te herroepen om in de voetstappen te treden van hen die de waarheid van God, de Heer aller werelden, hebben verloochend.
Nauwelijks zag zij het gelaat van haar zoon of zij sprak woorden tot hem die het hart van de geliefden Gods en daarenboven de Schare in den hoge het gekweld deed uitschreeuwen van diepe smart. Waarlijk, uw Heer weet wat Ik zeg. Hij Zelf getuigt van Mijn woorden.
En zij richtte zich tot hem en sprak: "Mijn zoon, mijn eigen zoon! Verzuim niet uzelf te offeren in het pad van uw Heer. Wees op uw hoede dat gij niet uw geloof verraadt in Hem voor Wiens aanschijn allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn zich in aanbidding hebben neergebogen. Ga recht op uw doel af, o mijn zoon, en volhard in het pad van de Heer, uw God. Haast u de tegenwoordigheid te bereiken van Hem Die de Welbeminde aller werelden is".
Op haar rusten Mijn zegeningen en Mijn genade en Mijn lof en Mijn luister. Ikzelf zal het verlies van haar zoon goedmaken - een zoon die nu verblijft in het tabernakel van Mijn majesteit en heerlijkheid, en wiens gelaat straalt met een licht dat met zijn luister de maagden des Hemels in hun hemelse vertrekken omgeeft, en daarenboven de bewoners van Mijn Paradijs en de inwoners van de Steden van Heiligheid. Zou enig oog aandachtig naar zijn gelaat opzien, dan zou het uitroepen: "Zie, deze is geen ander dan een nobele engel!"
Deel III
DE ZIEL EN HAAR ONSTERFELIJKHEID
LXX. Het evenwicht in de wereld is verstoord door de vibrerende invloed van deze grootste, deze nieuwe Wereldorde. In het geregelde leven van de mensheid is een ommekeer teweeggebracht door de werking van dit unieke, dit wonderbaarlijke Stelsel - welks gelijke het oog der stervelingen nimmer heeft aanschouwd.
Dompelt u in de oceaan van Mijn woorden, opdat gij de geheimen ervan moogt ontrafelen en alle parelen van wijsheid die in de diepten daarvan verborgen liggen, moogt ontdekken. Hoedt u dat gij niet weifelt in uw besluit de waarheid van deze Zaak te omhelzen - een Zaak waardoor de mogelijkheden van Gods macht zijn geopenbaard en Zijn soevereiniteit is gevestigd. Haast u tot Hem met een van vreugde stralend gelaat. Dit is het onveranderlijke Geloof van God, eeuwig in het verleden, eeuwig in de toekomst. Laat de zoekende het bereiken; en wat betreft degene die geweigerd heeft het te zoeken - waarlijk, God is de Onafhankelijke en heeft Zijn schepselen geenszins van node.
Zeg: Dit is de nimmer falende Waag in de Hand van God waarop allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn worden gewogen, en waarmee hun lot wordt bepaald, zo gij behoort tot hen die geloven en deze waarheid erkennen. Zeg: Dit is het Allergrootste Getuigenis, waardoor de geldigheid van ieder bewijs door de eeuwen heen is vastgesteld, hoe wenste Ik dat gij hiervan verzekerd waart. Zeg: Hierdoor zijn de armen verrijkt, de geleerden verlicht en de zoekenden in staat gesteld op te stijgen naar Gods tegenwoordigheid. Hoedt u dat gij het niet tot oorzaak van tweedracht onder u maakt. Weest even standvastig als de onwrikbare berg in de Zaak van uw Heer, de Machtige, de Liefderijke.
LXXI. Weest niet ontmoedigd, o volkeren der aarde, wanneer de dagster van Mijn schoonheid is ondergegaan en de hemel van Mijn aardse tempel aan uw oog is onttrokken. Verheft u om Mijn Zaak te bevorderen en Mijn Woord onder de mensen te verheerlijken. Wij zijn te allen tijde met u en zullen u sterken door de kracht van de waarheid. Wij zijn waarlijk almachtig. Al wie Mij heeft erkend, zal opstaan en Mij met zulk een vastberadenheid dienen dat de krachten van hemel en aarde hem niet van zijn doel zullen kunnen afhouden.
De volkeren der aarde zijn in diepe slaap verzonken. Zouden zij uit hun sluimer ontwaken, dan zouden zij zich geestdriftig spoeden naar God, de Alwetende, de Alwijze. Zij zouden zich ontdoen van alles wat zij bezitten, ook al zouden dit alle schatten der aarde zijn, opdat hun Heer hen moge gedenken al was het door slechts één woord tot hen te richten. Aldus luidt de opdracht u gegeven door Hem Die de kennis der verborgen dingen bezit, in een Tafel welke door het oog der schepping niet is aanschouwd en welke aan niemand is geopenbaard dan aan Hemzelf, de almachtige Beschermer aller werelden. Zij zijn in de roes van hun kwade begeerten zozeer van hun zinnen beroofd, dat zij niet bij machte zijn de Heer van alle bestaan te erkennen, Wiens stem luide uit iedere richting roept: "Er is geen ander God dan Ik, de Machtige, de Alwijze."
Zeg: Verheugt u niet over de dingen die gij bezit; vanavond zijn ze nog van u, morgen zullen anderen ze bezitten. Aldus waarschuwt u de Alwetende, Hij Die van alles op de hoogte is. Zeg: Kunt gij beweren dat hetgeen gij bezit blijvend of zeker is? Neen! Bij Mijzelf, de Albarmhartige, dat kunt gij niet indien gij behoort tot hen die eerlijk oordelen. De dagen van uw leven vlieden heen als een zuchtje wind, en al uw pracht en praal zal voorbijgaan gelijk de pracht en praal van hen die u zijn voorgegaan. Overdenkt, o mensen! Wat is er geworden van uw vervlogen dagen, uw vergane eeuwen? Zalig de dagen die zijn gewijd aan het gedenken van God, en gezegend de uren die zijn doorgebracht met het loven van Hem Die de Alwijze is. Bij Mijn leven! Noch de praal van de machtigen, noch de overvloed van de rijken, en zelfs niet het overwicht van de goddelozen zal duurzaam zijn. Alles zal vergaan na een woord van Hem. Hij is waarlijk de Almogende, de Algebiedende, de Almachtige. Welk voordeel schuilt er in de aardse dingen die de mensen bezitten? Hetgeen hun zal baten hebben zij volkomen veronachtzaamd. Eerlang zullen zij uit hun sluimer ontwaken en ontdekken dat zij niet kunnen verwerven wat hun is ontgaan in de dagen van hun Heer, de Almachtige, de Algeprezene. Wisten zij dit slechts, dan zouden zij van alles afstand doen, opdat hun naam voor Zijn troon genoemd moge worden. Zij worden waarlijk tot de doden gerekend.
LXXII. Laat uw hart niet worden verontrust, o mensen, wanneer de glorie van Mijn Tegenwoordigheid is weggeëbd en de oceaan van Mijn woorden is verstild. In Mijn aanwezigheid in uw midden ligt een wijsheid, en in Mijn afwezigheid ligt een andere wijsheid, die onnaspeurlijk is voor allen buiten God, de Onvergelijkelijke, de Alwetende. Waarlijk, Wij aanschouwen u vanuit Ons rijk van heerlijkheid en zullen een ieder die zich inzet voor de zege van Onze Zaak bijstaan met de Heirscharen in den hoge en een stoet van Onze begunstigde engelen.
O volkeren der aarde! God, de Eeuwige Waarheid, is Mijn getuige dat beken fris en kabbelend water uit de rotsen stromen door de zoetheid van de woorden die zijn geuit door uw Heer, de Onbeperkte; en nog sluimert gij. Ontdoet u van uw bezittingen en verheft u op de wieken van onthechting hoog boven al het geschapene uit. Aldus gebiedt u de Heer der schepping, Die met een streek van Zijn Pen een ommekeer in de ziel der mensheid teweeg heeft gebracht.
Weet gij vanuit welke hoogten uw Heer, de Alglorierijke, roept? Denkt gij dat gij de Pen hebt herkend waarmede uw Heer, de Heer aller namen, u gebiedt? Neen, bij Mijn leven! Wist gij het slechts, dan zoudt gij de wereld verzaken en u met volle overgave naar de tegenwoordigheid van de Welbeminde spoeden. Uw geest zou door Zijn Woord zo in vervoering geraken dat dit in de Hogere Wereld hevige opschudding zou veroorzaken - hoeveel te meer in deze kleine en onbeduidende wereld! Aldus zijn de regens van Mijn milddadigheid in stromen uit de hemel van Mijn goedertierenheid op u neergedaald als een teken van Mijn genade, opdat gij tot de dankbaren moogt behoren. . .
Hoedt u dat vleselijke begeerten en verdorven neigingen geen verdeeldheid onder u veroorzaken. Weest als de vingers van één hand en de ledematen van één lichaam. Deze raad geeft u de Pen van Openbaring, zo gij behoort tot hen die geloven.
Overdenkt de barmhartigheid van God en Zijn gaven. Hij schrijft u voor hetgeen heilzaam voor u is, ofschoon Hij het Zelf zeer goed zonder enig schepsel kan stellen. Uw wandaden kunnen Ons nimmer deren, evenmin kunnen uw goede werken Ons baten. Geheel omwille van God roepen Wij u op. Hiervan zal ieder verstandig en begrijpend mens getuigen.
LXXIII. Het is zonneklaar dat, wanneer de sluiers die de werkelijkheid verbergen van de manifestaties der Namen en Hoedanigheden van God, ja, van al het geschapene - zichtbaar en onzichtbaar - vaneen zijn gescheurd, niets dan het Teken Gods zal blijven - een teken dat Hijzelf in deze werkelijkheden heeft gesteld. Dit teken zal zolang voortduren als de wens is van de Heer uw God. de Heer der hemelen en der aarde. Wanneer de zegeningen die verleend zijn aan al het geschapene zo groot zijn, hoe verheven moet dan wel de bestemming zijn van de ware gelovige wiens bestaan en leven moet worden beschouwd als het primaire doel der gehele schepping. Evenals het begrip geloof bestaat vanaf het begin dat geen begin heeft en zal voortduren tot het einde dat geen einde heeft, zo zal de ware gelovige eeuwig leven en blijven bestaan. Zijn geest zal zich eeuwigdurend bewegen rondom de Wil van God. Hij zal blijven bestaan zolang God Zelf blijft bestaan. Hij is onthuld door de Openbaring van God, en is verborgen op Zijn bevel. Het is duidelijk dat de meest verheven woningen in het Rijk van Onsterfelijkheid zijn bestemd tot verblijfplaats van hen die waarlijk geloven in God en in Zijn Tekenen. De dood kan nimmer binnendringen in die heilige zetel. Aldus hebben Wij u de tekenen van uw Heer toevertrouwd, opdat gij moogt volharden in uw liefde voor Hem en moogt behoren tot hen die deze waarheid begrijpen.
LXXIV. Ieder woord dat uit Gods mond komt, is met zulk een kracht geladen dat het elk menselijk lichaam met nieuw leven kan bezielen, indien gij behoort tot hen die deze waarheid begrijpen. Al de wondere werken die gij in deze wereld aanschouwt, zijn zichtbaar geworden door de werking van Zijn hoogste en meest verheven Wil, Zijn wonderbaarlijk en onveranderlijk Plan. Alleen al door de openbaring van het woord "Vormer", dat van Zijn lippen stroomde en Zijn hoedanigheden aan de mensheid verkondigde, is zo'n kracht vrijgekomen, dat vele eeuwen achtereen de veelsoortige werken die mensenhanden voortbrengen, konden ontstaan.
Dit, waarlijk, is een ontwijfelbare waarheid. Nauwelijks is dit schitterende woord uitgesproken of de bezielende kracht ervan, die in al het geschapene bestaat, roept de middelen en werktuigen in het leven waarmee dergelijke werken kunnen worden voortgebracht en vervolmaakt. Alle wonderbaarlijke werken waarvan gij nu getuige zijt, zijn de rechtstreekse uitwerking van de Openbaring van deze Naam. In de komende tijd zult gij voorzeker dingen zien, waarvan gij voordien nimmer hebt gehoord. Aldus is bevolen in de Tafelen Gods, en geen mens kan dit begrijpen behalve degenen met een scherpe blik. Evenzo zal - op het moment dat het woord, hetwelk Mijn hoedanigheid "de Alwetende" uitdrukt, uit Mijn mond klinkt - ieder geschapen ding overeenkomstig zijn capaciteit en beperkingen, worden bekleed met het vermogen om de kennis van de meest wonderbaarlijke wetenschappen open te leggen, en in staat worden gesteld deze in de loop van de tijd openbaar te maken op bevel van Hem Die de Almachtige, de Alwetende is. Weet voorzeker dat de Openbaring van iedere andere Naam gepaard gaat met een gelijksoortige onthulling van Gods macht. Iedere letter op zichzelf, die voortkomt uit de mond Gods is met recht een moederletter, en ieder woord dat wordt geuit door Hem, Die de Bron is van goddelijke openbaring, is een moederwoord en Zijn Tafel een Moedertafel. Wel ga het hen die deze waarheid verstaan.
LXXV. Scheurt in Mijn naam de sluiers vaneen die u het zien ernstig belemmeren en verjaagt door de kracht, ontsproten uit uw geloof in de eenheid Gods, de afgoden van uw ijdele verbeelding. Betreedt dan het gewijde Paradijs van het welbehagen van de Algenadige. Heiligt uw ziel van al hetgeen niet van God is en smaakt de zoetheid der rust in de schoot van Zijn onmetelijke en machtige Openbaring en onder de schaduw van Zijn oppermachtig en onfeilbaar gezag. Laat u niet in de dichte sluiers van zelfzuchtige begeerten wikkelen, aangezien Ik in een ieder van u Mijn schepping heb volmaakt, opdat de voortreffelijkheid van Mijn werk volledig aan de mensen kan worden geopenbaard. Hieruit volgt dat ieder mens in staat is en in staat zal zijn, zelf de Schoonheid van God, de Verheerlijkte, naar waarde te schatten. Ware hij niet met dit vermogen begiftigd, hoe zou hij dan voor zijn falen ter verantwoording kunnen worden geroepen? Indien in de Dag dat alle volkeren der aarde verzameld worden, aan een mens die voor God staat, wordt gevraagd: "Waarom hebt gij niet in Mijn Schoonheid geloofd en u van Mij afgekeerd?" en hij antwoordt: "Omdat alle mensen hebben gedwaald en niemand geneigd was zijn gelaat naar de waarheid te keren, heb ook ik, hun voorbeeld volgend, jammerlijk gefaald de Schoonheid van de Eeuwige te erkennen". zal zulk een verontschuldiging voorzeker worden afgewezen. Want het geloof van een mens kan slechts door hemzelf worden bepaald.
Dit is een van de waarheden die in Mijn Openbaring liggen besloten een waarheid die Ik heb geopenbaard in alle hemelse Boeken die Ik de Tong van Grootheid deed uitspreken, en de Pen van Macht deed neerschrijven. Denk hierover een wijle na, opdat gij met zowel uw innerlijk als uiterlijk oog de subtiliteiten van Gods wijsheid moogt waarnemen en de juwelen van hemelse kennis ontdekken die Ik in heldere en indrukwekkende taal heb geopenbaard in deze verheven, onaantastbare Tafel opdat gij niet ver zult afdwalen van de allerhoogste Troon, van de Boom waaraan geen voorbijgaan mogelijk is, van de Verblijfplaats van eeuwigdurende macht en heerlijkheid.
De tekenen Gods schijnen even duidelijk en stralend als de zon in de werken van Zijn schepselen. Al wat van Hem uitgaat is uniek en zal zich immer onderscheiden van menselijke vindingen. Uit de Bron van Zijn kennis zijn talloze Hemellichten van geleerdheid en wijsheid opgekomen, en uit het Paradijs van Zijn Pen heeft de ademtocht van de Albarmhartige onophoudelijk over 's mensen hart en ziel gezweefd. Gelukzalig zijn zij die deze waarheid hebben erkend.
LXXVI. Luister, o Mijn dienaar, naar hetgeen tot u is neergezonden vanuit de Troon van uw Heer, de Ongenaakbare, de Grootste. Er is geen ander God dan Hij. Hij heeft Zijn schepselen in het aanzijn geroepen, opdat zij Hem Die de Meedogende, de Albarmhartige is, zullen kennen. Naar de steden van alle landen heeft Hij Zijn Boodschappers gezonden met de opdracht de mensen de boodschap te verkondigen van het Paradijs van Zijn welbehagen en hen nader te brengen tot de Haven van duurzame veiligheid, de Zetel van onvergankelijke heiligheid en alles te boven gaande heerlijkheid.
Sommigen werden geleid door het Licht van God, verkregen toegang tot het hof van Zijn tegenwoordigheid, waar zij volop dronken van het water van eeuwigdurend leven uit de hand van overgave, en werden gerekend tot hen die Hem waarlijk hebben erkend en in Hem hebben geloofd. Anderen kwamen tegen Hem in opstand en verwierpen de tekenen van God, de Almogende, de Almachtige, de Alwijze.
Eeuwen gingen voorbij vooraleer hun de vervulling hiervan deelachtig werd in de Heer der dagen, de Dag waarin de Dagster van de Bayán zichtbaar werd boven de horizont van genade, de Dag waarin de Schoonheid van de Alglorierijke straalde in de verheven persoon van 'Alí-Muhammad, de Báb. Nauwelijks had Hij zich geopenbaard of alle mensen stonden tegen Hem op. Sommigen klaagden Hem aan als iemand die lasteringen had gesproken jegens God, de Almachtige, de Aloude der Dagen. Anderen beschouwden Hem als iemand die krankzinnig was geworden, een aantijging die Ik Zelf heb gehoord van de lippen van een der godgeleerden. Weer anderen betwistten Zijn aanspraak de Spreekbuis van God te zijn, en brandmerkten Hem als één die zich de woorden van de Almachtige had toegeëigend, de betekenis ervan had verdraaid en ze had vermengd met zijn eigen woorden. Het Oog van Grootheid weent bitter om de dingen die zij hebben gezegd, terwijl zij op hun zetels blijven triomferen.
Hij zeide: "God is Mij tot getuige, o mensen! Ik ben tot u gekomen met een Openbaring van de Heer, uw God, de Heer uwer vaderen van weleer. Kijkt niet, o mensen, naar de dingen die gij bezit. Kijkt veeleer naar datgene wat God tot u heeft neergezonden. Dit, waarlijk, is beter voor u dan al het geschapene, ontwaardet gij het slechts. Blijft goed kijken, o mensen, en overweegt het getuigenis van God en Zijn bewijs welke in uw bezit zijn en vergelijkt deze met de Openbaring die in deze Dag tot u is neergezonden, zodat de waarheid, de onfeilbare waarheid u zekerlijk duidelijk zal worden. Volgt niet, o mensen, de voetstappen van de Boze; volgt het Geloof van de Albarmhartige, en behoort tot hen die waarlijk geloven. Wat zou het de mens baten, wanneer hij faalde de Openbaring Gods te erkennen? Hiervan zal Mijn eigen Zelf, de Almogende, de Alwetende, de Alwijze getuigenis afleggen".
Hoe meer Hij hen vermaande, des te groter werd hun vijandschap, totdat zij Hem tenslotte op de wreedste wijze ter dood brachten. Gods vloek ruste op de onderdrukkers'.
Enkelen hebben in Hem geloofd; weinig van Onze dienaren behoren tot de dankbaren. Hij heeft hen in al Zijn Tafelen - ja in iedere passage van Zijn wondere Geschriften - aangespoord zich in de Dag van de beloofde Openbaring, al ware het in de hemel of op aarde, aan niets anders te wijden. Hij zeide: "O, mensen, Ik heb Mij geopenbaard voor Zijn Manifestatie en heb Mijn Boek, de Bayán, op u doen neerdalen met geen ander doel dan om de waarheid van Zijn Zaak vast te stellen. Vreest God en strijdt niet met Hem, zoals het volk van de Qur'án met Mij heeft gestreden. Op welk tijdstip gij ook van Hem hoort, haast u tot Hem en blijft trouw aan al wat Hij u zal openbaren. Niets anders buiten Hem kan u ooit baten, neen, al zoudt gij van het begin tot het einde de getuigenissen overleggen van al degenen die voor u waren".
En toen na verloop van enkele jaren de hemel van Gods bevel werd doorkliefd en de Schoonheid van de Báb verscheen in de wolken van de namen van God en getooid met een nieuw gewaad, stond ditzelfde volk boosaardig op tegen Hem, Wiens licht al het geschapene heeft omvat. Zij verbraken Zijn Verbond, verwierpen Zijn waarheid, twistten met Hem, vitten op Zijn tekenen, bestempelden Zijn getuigenis als leugen, en schaarden zich bij het gezelschap der ongelovigen. Tenslotte besloten zij Hem van het leven te beroven. Zodanig is de staat van hen die in verregaande dwaling verkeren!
En toen zij zich bewust werden van hun onvermogen hun doel te bereiken, stonden zij op om tegen Hem samen te spannen. Ziet hoe zij ieder ogenblik een nieuwe list bedenken om Hem schade toe te brengen, teneinde de Zaak Gods te kunnen benadelen en onteren. Zeg: Wee u! Bij God! Uw kuiperijen overladen u met schande. Uw Heer, de God van barmhartigheid, kan het zeer goed stellen zonder Zijn schepselen. Niets, wat dan ook, kan hetgeen Hij bezit, vermeerderen of verminderen. Zo gij gelooft, zal dit u allen ten goede komen en zo gij niet gelooft, zult gij zelf lijden. Nimmer kan de hand van de ongelovige de zoom van Zijn Mantel ontheiligen.
O, Mijn dienaar die in God gelooft! Bij de rechtvaardigheid van de Almachtige! Zou Ik u verhalen van de dingen die Mij zijn overkomen, dan zouden ziel en verstand der mensen niet in staat zijn de last ervan te dragen. God Zelf is Mij tot getuige. Waak over uzelf en volg niet de voetstappen van die mensen. Denk onverflauwd na over de Zaak van uw Heer. Span u in Hem te kennen door Hemzelf en niet door anderen. Want niemand buiten Hem kan u ooit van nut zijn. Hiervan zal al het geschapene getuigen, kon gij het slechts gewaarworden.
Kom vanachter de sluier tevoorschijn met het welnemen van uw Heer de Alglorierijke, de Almogende, en grijp voor de ogen van hen die in de hemelen en hen die op aarde zijn, de Kelk van Onsterfelijkheid, in de naam van uw Heer, de Ongenaakbare, de Allerhoogste, en drink volop en behoor niet tot hen die dralen. Ik zweer bij God! Op het moment dat gij de Kelk aanraakt met uw lippen zal de Schare in den Hoge u juichend toeroepen: "Drink met gezonde teugen, o mens die waarlijk in God gelooft", en de bewoners van de Steden van Onsterfelijkheid zullen uitroepen: "Vreugde over u, o gij die de Kelk van Zijn liefde hebt geledigd!" en de Tong van Grootheid zal u begroeten met de woorden
"Groot is de gelukzaligheid die u wacht, o Mijn dienaar, want gij hebt datgene bereikt wat niemand heeft bereikt, uitgezonderd zij die zich hebben onthecht van al hetgeen is in de hemelen en op aarde, en de zinnebeelden zijn van ware onthechting".
LXXVII. En nu wat uw vraag over de schepping van de mens betreft. Weet dat alle mensen zijn geschapen in de door God, de Behoeder, de Bij-Zich-Bestaande, beschikte aard. Een ieder is met voorbestemde mogelijkheden en talenten begiftigd, zoals in Gods machtige en welbehoede Tafelen is bepaald. Al hetgeen gij potentieel bezit kan echter slechts als een gevolg van uw eigen wil zichtbaar worden. Uw eigen daden getuigen van deze waarheid. Overweeg b.v. datgene wat in de Bayán aan de mensen is verboden. God heeft in dat Boek verordend en op Zijn bevel al wat Hem behaagde als wettig vastgesteld, en Hij heeft door de kracht van Zijn soevereine macht, verboden al wat Hij verkoos te verbieden. Hiervan getuigt de tekst van dat Boek. Wilt gij hier niet van getuigen? De mensen hebben echter willens en wetens Zijn wet verbroken. Is een dergelijk gedrag aan God toe te schrijven of aan henzelf? Wees eerlijk in uw oordeel. Al het goede is van God en al het kwade komt uit uzelf. Wilt gij het niet begrijpen? Deze waarheid werd in alle Geschriften geopenbaard, indien gij behoort tot hen die verstaan. Iedere daad waarover gij nadenkt is even duidelijk voor Hem als ware deze reeds volbracht. Er is geen ander God dan Hij. Hem behoort de gehele schepping en de heerschappij erover. Alles is Hem bekend, alles is opgetekend in Zijn heilige en verborgen Tafelen. Deze voorkennis van God moet echter niet worden gezien als zijnde de oorzaak van 's mensen daden, evenmin als uw eigen voorgevoelens dat een bepaalde gebeurtenis gaat plaatsvinden of uw wens dat het zal gebeuren, nooit en te nimmer de oorzaak is van het plaatsvinden ervan.
LXXVIII. Wat betreft uw vraag over de oorsprong van de schepping. Weet voorzeker dat Gods schepping eeuwig heeft bestaan en eeuwig zal blijven bestaan. Haar begin had geen begin en haar einde kent geen einde. Zijn naam, de Schepper, vooronderstelt een schepping evenals in Zijn titel, de Heer der mensen, het bestaan van een dienaar besloten ligt. Wat betreft de, aan de Profeten van weleer toegeschreven, uitspraken als: "In den beginne was God", en "De Heer was alleen; er was geen schepsel om Hem te kennen", is de betekenis van deze en soortgelijke uitspraken overduidelijk en mag nooit worden misverstaan. Van dezelfde waarheid getuigen deze woorden welke Hij heeft geopenbaard: "God was alleen, er was niemand buiten Hem. Hij zal altijd blijven wat Hij steeds is geweest". Ieder scherpziend oog zal geredelijk bemerken dat de Heer nu kenbaar is; toch is er geen mens om Zijn heerlijkheid te herkennen. Hiermee wordt bedoeld dat de plaats waarin het Goddelijke Wezen zich bevindt ver boven het begrip en de gezichtskring is van iemand anders buiten Hem. Alles wat in de vergankelijke wereld kan worden uitgedrukt of begrepen, kan nooit de grenzen overschrijden die haar van nature zijn opgelegd. God alleen overschrijdt zulke begrenzingen. Hij, waarlijk, is de Eeuwige. Niemand kan ooit Zijns gelijke zijn of worden. Geen naam kan met Zijn naam worden vergeleken. Geen pen kan Zijn wezen beschrijven noch enige tong Zijn heerlijkheid afschilderen. Hij zal eeuwigdurend onmetelijk verheven blijven boven een ieder behalve Hem Zelf.
Overdenk de stonde waarop de verheven Manifestatie van God zich aan de mensen openbaart. Aleer dat uur aanbreekt, is het Aloude Wezen dat nog onbekend is aan enig mens en het Woord van God nog niet heeft gesproken, de Alwetende in een wereld waarin geen mens Hem kende. Hij is met recht de Schepper zonder een schepping. Want juist op het ogenblik dat voorafgaat aan Zijn Openbaring zal al het geschapene zijn ziel aan God moeten geven. Dit is voorzeker de Dag waarvan is geschreven: "Aan wie zal in deze Dag het Koninkrijk zijn?" En er is geen mens bereid hierop te antwoorden.
LXXIX. Wat betreft uw vraag over de werelden van God. Weet met zekerheid dat de werelden van God talloos zijn en onbegrensd. Geen mens kan ze tellen of bevatten, behalve God, de Alwetende, de Alwijze. Overweegt uw toestand wanneer ge slaapt. Voorwaar, Ik zeg u dat dit verschijnsel het meest geheimzinnige is van de tekenen Gods onder de mensen, zouden zij het in hun hart overwegen. Zie hoe hetgeen gij in uw droom hebt gezien na lange tijd geheel verwerkelijkt wordt. Zou de wereld, waarin gij u bevond in uw droom dezelfde zijn als de wereld waarin gij leeft, dan zou het voorval in die droom zich op hetzelfde ogenblik hebben moeten afspelen in deze wereld. Als dit waar was, dan zou u er zelf getuige van zijn geweest. Daar dit evenwel niet het geval is volgt hieruit dat de wereld waarin gij leeft anders is en los staat van de wereld die gij in uw droom hebt ervaren. Laatstgenoemde wereld heeft begin noch einde. Het zou juist zijn, als gij zoudt beweren dat deze wereld zich - gelijk bevolen door de Alglorierijke en Almachtige God in uzelf bevindt en daarin opgesloten ligt. Het zou evenzeer waar zijn vol te houden dat het uw geest, na de beperkingen van de slaap te hebben overschreden, en zich van elke aardse gehechtheid te hebben ontdaan mogelijk werd door toedoen van God een rijk te doorkruisen dat verborgen ligt in de diepste werkelijkheid van deze wereld. Voorwaar, Ik zeg u dat de schepping Gods werelden omvat naast deze wereld, en schepselen anders dan deze schepselen. In elk dezer werelden heeft Hij dingen beschikt die niemand kan doorvorsen behalve Hij, de Aldoorvorsende, de Alwijze. Denk diep na over hetgeen Wij u hebben geopenbaard, opdat gij het oogmerk van God, uw Heer en de Heer aller werelden moogt ontdekken. In deze woorden liggen de mysteries van goddelijke Wijsheid bewaard. Wij onthielden Ons ervan bij dit onderwerp stil te staan als gevolg van het leed dat Ons heeft omsloten door de daden van hen die door Onze woorden geschapen zijn, indien gij behoort tot hen die willen luisteren naar Onze Stem.
LXXX. Gij hebt Mij gevraagd of de mens - afgezien van de Profeten van God en Zijn uitverkorenen - na zijn lichamelijke dood dezelfde individualiteit, persoonlijkheid, hetzelfde bewustzijn en begripsvermogen zal behouden die zijn leven in deze wereld kenmerken. Gij hebt opgemerkt hoe het, zo dit het geval is, dan komt dat, aangezien lichte kwetsuren van zijn geestvermogens als flauwtes en ernstige ziektes hem van zijn begripsvermogen en bewustzijn beroven, zijn dood - die het uiteenvallen van zijn lichaam en de ontbinding ervan tot elementen met zich meebrengt - niet bij machte is dat begripsvermogen en het bewustzijn te vernietigen. Hoe kan iemand zich indenken dat 's mensen bewustzijn en eigenschappen behouden zullen blijven, wanneer de essentiële werktuigen, nodig voor het bestaan en functioneren ervan, volkomen uiteen zijn gevallen?
Weet dat de ziel van de mens verheven is boven en onafhankelijk is van alle gebreken van lichaam of geest. Dat een ziek mens tekenen van zwakte vertoont, is te wijten aan de belemmeringen die zich tussen zijn ziel en lichaam plaatsen, want de ziel zelf blijft onaangetast door lichamelijke storing. Beschouw het licht van de lamp. Ofschoon een voorwerp haar stralen kan onderscheppen, blijft toch het licht zelf met onverminderde sterkte schijnen. Evenzo is iedere ziekte die het lichaam van de mens aantast, een belemmering voor de ziel om haar innerlijke kracht en macht te manifesteren. Wanneer de ziel het lichaam verlaat, zal zij echter een kracht uitstralen en een invloed uitoefenen die geen macht op aarde kan evenaren. Iedere zuivere, iedere gelouterde en geheiligde ziel zal met geweldige kracht worden begiftigd en zal zich met uitbundige blijdschap verheugen.
Beschouw de lamp die onder een korenmaat is gezet. Hoewel haar licht schijnt, is toch de glans ervan voor de mensen verborgen. Let evenzo op de zon die door de wolken is verduisterd. Neem waar, hoe zijn pracht schijnt te zijn afgenomen, terwijl in werkelijkheid de bron van dat licht onveranderd bleef. De ziel van de mens moet met deze zon worden vergeleken, en alle dingen op aarde als zijn lichaam worden beschouwd. Zolang er geen uiterlijk beletsel tussen komt, zal het lichaam in zijn geheel het licht van de ziel blijven weerkaatsen en door de kracht ervan worden geschraagd. Zodra evenwel een sluier tussen hen komt, lijkt de helderheid van dat licht af te nemen.
Bezie de zon nog eens wanneer hij geheel schuil gaat achter de wolken. Of schoon de aarde nog verlicht wordt door zijn licht, is toch de mate van licht aanzienlijk verminderd. Eerst wanneer de wolken zijn opgelost kan de zon weer in volle luister schijnen. Noch de aanwezigheid van wolken noch de afwezigheid ervan kan in enig opzicht de inherente pracht van de zon aantasten. De ziel van de mens is de zon waardoor zijn lichaam wordt verlicht en waarvan het zijn voedsel krijgt, en moet als zodanig worden beschouwd.
Bedenk bovendien dat de vrucht voordat ze zich vormt, potentieel aanwezig is in de boom. Werd de boom in stukken gehakt, dan zou men geen enkel spoor van de vrucht, hoe klein ook, kunnen ontdekken. Wanneer deze echter verschijnt, dan vertoont ze zich -Êzoals gij hebt gezienÊ- in verbazingwekkende schoonheid en prachtige volkomenheid. Bepaalde vruchten komen inderdaad pas tot volle ontwikkeling nadat ze van de boom zijn verwijderd.
LXXXI. En nu wat betreft uw vraag over de ziel van de mens en haar voortbestaan na de dood. Weet waarlijk dat de ziel na gescheiden te zijn van het lichaam zich verder ontwikkelt tot zij de nabijheid van God bereikt, in een staat en toestand die noch het verloop van jaren en eeuwen noch de veranderingen en wisselvalligheden van deze wereld kunnen wijzigen. De ziel zal voortbestaan zolang als het Koninkrijk van God, Zijn soevereiniteit, Zijn heerschappij en macht duren. Zij zal de tekenen en eigenschappen van God manifesteren en Zijn goedertierenheid en milddadigheid openbaren. De beweging van Mijn Pen stokt, wanneer zij tracht een passende beschrijving te geven van de verhevenheid en heerlijkheid van zulk een hoge staat. De eer waarmede de Hand van Genade de ziel zal bekleden, kan geen tong passend schilderen noch enig ander aards middel weergeven. Gezegend de ziel die op het uur van scheiding van het lichaam bevrijd is van de ijdele verbeeldingen der wereldse mensen. Zulk een ziel beweegt en leeft naar de Wil van haar Schepper en gaat het allerhoogste Paradijs binnen. De Maagden des Hemels, de bewoners van de verhevenste verblijven, zullen zich rondom haar bewegen, en de Profeten Gods en Zijn uitverkorenen zullen haar gezelschap zoeken. Met hen zal die ziel zich vrijelijk onderhouden en zal hun verhalen van hetgeen zij had te verduren in het pad van God, de Heer aller werelden. Zou aan enig mens worden verteld wat voor zo'n ziel is beschikt in de werelden van God, de Heer van de troon in den hoge en hier op aarde, dan zou zijn hele wezen onmiddellijk in vuur en vlam raken in het grote verlangen die verhevenste, geheiligde en schitterende staat deelachtig te worden.... De gesteldheid van de ziel na de dood kan nooit worden beschreven, en evenmin is het gepast of geoorloofd haar gehele wezen aan 's mensen oog te onthullen. De Profeten en Boodschappers van God zijn neergezonden met het enige doel de mensheid te leiden naar het rechte Pad der Waarheid. Het doel dat aan hun openbaring ten grondslag ligt, is alle mensen op te voeden, zodat zij in het stervensuur in de uiterste zuiverheid en heiligheid en volkomen onthecht op kunnen stijgen naar de troon van de Allerhoogste. Het licht dat deze zielen uitstralen veroorzaakt de vooruitgang van de wereld en de ontwikkeling van haar volkeren. Zij zijn als de zuurdesem dat de wereld van het bestaan doortrekt en zij vormen de bezielende kracht waardoor alle kunst en wonderen van de wereld zichtbaar werden. Door hen doen de wolken hun milddadige regen neerdalen op de mensen, en brengt de aarde vruchten voort. Alles moet een oorzaak, een stuwende kracht, een bezielend beginsel hebben. Deze zielen en zinnebeelden van onthechting zijn en zullen de voornaamste stuwkracht blijven in de bestaanswereld. Het hiernamaals verschilt evenveel van deze wereld als deze wereld verschilt van die van het kind dat nog in de moederschoot is. Wanneer de ziel de tegenwoordigheid Gods bereikt, zal zij de vorm aannemen welke het beste past bij haar onsterfelijkheid, en haar hemelse verblijf waardig is. Zulk een bestaan is voorbijgaand en niet absoluut, aangezien het eerste wordt voorafgegaan door een oorzaak, terwijl laatstgenoemde daar onafhankelijk van is. Het absolute bestaan is uitsluitend aan God, verheven zij Zijn heerlijkheid. Wel gaat het hem die deze waarheid verstaat. Zoudt gij in uw hart het gedrag overwegen van de Profeten Gods, dan zoudt gij voorzeker geredelijk betuigen dat er beslist andere werelden dan deze wereld moeten zijn. De meerderheid van de waarlijk wijzen en geleerden heeft - gelijk vermeld door de Pen van Heerlijkheid in de Tafel van Wijsheid getuigenis afgelegd van de waarheid van hetgeen de heilige Schrift van God heeft geopenbaard. Zelfs de materialisten hebben in hun boeken getuigd van de wijsheid van deze door God aangewezen Boodschappers, en hebben de verwijzingen van de Profeten naar het Paradijs, het hellevuur, naar toekomstige beloning en straf beschouwd als zijnde ingegeven door de wens 's mensen ziel op te voeden en te verheffen. Overdenkt derhalve hoe het merendeel van de mensheid, wat hun geloof of denkbeelden ook mogen zijn, de voortreffelijkheid en de superioriteit van deze Profeten Gods heeft erkend en toegegeven. Deze Juwelen van Onthechting worden door sommigen toegejuicht als de belichamingen van wijsheid, terwijl anderen geloven dat zij de spreekbuis zijn van God Zelf. Hoe konden zulke Zielen hebben ingestemd zich over te leveren aan hun vijanden, wanneer zij hadden geloofd dat alle werelden van God beperkt waren tot dit aardse leven? Zouden zij zulke bezoekingen en kwellingen bereidwillig hebben ondergaan als geen mens ooit heeft ervaren of gezien?
LXXXII. Gij hebt Mij over de aard van de ziel gevraagd. Weet waarlijk dat de ziel een teken Gods is, een hemels juweel, waarvan de geleerdsten onder de mensen niet in staat zijn de realiteit te begrijpen en welks mysterie geen verstand, hoe scherpzinnig ook, ooit zal kunnen ontrafelen. De ziel is de eerste onder al het geschapene die de voortreffelijkheid van zijn Schepper kenbaar maakt, de eerste die Zijn heerlijkheid erkent, Zijn waarheid aanhangt en zich voor Hem in aanbidding neerbuigt. Is ze trouw jegens God, dan zal ze Zijn licht weerspiegelen en uiteindelijk tot Hem wederkeren. Schiet ze evenwel tekort in haar trouw jegens de Schepper, dan zal ze het slachtoffer worden van het ik en hartstocht, en op den duur in de diepten daarvan verzinken.
Al wie in deze Dag niet toestond zich door de twijfels en inbeeldingen der mensen te laten afkeren van Hem Die de eeuwige Waarheid is, en zich door het tumult dat de kerkelijke en wereldlijke gezagsdragers uitlokten niet liet weerhouden Zijn Boodschap te erkennen, zulk een mens zal door God, de Heer aller mensen, worden beschouwd als een van Zijn machtige tekenen en zal worden gerekend tot hen wier namen de Pen van de Allerhoogste heeft opgetekend in Zijn Boek. Gezegend is hij die de ware grootheid en staat van zulk een ziel heeft erkend, en haar deugden heeft ontdekt.
In de boeken van weleer is veel geschreven over de diverse stadia in de ontwikkeling van de mens, zoals wellust, drift, inspiratie, welwillendheid, tevredenheid, Gods welbehagen en dergelijke; de Pen van de Allerhoogste is echter niet genegen hierover uit te weiden. Ieder mens die in deze Dag een godvruchtig leven leidt en Hem trouw blijft, zal zich bekleed zien met de eer en glorie van alle uitmuntende namen en rangen.
Wanneer een mens slaapt kan men geenszins zeggen dat zijn ziel op enige wijze van buitenaf wordt beïnvloed. De ziel is niet gevoelig voor enige verandering van haar oorspronkelijke staat of aard. Iedere afwijking van haar funkties moet worden toegeschreven aan oorzaken van buitenaf. Aan deze invloeden van buitenaf moeten alle veranderingen van haar omgeving, haar begrip en waarneming worden toegeschreven.
Denk aan het menselijk oog. Ofschoon dit het vermogen bezit alle geschapen dingen waar te nemen, kan niettemin het geringste obstakel het gezicht dermate belemmeren dat geen enkel voorwerp meer kan worden waargenomen. Verheerlijkt zij de naam van Hem Die deze oorzaken heeft geschapen en er de Oorzaak van is, Die heeft beschikt dat iedere verandering en variëteit in de bestaanswereld hiervan afhankelijk moet worden gemaakt. Ieder geschapen ding in het heelal is slechts een deur die naar Zijn kennis leidt, een teken van Zijn soevereiniteit, een openbaring van Zijn namen, een zinnebeeld van Zijn majesteit, een teken van Zijn kracht, een middel tot toelating op Zijn rechte Pad ....
Waarlijk, Ik zeg u dat de ziel van de mens in wezen een van de tekenen van God, een mysterie onder Zijn mysteriën is. Het is een der grootste tekenen van de Almachtige, de aankondiger die de werkelijkheid van alle werelden van God aankondigt. Erin verborgen ligt hetgeen de wereld van vandaag onmogelijk kan begrijpen. Overdenk in uw hart de openbaring van de Ziel van God welke al Zijn wetten doordringt en stel dit tegenover de lage, begerige geaardheid die tegen Hem in opstand is gekomen, die de mensen verbiedt zich te keren tot de Heer van Namen en hen dwingt hun lusten en hun verdorvenheid te volgen. Zulk een ziel is, in waarheid, verdoold op het pad van dwaling ....
Gij hebt Mij bovendien gevraagd aangaande de toestand van de ziel na haar scheiding van het lichaam. Weet waarlijk dat, indien de mensenziel een godvruchtig leven leidt, deze voorzeker terug zal keren en worden vergaderd tot de heerlijkheid van de Beminde. Bij de rechtvaardigheid Gods! Zij zal zo'n hoge staat bereiken als geen pen kan beschrijven en geen tong kan weergeven. De mens die trouw bleef aan de Zaak van God en onwrikbaar vast stond in Zijn Pad, zal na zijn verscheiden zulk een kracht bezitten dat alle werelden die de Almachtige heeft geschapen door hem vooruit kunnen komen. Zulk een ziel verschaft - op bevel van de volmaakte Koning en goddelijke Opvoeder - de zuivere zuurdesem die de bestaanswereld doortrekt en van het vermogen voorziet waardoor de kunsten en de wonderen der wereld zichtbaar worden. Bedenk dat meel zuurdesem nodig heeft om te rijzen. De zielen die de zinnebeelden van onthechting zijn, vormen de zuurdesem van de wereld. Denk hierover na en behoor tot de dankbaren.
In verschillende van Onze Tafelen hebben Wij melding gemaakt van dit onderwerp en de diverse stadia in de ontwikkeling der ziel uiteengezet. Waarlijk, Ik zeg u dat de ziel van de mens verheven is boven alle gaan en komen. Zij is in rust, en toch wiekt ze omhoog; zij beweegt zich en toch is ze in rust. Zij is als zodanig een bewijs dat zowel getuigt van het bestaan van een vergankelijke wereld als van de realiteit van een wereld die begin noch einde kent. Zie hoe de droom die gij had zich na verloop van vele jaren weer voor uw ogen afspeelt. Bedenk hoe vreemd de wereld is die in uw droom verschijnt. Overpeins in uw hart de onnaspeurlijke wijsheid van God, en denk diep na over de veelvuldige openbaringen hiervan....
Zie de wonderbaarlijke bewijzen van Gods werken en overdenk omvang en aard hiervan. Hij die het Zegel der Profeten is, heeft gezegd: "Vergroot mijn verwondering en verbazing over u, o God!"
Wat betreft uw vraag of de materiële wereld aan beperkingen onderworpen is, weet dat het begrip aangaande deze kwestie afhangt van de waarnemer zelf. Enerzijds is deze beperkt, anderzijds boven alle beperkingen verheven. De ene ware God heeft eeuwigdurend bestaan en zal eeuwigdurend blijven bestaan. Zijn schepping had eveneens geen begin en zal geen einde hebben. Aan al het geschapene is echter een oorzaak voorafgegaan. Dit feit als zodanig bevestigt zonder een zweem van twijfel de eenheid van de Schepper.
Gij hebt Mij bovendien gevraagd aangaande de aard van de hemellichamen. Teneinde de aard ervan te begrijpen, zou het nodig zijn een onderzoek te doen naar de betekenis van de zinspelingen die in de Boeken van weleer zijn gemaakt op de hemellichamen en de hemelen, en de aard van hun verwantschap met deze materiële wereld en de invloed die ze erop uitoefenen. Ieder hart is vol verbazing over zo'n verbijsterend onderwerp en ieder verstand verslagen door het mysterie ervan. God alleen kan het belang ervan doorgronden. De geleerden die gedurende vele duizenden jaren het leven van deze aarde hebben vastgelegd, zijn er in de lange periodes van waarneming niet in geslaagd het aantal en de ouderdom van de andere planeten vast te stellen. Let bovendien op de talrijke verschillen van opvatting als gevolg van de theorieën die deze mensen te berde hebben gebracht. Weet dat iedere vaste ster haar eigen planeten heeft en iedere planeet haar eigen schepselen wier aantal geen mens kan berekenen.
O, gij die uw ogen op Mijn aangezicht hebt gevestigd! De Dageraad van glorie heeft in deze Dag haar luister geopenbaard en de Stem van de Allerhoogste roept. Wij hebben vroeger de volgende woorden geuit: "Dit is voor geen mens de dag zijn Heer te ondervragen. Het betaamt een ieder die heeft geluisterd naar de Roepstem van God, gelijk uitgesproken door Hem die de Dageraad van glorie is, op te staan en uit te roepen: "Hier ben ik, hier ben ik, o Heer aller Namen; hier ben ik, hier ben ik, o Maker der hemelen! Ik getuig dat door Uw openbaring de dingen, verborgen in de Boeken Gods, zijn geopenbaard en dat al hetgeen in de heilige Geschriften is opgetekend door Uw Boodschappers in vervulling is gegaan".
LXXXIII. Overdenk de gave van het verstand waarmee God het wezen van de mens heeft begiftigd. Onderzoek uzelf en zie hoe uw beweging en onbeweeglijkheid, uw wil en doel, uw gezicht en gehoor, uw reukzin en spraakvermogen en al het andere dat met uw zintuigen of geestelijk waarnemingsvermogen verband houdt of te boven gaat, alle voortkomen uit deze gave en hun bestaan daaraan danken. Zo nauw zijn ze ermee verbonden dat, wanneer in minder dan een oogwenk haar verbinding met het menselijk lichaam verbroken zou worden, elk van deze zintuigen onmiddellijk zou ophouden te functioneren en beroofd zou zijn van het vermogen om de bewijzen van haar werkzaamheid te tonen. Het is zonder enige twijfel overduidelijk dat elk van deze voornoemde werktuigen voor een juist functioneren afhankelijk is en dit altijd zal blijven, van de gave van het verstand welke moet worden beschouwd als een teken van de openbaring van Hem Die de soevereine Heer is van allen. Door de openbaring ervan zijn al deze namen en attributen onthuld, en door het ophouden van haar werking worden ze allemaal vernietigd, en gaan verloren.
Het zou volkomen onwaar zijn te beweren dat deze gave dezelfde is als het gezichtsvermogen, aangezien het zien daaruit voortspruit en geheel afhankelijk ervan werkt. Het zou eveneens nutteloos zijn te beweren dat deze gave kan worden gelijkgesteld met het horen, aangezien het gehoor de vereiste energie voor het verrichten van haar functies van de gave van het verstand ontvangt.
Dezelfde verhouding verbindt dit vermogen met alles wat de ontvanger is van deze namen en eigenschappen in de menselijke tempel. Deze verschillende namen en geopenbaarde eigenschappen zijn ontstaan door bemiddeling van dit teken Gods. Onmetelijk verheven is dit teken in essentie en werkelijkheid - boven al dergelijke namen en eigenschappen. Neen, al het andere zal, wanneer met de luister daarvan vergeleken, volkomen in het niet verdwijnen en in vergetelheid raken.
Zoudt gij van nu af tot het einde dat geen einde heeft en met al het geconcentreerde denkvermogen en begrip dat de grootste geesten hebben bereikt of nog zullen bereiken, deze goddelijk beschikte, onnaspeurlijke Realiteit, dit teken van de openbaring van de Immerverblijvende, Alglorierijke God, in uw hart overwegen, dan zoudt gij er niet in slagen het mysterie ervan te begrijpen of de verdienste ervan ook maar te schatten. Bij erkenning van uw machteloosheid om te komen tot een toereikend begrip van die Werkelijkheid welke in u woont, zult gij het nutteloze van zulke, door u ondernomen, pogingen om het mysterie van de levende God, de Dagster van nimmervervagende luister, de Aloude der eeuwigdurende dagen te doorgronden, geredelijk toegeven. Het belijden van hulpeloosheid, waartoe ieder verstand na aandachtige bespiegeling uiteindelijk wordt gedwongen, is als zodanig het hoogtepunt van menselijk begrip en kenmerkt het hoogtepunt van 's mensen ontwikkeling.
LXXXIV. Beschouw de ene, ware God als Eén, Die afzonderlijk is van, en onmetelijk verheven boven al het geschapene. Het gehele heelal weerspiegelt Zijn heerlijkheid, terwijl Hij Zelf onafhankelijk is van Zijn schepselen en hen verre te boven gaat. Dit is de ware betekenis van goddelijke Eenheid. Hij Die de eeuwige Waarheid is, is de enige Macht Die onbetwiste soevereiniteit uitoefent over de bestaanswereld, Wiens beeltenis wordt weerkaatst in de spiegel van de gehele schepping. Alle bestaan is van Hem afhankelijk en uit Hem ontspringt de bron van het bestaan aller dingen. Dit wordt bedoeld met goddelijke Eenheid; dit is het wezenlijk beginsel ervan.
Sommigen, misleid door hun ijdele waan, zien al het geschapene als deelgenoot van God en beelden zich in drager te zijn van Zijn eenheid. Bij Hem Die de ene ware God is! Dergelijke mensen waren het slachtoffer van blinde navolging en zullen dit blijven. Zij moeten worden gerekend tot hen die het begrip over God sterk hebben beperkt.
Diegene is een waar gelovige in Gods eenheid die, verre van dualisme te verwarren met eenheid, enig denkbeeld van veelheid afwijst om zijn opvatting over enig-zijn van God te verduisteren, en die het goddelijk wezen zal beschouwen als Eén Die, juist door Zijn aard, de beperking van getallen te boven gaat. De kern van geloof in goddelijke eenheid bestaat hierin, dat men Hem die de Manifestatie is van God en Hem Die de onzichtbare, de ongenaakbare, de onkenbare Essentie is, als één en dezelfde beschouwt. Hiermee wordt bedoeld dat al hetgeen betrekking heeft op eerstgenoemde, al Zijn daden en handelingen en al hetgeen Hij gebiedt of verbiedt, in elk opzicht en onder alle omstandigheden en zonder enig voorbehoud, als identiek moet worden beschouwd met de Wil van God Zelf. Dit is de meest verheven staat die een waar gelovige in de eenheid Gods ooit kan bereiken. Gezegend de mens die deze staat bereikt en tot hen behoort die standvastig zijn in hun geloof.
LXXXV. O Mijn dienaren! Het betaamt u uw ziel te verkwikken en te verlevendigen door de genadige gunsten die in deze goddelijke, deze zielvervoerende Lente over u worden uitgestort. De Dagster van Zijn verheven heerlijkheid spreidt haar licht over u uit en de wolken van Zijn onbegrensde genade beschutten u. Hoe groot is de beloning voor hem die zich een zo grote milddadigheid niet onthoudt, noch faalt de schoonheid van zijn Meest Geliefde in Zijn nieuwe gewaad te erkennen.
Zeg: O mensen! De Lamp Gods brandt; neemt u in acht dat de felle winden van uw ongehoorzaamheid haar licht niet doven. Nu is de tijd gekomen om de heer, uw God, te verheerlijken. Streeft niet naar lichamelijk gemak en houdt uw hart smetteloos zuiver. De Boze ligt op de loer, klaar om u te verstrikken. Staalt u tegen zijn snode listen en bevrijdt u, geleid door het licht van de naam van de ene ware God, uit de u omringende duisternis. Maakt de Welbeminde het middelpunt van uw gedachten en niet uw eigen ik.
Zeg: O, gij die zijt afgedwaald en verdwaald! De goddelijke Boodschapper die niets anders dan de waarheid spreekt, heeft u de komst van de Welbeminde aangekondigd. Ziet, Hij is nu gekomen. Waarom zijt gij ontmoedigd en terneergeslagen? Waarom blijft gij wanhopen, wanneer de Zuivere en Verborgene voor uw ogen is verschenen? Hij Die zowel het Begin is als het Einde, Hij Die zowel Rust is als Beweging, is nu geopenbaard. Ziet hoe in deze Dag het Begin wordt weerspiegeld in het Einde en hoe uit Rust Beweging is opgewekt. Deze beweging is opgewekt door de krachtige werking die de woorden van de Almachtige hebben vrijgemaakt in de gehele schepping. Al wie door haar levengevende kracht is bezield, zal zich gedreven voelen de hof van de Beminde te bereiken; en al wie zich dit heeft ontzegd, zal in de diepste wanhoop verzinken. Hij is waarlijk wijs die door de wereld en al wat daarin is niet wordt weerhouden het licht van deze Dag te erkennen en die niet zal toestaan dat 's mensen beuzelpraat hem doet afdwalen van de weg van rechtschapenheid. Hij is met recht gelijk een dode die bij het wondere gloren van deze Openbaring in gebreke bleef door haar zielroerende ademtocht tot leven te worden gewekt. Hij is met recht een gevangene die de Allerhoogste Verlosser niet heeft erkend, doch zijn ziel benard en hulpeloos liet kluisteren in de ketenen van zijn begeerten.
O, Mijn dienaren! Al wie uit deze Bron heeft geproefd, verkrijgt het eeuwige leven en al wie weigerde daaruit te drinken is gelijk een dode. Zeg: O, gij bewerkers van ongerechtigheid! Hebzucht heeft u belet het oor te lenen aan de zoete stem van Hem Die de Altoereikende is. Wist het uit uw hart, opdat Zijn goddelijk geheim u kan worden bekend gemaakt. Aanschouwt Hem, zichtbaar en schitterend als de zon in al zijn luister.
Zeg: O, gij die verstoken zijt van begrip! Een zware beproeving achtervolgt u en zal u onverwacht overvallen. Maakt u op, opdat deze misschien niet zal plaatsvinden en u niet zal schaden. Erkent het verheven karakter van de naam des Heren, uw God, Die tot u is gekomen in de grootheid van Zijn heerlijkheid. Hij, waarlijk, is de Alwetende, de Albezitter, de Allerhoogste Beschermer.
LXXXVI. En nu betreffende uw vraag of de menselijke zielen zich ook na de scheiding van het lichaam van elkaar bewust blijven. Weet dat de zielen van het volk van Bahá die de Karmozijnrode Ark zijn binnengegaan en daarin verblijven, gemeenzaam en vertrouwelijk met elkander zullen omgaan en zo hecht verbonden zullen zijn in hun leven, hun streven, hun doeleinden en inspanningen als waren zij één ziel. Zij zijn inderdaad goed onderricht, scherpzinnig en begiftigd met begrip en inzicht. Aldus is door Hem beschikt, Die de Alwetende is, de Alwijze.
Het volk van Bahá die de bewoners zijn van de Ark van God, zijn zich allen welbewust van elkanders staat en toestand en zijn in een vertrouwelijke en kameraadschappelijke omgang verenigd. Een dergelijke staat moet evenwel afhangen van hun geloof en hun gedrag. Zij die op gelijk niveau staan, zijn zich ten volle bewust van elkaars capaciteiten, karakter, verworvenheden en verdiensten. Zij die op een lager niveau staan zijn echter niet bij machte de staat van degenen die boven hen staan voldoende te begrijpen of hun verdiensten naar waarde te schatten. Een ieder zal zijn deel ontvangen van uw Heer. Gezegend is de mens die zijn gelaat tot God heeft gekeerd en standvastig in Zijn liefde wandelt, totdat zijn ziel omhoog is gewiekt tot God, de soevereine Heer van allen, de Krachtigste, de Immervergevende, de Albarmhartige.
De zielen der ongelovigen zullen echter - en dit getuig Ik - wanneer zij hun laatste adem uitblazen, zich bewust worden van de goede dingen die hun zijn ontgaan en zij zullen hun toestand bejammeren en zich verootmoedigen voor God. Nadat hun ziel is gescheiden van het lichaam zullen zij hiermee voortgaan.
Het is overduidelijk dat alle mensen na hun lichamelijke dood de waarde van hun daden zullen afwegen en alles wat zij teweeg hebben gebracht zullen beseffen. Ik zweer bij de Dagster die boven de horizont van Gods macht schijnt! Zij die de volgelingen zijn van de ene ware God zullen, op het moment dat zij dit aardse leven verlaten, zulk een vreugde en blijdschap ervaren dat de beschrijving ervan onmogelijk is, terwijl daarentegen zij die in dwaling leven door zo'n angst en beven zullen worden aangegrepen en zodanig in ontsteltenis zullen geraken, dat niets dit kan overtreffen. Wel ga het hem die volop heeft gedronken van de uitgelezen en onvergankelijke wijn van geloof door de genadige gunsten en de veelvuldige milddadigheden van Hem Die de Heer aller Geloven is....
Dit is de Dag waarin de geliefden van God hun ogen gericht moeten houden op Zijn Manifestatie en op al hetgeen deze Manifestatie zal openbaren naar Zijn behagen. Bepaalde tradities uit voorbije tijden berusten op geen enkele grond, terwijl de denkbeelden waarmee vroegere generaties zich bezighielden en die zij in hun boeken hebben vermeld, merendeels waren beïnvloed door de begeerten van een verdorven geneigdheid. Gij zijt er getuige van dat de meeste commentaren en uitleggingen van de woorden Gods, zoals deze nu gangbaar zijn onder de mensen, verstoken zijn van de waarheid. De onwaarachtigheid ervan is in sommige gevallen aan het licht gebracht, toen de tussenhangende sluiers vaneen werden gescheurd. Zij hebben zelf hun onvermogen erkend de betekenis van ook maar enig woord van God te hebben begrepen.
Ons doel is aan te tonen dat, wanneer de geliefden Gods hun hart en hun oren zouden heiligen van de nutteloze uitspraken die vroeger werden gedaan, en zich tot in het diepst van hun ziel keren tot Hem die de Dageraad is van Zijn Openbaring en tot al hetgeen Hij heeft geopenbaard, zulk een gedrag in de ogen van God als hoogst verdienstelijk zou worden beschouwd....
Verheerlijkt Zijn Naam en behoort tot de dankbaren. Brengt Mijn groeten over aan Mijn geliefden die God heeft bestemd voor Zijn liefde en hen hun doel liet bereiken. Alle glorie zij God, de Heer aller werelden.
LXXXVII. En nu wat betreft uw vraag: "Hoe komt het dat er geen vermeldingen zijn aangaande de Profeten die Adam, de Vader der Mensheid, zijn voorgegaan, of over de koningen die ten tijde van die Profeten hebben geleefd?" Weet dat de afwezigheid van enige verwijzing naar hen nog geen bewijs is dat zij niet werkelijk hebben bestaan. Dat er geen annalen beschikbaar zijn over hen moet zowel worden toegeschreven aan het feit dat zij in het verre verleden hebben geleefd als aan de enorme veranderingen die de aarde sindsdien heeft ondergaan.
Bovendien kenden de generaties voor Adam geen geschreven taal, zoals nu gebruikelijk is onder de mensen. Er was zelfs een tijd dat de mensen volkomen onbekend waren met de schrijfkunst, en een systeem toepasten dat volkomen verschillend was van wat zij nu gebruiken. Voor een juiste uiteenzetting hiervan zou een uitgebreide uitleg nodig zijn.
Overdenk de verschillen die zich sedert de dagen van Adam hebben voorgedaan. De vele wijd en zijd bekende talen die de mensen op aarde nu spreken, waren oorspronkelijk onbekend, evenals de verscheidenheid van gedragsregels en gebruiken die nu onder hen heersen. De mensen uit die tijd spraken een taal die anders was dan de talen die nu bekend zijn. Een verscheidenheid aan talen ontstond in een later tijdperk in een land, bekend onder de naam Bábel. Het kreeg deze naam omdat het woord betekent: "de plaats waar de spraakverwarring is ontstaan".
Daarna kwam het Syrisch op de voorgrond tussen de bestaande talen. De heilige Geschriften van vroeger tijden werden in die taal geopenbaard. Later verscheen Abraham, de Vriend van God en stortte het licht van goddelijke openbaring uit over de wereld. De taal die Hij sprak bij het oversteken van de Jordaan, werd bekend als het Hebreeuws ('Ibrani), wat betekent: "de taal van de overtocht". De Boeken Gods en de heilige Geschriften werden toen in die taal geopenbaard en eerst na een aanzienlijk tijdsverloop werd Arabisch de taal van de Openbaring....
Zie dus hoe talrijk en verreikend de veranderingen in taal, spraak en schrift waren sedert de dagen van Adam. Hoeveel te groter moeten de veranderingen vóór Hem zijn geweest!
Ons doel met het openbaren van deze woorden is om aan te tonen dat de ene ware God, in Zijn allerhoogste en alles te boven gaande staat, immer verheven was boven de lof en het bevattingsvermogen van allen buiten Hem, en dit eeuwigdurend zal blijven. Zijn schepping heeft altijd bestaan, en de Manifestaties van Gods heerlijkheid en de Dageraden van eeuwige heiligheid zijn sinds onheuglijke tijden neergezonden, en gemachtigd de mensheid op te roepen tot de ene, ware God. Dat de namen van sommige hunner zijn vergeten en de vermeldingen over hun leven verloren zijn gegaan, moet worden toegeschreven aan de beroeringen en veranderingen die de wereld heeft ondergaan.
In bepaalde boeken wordt melding gemaakt van een zondvloed die er de oorzaak van was dat al het bestaande op aarde, zowel historische documenten als andere dingen, werden vernietigd. Bovendien hebben vele grote rampen plaatsgevonden die de sporen van veel gebeurtenissen hebben uitgewist. Daarenboven blijken er verschillen te bestaan tussen de huidige geschiedkundige verslagen, en de verschillende volkeren van de wereld hebben ieder hun eigen berekening van de ouderdom der aarde en van haar geschiedenis. Sommigen voeren hun geschiedenis tot acht duizend jaar terug, anderen tot twaalf duizend jaar. Voor een ieder die het boek van Juk heeft gelezen is het zonneklaar hoe zeer de verhalen die de verschillende boeken geven, uiteenlopen.
God geve dat gij uw ogen zult richten op de Grootste Openbaring en deze tegenstrijdige verhalen en tradities volkomen zult negeren.
LXXXVIII. Weet waarlijk dat de kern van gerechtigheid en de bron ervan beide belichaamd zijn in de verordeningen, voorgeschreven door Hem die de Manifestatie is van het Wezen van God onder de mensen, indien gij behoort tot hen die deze waarheid erkennen. Hij waarlijk belichaamt de hoogste, de onfeilbare maatstaf van gerechtigheid voor de gehele schepping. Zou Zijn wet van dien aard zijn, dat de harten van allen die in de hemelen en op aarde zijn, met schrik worden vervuld, dan is die wet niets dan onmiskenbare gerechtigheid. De angst en opwinding die de openbaring van deze wet veroorzaken in 's mensen hart behoren met recht vergeleken te worden met het huilen van de zuigeling die gespeend is van de melk van zijn moeder, indien gij behoort tot hen die begrijpen. Zouden de mensen de machtige beweegredenen van Gods Openbaring ontdekken, dan zouden zij zich zekerlijk van hun angsten ontdoen en, met een hart vol dankbaarheid, zich grotelijks verblijden.
LXXXIX. Weet voorzeker dat, evenals gij vast gelooft dat het Woord van God - verheven zij Zijn Glorie - eeuwig voortduurt, gij eveneens met onwankelbaar vertrouwen moet geloven dat de betekenis ervan nooit uitgeput kan raken. Zij die de aangewezen vertolkers hiervan zijn, zij wier hart de schatkamer is van de geheimen ervan, zijn evenwel de enigen die de veelvoudige wijsheid hiervan kunnen begrijpen. Al wie bij het lezen van de heilige Geschriften in de verleiding komt daaruit al datgene te kiezen wat hem aanstaat om het gezag van de Vertegenwoordiger van God onder de mensen te betwisten, is met recht gelijk een dode, hoewel hij ogenschijnlijk loopt en praat met zijn medemensen en spijs en drank met hen deelt.
O, hoe wenste Ik dat de wereld Mij kon geloven! Zou alles wat in het hart van Bahá bewaard ligt en hetgeen de Heer, Zijn God, de Heer aller Namen Hem heeft geleerd, worden onthuld aan de mensheid, dan zou ieder mens op aarde met stomheid zijn geslagen.
Hoe ontzagwekkend is het grote aantal waarheden welke geen woordenschat ooit kan bevatten! Hoe oneindig is het aantal van die waarheden waar geen passende woorden voor kunnen worden gevonden, waarvan de betekenis nooit kan worden onthuld en waarop zelfs in de verste verte niet kan worden gezinspeeld! Hoe menigvuldig zijn de waarheden die onuitgesproken moeten blijven, totdat de hiervoor bestemde tijd is aangebroken! Evenals er is gezegd: "Niet alles wat een mens weet kan worden onthuld, evenmin kan alles wat hij kan onthullen worden gezien als te juister tijd bekend gemaakt, zoals ook niet iedere op de juiste tijd gedane uitspraak beschouwd kan worden als geschikt voor het bevattingsvermogen van hen die het horen."
Enkele van deze waarheden kunnen alleen worden geopenbaard naar de mate van het vermogen der schatkamers van het licht van Onze kennis en de ontvangers van Onze verborgen genade. Wij smeken God, u met Zijn kracht te sterken en u in staat te stellen Hem te erkennen die de Bron is van alle kennis, zodat gij u kunt losmaken van menselijke geleerdheid, want "wat zou het enig mens baten naar geleerdheid te streven als hij reeds Hem die het Doel is van alle kennis, heeft gevonden en erkend?" Klem u vast aan de Wortel van Kennis en aan Hem die de Bron ervan is, zodat gij u onafhankelijk weet van allen die beweren goed doorkneed te zijn in menselijke geleerdheid, maar wier bewering noch door een duidelijk bewijs noch door de getuigenis van enig verlicht boek kan worden geschraagd.
XC. Ja, al wat is in de hemelen en op aarde, is een direkt getuigenis van de openbaring der attributen en namen van God, aangezien in ieder atoom, als in een heiligdom, de tekenen worden bewaard die welsprekend getuigen van de openbaring van dat grootste Licht. Mij dunkt dat zonder de kracht van die openbaring geen wezen ooit zou kunnen bestaan. Hoe glansrijk zijn de lichten van kennis die in een atoom schitteren en hoe uitgestrekt de oceanen van wijsheid die in een druppel golven! Tot de hoogste graad is dit waar voor de mens die te midden van al het geschapene bekleed is met het gewaad van zulke gaven en is uitgekozen voor de glorie van zulk een onderscheiding. Want in hem zijn alle attributen en namen van God latent geopenbaard in een mate die geen ander geschapen wezen heeft overtroffen. Al deze namen en attributen zijn op hem toepasselijk. Zoals Hij heeft gezegd: "De mens is Mijn mysterie en Ik ben zijn Mysterie". Veelvuldig zijn de op dit meest subtiele en verheven onderwerp betrekking hebbende verzen, die in alle hemelse Boeken en heilige Schriften bij herhaling zijn geopenbaard. Evenals Hij geopenbaard heeft: "Wij zullen hun voorzeker Onze tekenen tonen in de wereld en in henzelf".17 Nogmaals zegt Hij: "En ook in uzelf: Zult gij dan de tekenen Gods niet zien?"18 En wederom openbaart Hij: "En weest niet als zij die God vergeten hebben, zodat Hij hen zichzelf doet vergeten".19 In dit verband heeft Hij Die de eeuwige Koning is - mogen de zielen van allen die binnen de mystieke Tabernakel verblijven een offer aan Hem zijn - gesproken: "Hij die zichzelf kent, kent God."
.... Uit hetgeen gezegd is wordt duidelijk dat alle dingen, in hun innerlijkste realiteit, in zich getuigenis afleggen van de openbaring van de namen en attributen van God. Alles vertoont naar eigen vermogen de kennis van God en geeft er uitdrukking aan. Zo machtig en universeel is deze openbaring dat zij alle dingen, zichtbaar en onzichtbaar, omvat. Aldus heeft Hij geopenbaard: "Heeft iets anders buiten U een openbaringskracht die Gij niet bezit, zodat het U kenbaar kon hebben gemaakt? Blind is het oog dat U niet waarneemt."
Eveneens heeft de eeuwige Koning gesproken: "Niets heb Ik waargenomen of Ik zag God er in, God er voor en God er na." Ook staat in de overlevering van Kumayl geschreven: "Zie, een licht heeft geschenen vanuit de Morgenstond van eeuwigheid, en kijk, zijn golven hebben de innerlijke werkelijkheid van alle mensen doordrongen." De mens, het edelste en meest volmaakte van al het geschapene, overtreft hen allen in de kracht van deze openbaring en hij is een meer volledige uitdrukking van de glorie ervan. En van alle mensen zijn de Manifestaties van de Zon der Waarheid het meest volmaakt, het meest onderscheiden en het meest uitmuntend. Wat meer is, al het andere buiten deze Manifestaties leeft door de werking van hun Wil en beweegt en bestaat door de uitstortingen van hun genade.
XCI. Onder de bewijzen die de waarheid van deze Openbaring aantonen is deze: dat in ieder tijdperk en iedere Beschikking, telkens wanneer de onzichtbare Essentie werd geopenbaard in de personen van Zijn Manifestatie, bepaalde mensen, onbekend en vrij van alle wereldse verwikkelingen, verlichting zochten bij de Zon der Profeten en de Maan van goddelijke leiding, en de goddelijke Tegenwoordigheid bereikten.Om deze reden werden deze mensen beschimpt en bespot door de godgeleerden van die tijd en door de rijkaards. Evenals Hij heeft geopenbaard betreffende hen die dwaalden: "Toen zeiden de aanzienlijken van Zijn volk, die niet geloofden: 'Wij zien in U slechts een mens als wijzelf; en wij zien niemand U volgen behalve de verachtelijksten met een onbezonnen oordeel, en ook zien wij U in niets uitmunten boven ons; ja, wij beschouwen U als leugenaar.'"20 Zij vitten op die heilige Manifestaties en protesteerden: "Niemand heeft u gevolgd behalve de verachtelijken onder ons, diegenen die geen aandacht waard zijn." Hun doel was aan te tonen dat niemand onder de geleerden, de rijken en de beroemden in hen geloofde. Door deze en soortgelijke bewijzen trachtten zij het bedrog aan te tonen van Hem die niets dan de waarheid spreekt.
Gedurende deze meest luisterrijke Beschikking, deze meest machtige Soevereiniteit, hebben evenwel een aantal verlichte godgeleerden, mannen van grote geleerdheid en geleerden met een rijp verstand, Zijn Hof bereikt, uit de beker van Zijn goddelijke Tegenwoordigheid gedronken en zijn met de eer van Zijn grootste gunst bekleed. Zij hebben terwille van de Geliefde de wereld en al wat daarin is, verzaakt....
Zij allen werden door het licht van die Zon van goddelijke Openbaring geleid, en bekenden en erkenden Zijn waarheid. Zo groot was hun geloof dat de meesten van hen hun bezit en verwanten opgaven en trouw bleven aan het welbehagen van de Alglorierijke. Zij offerden hun leven voor hun Welbeminde en deden afstand van alles in Zijn Pad. Hun borst werd tot mikpunt voor de pijlen van de vijand en hun hoofden prijkten op de speren der ongelovigen. Geen stuk grond bleef er over dat niet werd gedrenkt met het bloed van deze belichamingen van onthechting en geen zwaard dat niet hun nek kneusde. Hun daden alleen al getuigen van de waarheid van hun woorden. Is voor de mensen van deze tijd niet het getuigenis voldoende van deze heilige zielen die zo glorierijk zijn opgestaan om hun leven te offeren voor hun Geliefde, zodat de hele wereld zich verbaasde over de wijze van hun opoffering? Getuigt dit niet voldoende tegen de trouweloosheid van hen die voor een kleinigheid hun geloof verraadden en die onsterfelijkheid hebben verkwanseld voor dat wat vergaat; die de Kawthar van de Goddelijke Tegenwoordigheid opgaven voor zilte bronnen en wier enig doel in het leven is zich het eigendom van anderen wederrechtelijk toe te eigenen? Evenals gij er getuige van zijt hoe zij allen zich hebben beziggehouden met de ijdelheden der wereld, en ver zijn afgedwaald van Hem Die de Heer, de Allerhoogste is.
Wees eerlijk: Is het getuigenis aannemelijk en de aandacht waard van ken wier daden overeenstemmen met hun woorden en wier uiterlijk gedrag in overeenstemming is met hun innerlijk leven? Het verstand raakt verbijsterd door hun daden en de ziel verwondert zich over hun geestkracht en lichamelijk uithoudingsvermogen. Of is het getuigenis aannemelijk van de trouwelozen, die niets dan de lucht van zelfzuchtige begeerte ademen en gevangen liggen in de kooi van hun ijdele verbeeldingen? Evenals de vleermuizen der duisternis lichten zij het hoofd alleen op van hun sponde om de vergankelijke dingen der wereld na te jagen en vinden zij 's nachts alleen rust wanneer zij werken aan het bevorderen van hun lage levensdoel. Geheel opgaand in hun zelfzuchtige plannen, vergeten zij het goddelijke Gebod. Overdag spannen zij zich tot het uiterste in teneinde wereldse voordelen te behalen en 's nachts is hun enige bezigheid de bevrediging van hun zinnelijke begeerten. Aan de hand van welke wet of maatstaf zouden de mensen zich kunnen rechtvaardigen, als zij vasthouden aan de ontkenningen van dergelijke kleingeestige zielen en het geloof negeren van hen, die terwille van Gods welbehagen, afstand hebben gedaan van hun leven, hun bezit, hun roem en bekendheid, hun goede naam en eer? ....
Met welk een liefde en toewijding, uitbundige vreugde en heilige vervoering offerden zij hun leven op het pad van de Alglorierijke! Van de waarheid hiervan getuigen allen. En hoe kunnen zij niettemin deze Openbaring kleineren? Is men in enig tijdperk getuige geweest van zulke gewichtige voorvallen? Indien deze metgezellen geen ware strevers naar God waren geweest, wie anders zou er dan zo genoemd kunnen worden? Hebben deze metgezellen maeht of roem gezocht? Hebben zij ooit naar rijkdommen verlangd? Hebben zij enige andere wens gekoesterd dan Gods welbehagen? Indien deze metgezellen met al hun verbazingwekkende getuigenissen en wondere werken onwaar zouden zijn, wie is er dan waardig om voor zichzelf aanspraak te maken op de waarheid? Ik zweer bij God! Hun daden zijn juist een voldoende getuigenis en een onbetwistbaar bewijs voor alle volkeren op aarde, zouden de mensen in hun hart de mysteries van goddelijke Openbaring overdenken. "En spoedig zullen zij die onrecht doen, weten welk lot hen wacht."21. . .
Denk eens na over deze volkomen oprechte martelaren van wier waarheidlievendheid de duidelijke tekst van het Boek getuigt en die allen, zoals gij gezien hebt, hun leven, hun bezit, hun vrouw, hun kinderen, hun alles hebben opgeofferd en naar de hoogste verblijven van het Paradijs zijn opgestegen. Is het eerlijk om het getuigenis van deze onthechte en verheven wezens van de waarheid van deze voortreffelijke en heerlijke Openbaring af te wijzen, en de aanklachten als aannemelijk te beschouwen welke tegen dit glansrijke licht zijn geuit door deze trouweloze mensen die voor goud hun geloof hebben verzaakt en terwille van leiderschap Hem hebben verloochend Die de Eerste Leider der gehele mensheid is? Dit, alhoewel hun karakter nu bekend is gemaakt aan alle mensen die hen erkend hebben als degenen die onder geen voorwaarde een tittel of jota van hun tijdelijk gezag willen opgeven terwille van Gods heilige Geloof, hoeveel te minder hun leven, bezit en dergelijke.
XCII. Het Boek van God ligt wijd open en Zijn Woord roept de mensheid tot Hem op. Niet meer dan een handvol is evenwel bereid gevonden Zijn Zaak aan te hangen of tot werktuig te worden voor de verspreiding ervan. Deze enkelingen werden begiftigd met het goddelijke Elixer, het enige dat de droesem van de wereld kan omzetten in het zuiverste goud, en zij werden in staat gesteld het feilloze geneesmiddel toe te dienen voor alle kwalen die de mensenkinderen bezoeken. Geen mens kan het eeuwige leven erlangen, tenzij hij de waarheid van deze onschatbare, deze wonderbaarlijke en verheven Openbaring omarmt.
O vrienden van God, neigt uw oor naar de stem van Hem, Wien de wereld onrecht heeft aangedaan, en houdt vast aan alles wat Zijn Zaak zal verheffen. Hij, waarlijk, leidt al wie het Hem behaagt naar Zijn rechte Pad. Dit is een Openbaring die de zwakken met kracht bezielt en de behoeftigen met rijkdom tooit.
Overlegt met elkaar in de grootst mogelijke vriendschap en in een geest van volmaakte kameraadschap, en wijdt de kostbare dagen van uw leven aan de verbetering van de wereld en de verspreiding van de Zaak van Hem, Die de aloude en soevereine Heer is van allen. Hij, waarlijk, draagt alle mensen op wat juist is en verbiedt al wat hun staat verlaagt.
XCIII. Weet dat ieder geschapen ding een teken is van de openbaring Gods. Elk ervan is, naar zijn vermogen, een teken van de Almachtige en zal dit immer blijven. Aangezien Hij, de soevereine Heer van allen, Zijn soevereiniteit wilde openbaren in het Koninkrijk van namen en hoedanigheden, is elk geschapen ding door de daad van de goddelijke Wil tot een teken van Zijn heerlijkheid gemaakt. Zo doordringend en alomvattend is deze openbaring dat volkomen niets kan worden ontdekt in het heelal, dat niet Zijn luister weerspiegelt. Onder dergelijke omstandigheden wordt iedere beschouwing over nabij zijn en veraf zijn weggevaagd.... Zou de Hand van Gods macht afstand doen van deze hoge gave, dan zou al het geschapene en het gehele heelal troosteloos en leeg worden.
Ziet, hoe onmetelijk verheven de Heer uw God is boven al het geschapene! Aanschouwt de majesteit van Zijn soevereiniteit, Zijn verheven kracht en oppermacht. Als de dingen die door Hem zijn geschapen - verheerlijkt zij Zijn glorie - en beschikt om de openbaringen te zijn van Zijn namen en hoedanigheden, verheven staan boven nabij zijn en veraf zijn krachtens de genade waarmee zij zijn begiftigd, hoeveel verhevener moet dan de goddelijke Essentie zijn die hun het aanzijn gaf? ....
Denkt diep na over hetgeen de dichter schreef: "Verwonder u niet als mijn meest Geliefde mij nader zou zijn dan mijn eigen ik; verwonder u veeleer dat ik, ondanks dit nabijzijn, nog zo ver van Hem verwijderd ben."... Overwegend hetgeen God heeft geopenbaard, en wel dat "Wij de mens meer nabij zijn dan zijn levensader", heeft de dichter, met een zinspeling op dit vers, verklaard dat, hoewel de openbaring van mijn meest Geliefde mijn wezen zo heeft doortrokken dat Hij mij nader is dan mijn levensader, ik - ondanks mijn zekerheid over de werkelijkheid ervan en mijn erkenning van mijn staat - toch nog zo ver van Hem verwijderd ben. Hiermede bedoelt hij, dat zijn hart - dat de zetel is van de Albarmhartige en de troon waar zich de luister van Zijn openbaring bevindt - zijn Schepper vergeet, van Zijn pad afdwaalt, zich van Zijn heerlijkheid buitensluit en bezoedeld is met de smet van aardse begeerten.
In verband hiermede moet men niet vergeten dat de ene ware God Zelf ver verheven is boven het nabij zijn en veraf zijn. Zijn werkelijkheid gaat zulke begrenzingen ver te boven. Zijn betrekking tot Zijn schepselen kent geen graden. Dat sommigen nabij en anderen verre zijn, moet aan de Manifestaties zelf worden toegeschreven.
Dat het hart de troon is waar de Openbaring van God, de Albarmhartige, zetelt, wordt door de heilige uitspraken bevestigd welke Wij vroeger hebben geopenbaard. Hieronder is dit gezegde: "Aarde en hemel kunnen Mij niet bevatten. Alleen het hart van hem die in Mij gelooft en Mijn Zaak trouw is, kan Mij bevatten". Hoe vaak is het menselijk hart dat de ontvanger is van het Licht Gods en de zetel van de Openbaring van de Albarmhartige, afgedwaald van Hem die de Oorsprong is van dat licht en de Bron van die openbaring. Het is de eigenzinnigheid van het hart die het van God verwijderd houdt en tot een veraf-zijn van Hem doemt. Het hart echter dat zich bewust is van Zijn aanwezigheid, is Hem nabij en wordt geacht Zijn troon te zijn genaderd.
Overweegt bovendien hoe dikwijls de mens zijn eigen ik vergeet, terwijl God in Zijn alomvattende kennis Zich bewust blijft van Zijn schepsel en voortdurend de luister van Zijn heerlijkheid over hem uitstraalt. Het is dus duidelijk dat in zulke omstandigheden God hem nader is dan zijn eigen ik. Hij zal het voorwaar immer blijven, want terwijl de ene ware God alles weet, alles waarneemt en alles begrijpt, is de sterflijke mens geneigd tot dwalen en onkundig van de geheimen die in hem verborgen liggen ....
Laat geen mens zich inbeelden, dat met Onze verklaring dat alle geschapen dingen de tekenen zijn van de openbaring Gods bedoeld wordt dat - God verhoede - alle mensen, hetzij goed of slecht, godvruchtig of ongelovig, gelijk zijn in de ogen van God. Evenmin houdt het in dat het goddelijke Wezen, - verheerlijkt zij Zijn Naam en verheven zij Zijn heerlijkheid - ooit te vergelijken is met de mens of in enig opzicht kan worden verbonden met Zijn schepselen. Zulk een vergissing hebben bepaalde dwazen begaan die, na te zijn opgestegen in de hemel van hun nutteloze verbeelding, hebben uitgelegd dat Gods Eenheid betekent dat alle geschapen dingen de tekenen van God zijn en er bijgevolg geen enkel onderscheid tussen hen is. Enkelen hebben hen zelfs overtroffen met de bewering dat deze tekenen de gelijken en evenknie zijn van God Zelf. Genadige God! Hij, waarlijk, is één en ondeelbaar; één in Zijn essentie, één in Zijn hoedanigheden. Alles buiten Hem is als niets, wanneer van aangezicht tot aangezicht gekomen met de schitterende openbaring van slechts één van Zijn namen, met slechts de zwakste aanduiding van Zijn heerlijkheid - laat staan wanneer hij in tegenwoordigheid staat van Zijn Zelf!
Bij de rechtvaardigheid van Mijn naam, de Albarmhartige! De Pen van de Allerhoogste beeft hevig en is zwaar geschokt bij het openbaren van deze woorden. Hoe klein en onbeduidend is de oneindig kleine druppel vergeleken met de golvende baren van Gods grenzeloze en eeuwigdurende Oceaan, en hoe volkomen verachtelijk moet ieder bijkomstig en vergankelijk ding wel schijnen, wanneer het wordt gesteld tegenover de ongeschapen, de onuitsprekelijke heerlijkheid van de Eeuwige! Wij smeken God, de Almogende, om vergiffenis voor hen die een dergelijke overtuiging aanhangen en dergelijke woorden uitspreken. Zeg: O mensen! Hoe kan een voorbijgaande hersenschim de vergelijking doorstaan met de Bij-Zich-Bestaande, en hoe kan de Schepper vergeleken worden met Zijn schepselen die slechts zijn gelijk het geschrevene van Zijn Pen? Ja, Zijn Geschrift overtreft alle dingen en is geheiligd van, en onmetelijk verheven boven alle schepselen.
Overweegt bovendien de tekenen van de openbaring van God in verhouding tot elkaar. Kan de zon die slechts één van deze tekenen is gelijk in rang worden beschouwd met duisternis? De ene ware God is Mij tot getuige! Geen mens kan dit geloven, tenzij hij behoort tot hen die enghartig zijn en misleid. Zeg: Beschouwt uzelf. Uw nagels en uw ogen zijn allebei delen van uw lichaam. Beschouwt gij ze van gelijke orde en waarde? Als gij ja zegt, zeg dan: gij hebt de Heer, Mijn God, de Alglorierijke waarlijk van bedrog beschuldigd, aangezien gij het ene ontziet en het andere even teder koestert als uw eigen leven.
De grenzen te overschrijden van eigen rang en staat is geenszins geoorloofd. De onkreukbaarheid van iedere rang en staat moet ontegenzeglijk in stand worden gehouden. Hiermee wordt bedoeld dat ieder geschapen ding bezien moet worden in het licht van de plaats die het, zoals verordend, moet innemen.
Men moet er echter wel aan denken dat, toen het licht van Mijn Naam, de Aldoordringende, zijn stralen uitstortte over het heelal, elk geschapen ding volgens een onwankelbaar besluit begiftigd is met het vermogen een bepaalde invloed uit te oefenen en met een onderscheiden deugd is toegerust. Overweegt de uitwerking van vergif. Hoe dodelijk ook, het bezit onder bepaalde voorwaarden het vermogen een heilzame invloed uit te oefenen. De kracht die in al het geschapene is gelegd, is het rechtstreekse gevolg van de openbaring van deze meest gezegende Naam. Verheerlijkt zij Hij Die de Schepper is van alle namen en hoedanigheden! Werpt de boom die verdord en verrot is in het vuur, en verblijft onder de schaduw van de groene, sterke Boom en nuttigt zijn vruchten.
De mensen die in de dagen van de Manifestaties van God leefden, hebben merendeels dergelijke ongepaste uitspraken gedaan. Deze zijn omstandig opgetekend in de geopenbaarde Boeken en heilige Geschriften.
Hij, waarlijk, is een gelovige in de Eenheid Gods die in alle geschapen dingen het teken herkent van de openbaring van Hem Die de eeuwige waarheid is, en niet hij die staande houdt dat het schepsel niet te onderscheiden is van de Schepper.
Overdenkt bijvoorbeeld de openbaring van het licht van de Naam van God, de Opvoeder. Ziet, hoe de bewijzen van zulk een openbaring in alle dingen zichtbaar zijn, hoe de vooruitgang van alle wezens hiervan afhangt. Deze opvoeding is van tweeërlei aard. De ene is universeel. Haar invloed doortrekt alle dingen en schraagt ze. Om deze reden nam God de titel "Heer aller werelden" aan. De andere is voorbehouden aan hen die zich onder de schaduw van deze Naam hebben geschaard en de beschutting hebben gezocht van deze machtigste Openbaring. Zij echter die in gebreke bleven deze beschutting te zoeken, hebben zichzelf van dit voorrecht beroofd, en zijn niet bij machte baat te vinden bij het geestelijke voedsel dat is neergezonden door de hemelse genade van deze Grootste Naam. Hoe groot is de kloof tussen de ene en de andere! Zou de sluier worden opgelicht, en de volle luister van de staat van hen die zich geheel tot God hebben gekeerd en de wereld hebben verzaakt uit liefde voor Hem, zichtbaar worden, dan zou de gehele schepping verstomd staan. De ware gelovige in de Eenheid Gods zal, zoals reeds werd uitgelegd, in zowel de gelovige als de ongelovige de bewijzen herkennen van de openbaring van deze beide Namen. Zou deze openbaring teruggetrokken worden, dan zouden allen omkomen.
Overweegt evenzo de openbaring van het licht van de Naam van God, de Onvergelijkelijke. Ziet, hoe dit licht de gehele schepping heeft omvat, hoe ieder ding het teken van Zijn Eenheid openbaart, van de werkelijkheid getuigt van Hem Die de eeuwige Waarheid is en Zijn soevereiniteit, Zijn Eenheid en Zijn macht verkondigt. Deze openbaring is een teken van Zijn barmhartigheid die al het geschapene omvat. Zij die zich evenwel met Hem gelijkstellen, zijn zich niet bewust van zulk een openbaring en verstoken van het Geloof waardoor zij Hem kunnen naderen en vereend worden met Hem. Getuigt, hoe de verschillende volkeren en geslachten der aarde getuigenis afleggen van Zijn eenheid en Zijn eenzijn erkennen. Zonder het teken van de Eenheid Gods in zich zouden zij nooit de waarheid van de woorden: "Er is geen ander God dan God" hebben erkend. En toch - overweegt hoe jammerlijk zij zich hebben vergist en van Zijn pad zijn afgedwaald. Aangezien zij in gebreke zijn gebleven de soevereine Openbaarder te erkennen, worden zij niet meer gerekend tot degenen die beschouwd kunnen worden als ware gelovigen in de Eenheid Gods.
Dit teken van de openbaring van het goddelijke Wezen in hen die zich met Hem hebben gelijkgesteld, kan in zekere zin worden beschouwd als een weerspiegeling van de luister waarmee de gelovigen worden verlicht. Niemand kan deze waarheid echter begrijpen, behalve de met begrip begiftigden. Zij die de Eenheid Gods waarlijk hebben erkend moeten beschouwd worden als de eerste bewijzen van deze Naam. Zij hebben volop gedronken van de wijn van Gods Eenheid uit de kelk die God hun heeft aangeboden, en hebben hun gelaat tot Hem gekeerd. Hoe enorm groot is de afstand die deze geheiligde wezens scheidt van degenen die zo ver verwijderd zijn van God! ....
God geve dat gij met scherpe blik in alle dingen het teken van de openbaring van Hem Die de Aloude Koning is, moogt ontwaren en erkennen hoe verheven en geheiligd dat allerheiligste Wezen is boven de gehele schepping. Dit, in waarheid, is de wortel en de essentie van geloof in de eenheid en het enig-zijn van God. "God was alleen; er was niemand buiten Hem". Hij is thans wat Hij te allen tijde is geweest. Er is geen ander God dan Hij, de Ene, de Onvergelijkelijke, de Almachtige, de Verhevenste, de Grootste.
XCIV. En nu wat betreft uw zinspeling op het bestaan van twee Goden. Hoedt u, hoedt u, opdat gij er niet toe wordt gebracht u op één lijn te stellen met de Heer, uw God. Hij is en was de enige door alle tijden heen, zonder evenknie of gelijke, eeuwig in het verleden, eeuwig in de toekomst, onthecht van alle dingen, immerblijvend, onveranderlijk, bij-zich-bestaand en Hij is dit vanaf het begin der tijden geweest. Hij heeft in Zijn koninkrijk geen deelgenoot aangesteld, geen raadgever om Hem te raden, niet één die met Hem vergeleken kan worden, niet één die kan wedijveren met Zijn heerlijkheid. Hiervan getuigt ieder atoom van het heelal en, behalve dat, de bewoners van de rijken in den hoge, zij die de verhevenste zetels innemen en wier namen worden herdacht voor de Troon van Heerlijkheid.
Getuig diep in uw hart van dit getuigenis dat God voor Zichzelf heeft bepaald, dat er geen God is buiten Hem, dat al het andere, behalve Hij, is geschapen op Zijn bevel, is gevormd met Zijn welnemen, onderworpen aan Zijn wet, als een vergeten iets is, vergeleken met de glorierijke bewijzen van Zijn éénzijn en als niets, wanneer van aangezicht tot aangezicht gesteld met de machtige openbaringen van Zijn eenheid.
Hij, waarlijk, is in alle eeuwigheid één in Zijn Essentie, één in Zijn hoedanigheden, één in Zijn werken. Alle vergelijkingen zijn slechts van toepassing op Zijn schepselen, en alle opvattingen over associatie zijn opvattingen die uitsluitend tot hen behoren die Hem dienen. Onmetelijk verheven is Zijn essentie boven de beschrijvingen van Zijn schepselen. Hij alleen bekleedt de Zetel van alles te boven gaande majesteit, van verheven en ongenaakbare luister. De vogels van 's mensen hart kunnen, hoe hoog ze ook opstijgen, nooit verwachten de hoogten van Zijn onkenbare Essentie te bereiken. Hij is het, Die de gehele schepping in het leven riep, Die al het geschapene deed ontstaan op Zijn bevel. Moet dan datgene wat geboren werd krachtens het woord dat Zijn Pen heeft onthuld en dat de vinger van Zijn Wil heeft geleid, beschouwd worden als Zijns gelijke of een belichaming van Hemzelf? Het zij verre van Zijn heerlijkheid dat 's mensen pen of tong zou zinspelen op Zijn mysterie of dat 's mensen hart Zijn Essentie zou begrijpen. Al de anderen buiten Hem staan armoedig en troosteloos aan Zijn deur, allen zijn machteloos voor de grootheid van Zijn macht, allen zijn slechts slaven in Zijn Koninkrijk. Hij is rijk genoeg om het zonder schepselen te stellen.
De band van dienstbaarheid, ingesteld tussen de aanbidder en de Aangebedene, tussen het schepsel en de Schepper, moet op zichzelf worden beschouwd als een teken van Zijn genadige gunst aan de mensen, en niet als een aanduiding van enige verdienste die zij mochten bezitten. Hiervan getuigt iedere ware gelovige met inzicht.
XCV. Weet, dat overeenkomstig hetgeen uw Heer, de Heer aller mensen heeft bevolen in Zijn Boek, de gunsten die Hij de mensheid heeft verleend onbeperkt in draagwijdte waren en dit immer zullen blijven. In de allereerste plaats behoort tot deze gunsten die de Almachtige heeft geschonken aan de mens de gave van het verstand. Zijn doel met het verlenen van zulk een gave is geen ander dan Zijn schepsel in staat te stellen de ene ware God - verheven zij Zijn heerlijkheid - te kennen en te erkennen. Deze gave geeft de mens het vermogen in alles de waarheid te onderscheiden, leidt hem tot hetgeen juist is en helpt hem de geheimen der schepping te ontdekken. Op de tweede plaats komt het gezichtsvermogen, het voornaamste werktuig waardoor zijn verstand kan functioneren. De zintuigen als het gehoor, het gevoel en dergelijke moeten evenzo gerekend worden tot de gaven waarmee het menselijk lichaam is begiftigd. Onmetelijk verheven is de Almachtige Die deze vermogens heeft geschapen en onthuld in het lichaam van de mens.
Elk van deze gaven is een ontwijfelbaar bewijs van de majesteit, de kracht, het overwicht en de alomvattende kennis van de ene ware God verheven zij Zijn glorie. Denk na over de tastzin. Zie hoe deze over het gehele lichaam is verspreid. Terwijl het gezichtsvermogen en het gehoor zijn gelokaliseerd, omvat de tastzin het gehele lichaam. Verheerlijkt zij Zijn macht, verheven zij Zijn soevereiniteit.
Deze gaven zijn onafscheidelijk verbonden met de mens. Wat alle andere gaven verre overtreft, onvergankelijk is van aard en tot God Zelf behoort, is de gave van goddelijke Openbaring. Iedere genadegift die de Schepper heeft verleend aan de mens, hetzij stoffelijk of geestelijk, is hieraan ondergeschikt. Het is in wezen, en dit zal altijd zo blijven, het Brood dat neerdaalt uit de Hemel. Het is Gods opperste getuigenis, het duidelijkste bewijs van Zijn waarheid, het teken van Zijn volmaakte milddadigheid, het Kenmerk van Zijn alomvattende barmhartigheid, de proeve van Zijn alomvattende voorzienigheid, het zinnebeeld van Zijn meest volmaakte genade. Degene die in deze Dag Zijn Manifestatie heeft erkend, heeft met recht deel aan deze hoogste gave van God.
Betuig dank aan uw Heer u zo'n grote genadegift te hebben verleend. Verhef uw stem en zeg: Alle lof zij U, o Gij, het Verlangen van ieder begrijpend hart!
XCVI. De Pen van de Allerhoogste roept zonder ophouden; en toch, hoe weinigen hebben het oor geleend aan haar stem! De bewoners van het Koninkrijk van namen hebben zich beziggehouden met de kleurige kledij van de wereld, er niet aan denkend dat ieder mens die ogen heeft om te zien en oren om te horen wel geredelijk moet erkennen hoe kortstondig de kleuren ervan zijn.
In dit tijdperk roert zich een nieuw leven in alle volkeren der aarde; en toch heeft niemand de oorzaak ervan ontdekt of de beweeggrond ertoe waargenomen. Denkt na over de volkeren van het westen. Ziet hoe zij, bij het najagen van wat nutteloos en onbelangrijk is, talloze levens ten offer hebben gebracht ter wille van de vestiging en bevordering hiervan, en dit nog doen. Anderzijds zijn de bewoners van Perzië moedeloos en in doffe onverschilligheid verzonken, alhoewel zij de schatkamer zijn van een klare en stralende openbaring, waarvan de luister, grootheid en roem de gehele aarde omvat.
O vrienden! Verwaarloost niet de deugden waarmede gij zijt begiftigd en veronachtzaamt evenmin uw hoge bestemming. Laat uw arbeid niet vergeefs zijn door de nutteloze voorstellingen die bepaalde mensen zich hebben gevormd. Gij zijt de sterren aan de hemel van begrip, de bries die waait bij het aanbreken van de dag, het zacht voortkabbelende water waarvan het hele leven der mensen afhankelijk is, de letters die op Zijn heilige rol zijn gegrift. Spant u met de grootste eenheid en in een geest van volmaakte kameraadschap in, opdat gij in staat moogt worden gesteld te bereiken hetgeen deze Dag van God betaamt. Voorwaar, Ik zeg u dat onenigheid en strijd en al wat 's mensen verstand verafschuwt, zijn staat volkomen onwaardig zijn. Bundelt uw krachten op de verspreiding van het Geloof van God. Al wie zo'n hoge roeping waardig is, laat hem opstaan om het te bevorderen. Al wie daartoe niet in staat is heeft de plicht iemand aan te wijzen die in zijn plaats deze Openbaring bekend zal maken - een Openbaring waarvan de kracht de fundamenten der machtigste gebouwen deed schudden, iedere berg tot stof deed vergaan en iedere ziel verstomd deed staan. Zou de grootheid van deze Dag in haar volheid worden onthuld, dan zou ieder mens van ontelbare levens afstand willen doen in zijn verlangen deel te hebben aan haar grote luister, al ware het slechts één ogenblik - hoeveel te meer van deze wereld en haar vergankelijke schatten!
Laat u bij al wat u doet, leiden door wijsheid en houdt daar krachtig aan vast. God geve dat gij allen gesterkt moogt worden de Wil van God te volbrengen en genadiglijk moogt worden bijgestaan de rang te erkennen welke verleend is aan diegenen van Zijn geliefden die zijn opgestaan om Hem te dienen en Zijn Naam te verheerlijken. Op hen ruste de heerlijkheid Gods, de heerlijkheid van alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is, en de heerlijkheid van de bewoners van het verhevenste Paradijs, de hemel der hemelen.
XCVII. Overdenkt de twijfels welke zij die zich gelijkstelden met God hebben gezaaid in het hart der mensen van dit land. "Is het ooit mogelijk", vragen zij, "dat koper kan worden omgezet in goud?" Zeg: Ja, bij mijn Heer, het is mogelijk. Het geheim ervan ligt evenwel in Onze Kennis verborgen. Wij zullen het onthullen aan wie Wij wensen. Al wie Onze macht in twijfel trekt, laat hij de Heer zijn God vragen, opdat Hij hem het geheim zal onthullen en hem overtuigen van de waarheid ervan. Dat koper in goud kan worden veranderd is op zichzelf een voldoende bewijs dat goud evenzo veranderd kan worden in koper, wanneer zij behoren tot hen die deze waarheid kunnen begrijpen. Van ieder mineraal kan de dichtheid, vorm en substantie worden verkregen van elk ander mineraal. De kennis daarvan ligt bij Ons in het Verborgen Boek.
XCVIII. Zeg: O godsdienstleiders! Weegt het Boek van God niet volgens de onder u gangbare maatstaven en wetenschappen, want het Boek zelf is de nimmer falende Waag die onder de mensen gevestigd is. Op deze meest volmaakte Waag moet alles wat de volkeren en geslachten der aarde bezitten, worden gewogen, terwijl de maat van zijn gewicht moet worden getoetst aan zijn eigen maatstaf, wist gij het slechts.
Uit het oog van Mijn goedertierenheid stromen bittere tranen om u, aangezien gij in gebreke zijt gebleven Hem te erkennen Die gij bij dag en bij nacht, in de avond- en ochtendstond, hebt aangeroepen. Komt nader, o volk, met sneeuwblank gelaat en stralend hart, tot de gezegende en karmozijnrode Plek, vanwaar de Sadratu'l-Muntahá uitroept: "Waarlijk, er is geen God buiten Mij, de Almachtige Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande!"
O, gij godsdienstleiders! Wie is de man onder u die met Mij kan wedijveren in visie en inzicht? Waar is degene die er aanspraak op durft te maken Mijn uitspraken en wijsheid te evenaren? Neen, bij Mijn Heer, de Albarmhartige! Alles op aarde zal voorbijgaan; en dit is het gelaat van uw Heer, de Almachtige, de Welbeminde.
Wij hebben verordend, o volk, dat het hoogste en uiteindelijke doel van alle geleerdheid de erkenning is van Hem Die het Oogmerk is van alle kennis; en toch, ziet hoe gij hebt toegelaten dat uw geleerdheid u als door een sluier scheidt van Hem Die de Dageraad is van dit Licht, door Wie al het verborgene is geopenbaard. Zoudt gij slechts de bron kunnen ontdekken van waar de pracht van deze woorden wordt verspreid, dan zoudt gij alle volkeren ter wereld en alles wat zij bezitten verwerpen en deze gezegendste Zetel van heerlijkheid naderen.
Zeg: Dit is waarlijk de hemel waarin het Moederboek wordt bewaard, kon gij het slechts bevatten. Hij is het Die de Rots luide deed roepen, en de Brandende Braamstruik zijn stem deed verheffen, op de Berg die boven het Heilige Land uitrijst, om te verkondigen: "Het Koninkrijk is aan God, de soevereine Heer van allen, de Almogende, de Liefderijke!"
Wij hebben geen enkele school bezocht en geen van uw verhandelingen gelezen. Neigt uw oor naar de woorden van deze Ongeletterde, waarmede Hij u oproept tot God, de Immer Verblijvende. Dit is beter voor u dan alle schatten der aarde, kon gij het slechts bevatten.
Deel IV
DE GEESTELIJKE ASPECTEN VAN DE WERELDORDE
EN DE ALLERGROOTSTE VREDE
XCIX. In ieder land sterft de levenskracht van 's mensen geloof in God uit. Alleen Zijn heilzaam geneesmiddel kan deze ooit herstellen. De voortwoekerende goddeloosheid vreet in het essentiële van de menselijke samenleving. Kan iets anders dan het Elixer van Zijn machtige Openbaring haar zuiveren en hernieuwen? O Hakim, ligt het in het vermogen van de mens een zo volledige verandering teweeg te brengen in de samenstellende elementen van een nietig en onverdeelbaar deeltje materie dat het in zuiver goud wordt omgezet? Hoe verbijsterend en moeilijk dit ook lijkt, de nog grotere taak om duivelse kracht te veranderen in hemelse macht is er een welke Wij gemachtigd zijn te volbrengen. De Kracht die tot zulk een verandering in staat is gaat zelfs de kracht van het Elixer te boven. Alleen het Woord Gods kan aanspraak maken op de onderscheiding het vermogen te bezitten tot een zo grote en verstrekkende verandering.
C. De stem van de goddelijke Heraut, ontstaan uit de troon van God, maakt bekend: "O gij, Mijn geliefden! Duldt niet dat de zoom van Mijn heilig kleed wordt besmeurd en bezoedeld met de dingen van deze wereld, en volgt niet de inblazingen van uw slechte en verderfelijke begeerten. De Dagster van de goddelijke Openbaring die in volle luister schijnt aan de hemel van deze Gevangenis is Mij tot getuige. Degenen wier hart is gekeerd tot Hem die het Doel is van de aanbidding der gehele schepping, moet in deze Dag al het geschapene, zichtbaar en onzichtbaar, achter zich laten, en daarvan geheiligd zijn. Als zij opstaan om Mijn Zaak te onderrichten moeten zij zich door de ademtocht van Hem Die de Onbeperkte is, laten beroeren en het Geloof met grote vastberadenheid over de gehele aarde verspreiden, hun gedachten volledig op Hem gericht, met een hart dat volkomen onthecht en onafhankelijk is van alles, en met een ziel die geheiligd is van de wereld en haar ijdelheden. Het betaamt hen als de beste leeftocht voor hun reis vertrouwen op God te kiezen en zich te kleden met de liefde van hun Heer, de Verhevenste, de Alglorierijke. Als zij dit doen, dan zullen hun woorden hun toehoorders beïnvloeden.
Hoe groot, hoe enorm groot is de kloof die Ons scheidt van hen die zich in deze Dag bezighouden met hun lage hartstochten en hun hoop hebben gevestigd op aardse zaken en de vergankelijke luister ervan! Herhaaldelijk was het hof van de Albarmhartige ogenschijnlijk zozeer verstoken van de rijkdommen van deze wereld dat zij die in zijn onmiddellijke nabijheid waren gruwelijk leden. Ondanks hun lijden was de Pen van de Allerhoogste nimmer bereid te verwijzen naar de dingen die betrekking hebben op deze wereld en haar schatten. En werd Hem ooit een geschenk aangeboden, dan werd dat geschenk aanvaard als een teken van Zijn genade jegens hem die het aanbood. Zou het Ons ooit behagen alle schatten der aarde voor eigen gebruik te bestemmen, dan heeft niemand het recht Ons gezag in twijfel te trekken of Ons recht te bestrijden. Het zou onmogelijk zijn zich enige daad in te denken die verachtelijker is dan, in de naam van de ene ware God, de rijkdommen die de mensen bezitten, trachten te verkrijgen.
Op u en op de volgelingen van Hem die de eeuwige Waarheid is, rust de plicht alle mensen op te roepen tot hetgeen hen zal heiligen van alle gehechtheid aan aardse dingen en hen zal zuiveren van aardse bezoedelingen, zodat men de zoete geur van het gewaad van de Alglorierijke kan inademen bij allen die Hem liefhebben.
Zij die rijkdommen bezitten moeten evenwel de grootste zorg besteden aan de armen, want groot is de eer die God heeft weggelegd voor de armen die zich geduldig betonen. Bij Mijn leven! Er is geen eer die vergeleken kan worden met de eer die het God behaagt te verlenen. Groot is de gelukzaligheid welke de armen wacht die geduldig volhouden en hun lijden verbergen, en goed gaat het de rijken die van hun rijkdom geven aan de armen, en hen de voorkeur geven boven zichzelf.
God geve, dat de armen zich zullen inspannen om in hun levensonderhoud te voorzien. In deze grootste Openbaring is dit een plicht die iedereen is voorgeschreven en in de ogen van God als een uitnemende daad wordt beschouwd. Al wie deze plicht nakomt, zal voorzeker de hulp van de Ongeziene deelachtig worden. Hij kan door Zijn genade al wie het Hem behaagt verrijken. Hij waarlijk heeft macht over alle dingen ....
O 'Alí, zeg aan de geliefden van God dat rechtschapenheid de voornaamste is der menselijke deugden. De waardebepaling van alle dingen moet daarvan afhangen. Denk een wijle na over de ellende en de kwellingen die deze Gevangene heeft ondergaan. Ik was al de dagen van Mijn leven overgeleverd aan de genade van Mijn vijanden en onderging iedere dag een nieuwe beproeving in het pad van de liefde Gods. Ik heb geduldig volgehouden totdat de faam van de Zaak van God over de gehele aarde was verspreid. Zou er nu iemand opstaan en - aangemoedigd door de nutteloze verbeelding die zijn hart verzon - openlijk of heimelijk trachten het zaad van tweedracht onder de mensen te zaaien, kan dan van zo iemand worden gezegd dat hij rechtschapen handelt? Neen, bij Hem Wiens macht zich uitstrekt over alle dingen! Bij Mijn leven! Mijn hart kreunt en Mijn ogen wenen bitter om de Zaak van God en om hen die niet weten wat zij zeggen en zich verbeelden wat zij niet kunnen begrijpen.
In deze Dag betaamt het alle mensen zich krachtig vast te houden aan de Grootste Naam en de eenheid der gehele mensheid te vestigen. Er is geen vluchtplaats noch enig toevluchtsoord buiten Hem. Zou iemand ertoe komen woorden te spreken waardoor de mensen zich afkeren van de stranden van Gods oneindige oceaan en ertoe gebracht worden hun zinnen te zetten op alles behalve dit glorierijke en geopenbaarde Wezen dat een aan menselijke beperkingen onderworpen gedaante heeft aangenomen, dan zal zo iemand - hoe hoog ook de positie die hij bekleedt door de gehele schepping worden veroordeeld als een die zichzelf beroofd heeft van de zoete geuren van de Albarmhartige.
Zeg: Betracht rechtvaardigheid in uw oordeel, gij mensen met een begrijpend hart! Hij die onrechtvaardig is in zijn oordeel, is verstoken van de kenmerken die 's mensen staat onderscheiden. Hij Die de eeuwige Waarheid is weet zeer wel wat 's mensen gemoed verbergt. Zijn voortdurende lankmoedigheid heeft Zijn schepselen verstout, want niet voordat de aangewezen tijd is aangebroken, zal Hij ook maar één sluier vaneenscheuren. Zijn alles te boven gaande barmhartigheid heeft de hevigheid van Zijn gramschap beteugeld, waardoor de meeste mensen zich hebben ingebeeld dat de ene ware God niet op de hoogte is van de dingen waar zij zich heimelijk aan hebben bezondigd. Bij Hem Die de Alwetende, de Albezielde is! De spiegel van Zijn kennis weerkaatst het doen en laten van alle mensen volkomen duidelijk, nauwkeurig en getrouw. Zeg: Geprezen zijt Gij, o Verheler van de zonden der zwakken en hulpelozen! Verheerlijkt zij Uw Naam, o Gij die de achtelozen vergeeft die jegens U zondigen!
Wij hebben de mensen verboden de denkbeelden van hun hart te volgen, zodat zij in staat zullen zijn Hem te erkennen Die de soevereine Bron en Belichaming is van alle kennis, en al wat het Hem moge behagen te openbaren, zullen aanvaarden. Ziet hoe zij zich hebben verstrikt in hun nutteloze waan en ijdele verbeelding. Bij Mijn leven! Zij zijn het slachtoffer van hetgeen zijzelf hebben verzonnen, en toch bemerken zij het niet. IJdel en nutteloos is hun praat en toch begrijpen zij niet.
Wij smeken God dat Hij Zijn genade genadiglijk aan alle mensen moge verlenen, en hen in staat moge stellen de kennis over Hem en over zichzelf te verkrijgen. Bij Mijn leven! Al wie Hem kent, zal omhoogwieken in de oneindigheid van Zijn liefde en onthecht zijn van de wereld en al wat daarin is. Niets op aarde zal hem van zijn koers doen afwijken, laat staan zij die, aangemoedigd door hun ijdele verbeelding, de dingen zeggen die God heeft verboden.
Zeg: Dit is de Dag waarin ieder oor met aandacht moet luisteren naar Zijn stem. Luistert naar de roep van deze Verguisde, verheerlijkt de naam van de ene ware God, tooit u met het sieraad van het Hem gedenken en verlicht uw hart met het licht van Zijn liefde. Dit is de sleutel die de harten der mensen ontsluit, het polijstmiddel dat de ziel van alle wezens zal reinigen. Degene die onverschillig is voor hetgeen gestroomd is uit de vinger van de Wil Gods leeft onmiskenbaar in dwaling. Een minzaam en rechtschapen gedrag zijn veeleer het bewijs van waar geloof dan tweedracht en kwaadwilligheid.
Verkondigt aan de mensen hetgeen Hij die de waarheid spreekt en de Drager is van het Betrouwen Gods u heeft geboden na te komen. Mijn heerlijkheid zij met u, o gij die Mijn naam aanroept, wiens oog zich richt op Mijn hof en wiens tong de lof spreekt van uw Heer, de Weldadige.
CI. Het doel dat aan de openbaring van ieder hemels Boek ten grondslag ligt, ja zelfs ieder goddelijk geopenbaard vers, is om alle mensen te begiftigen met rechtschapenheid en begrip zodat rust en vrede onder hen hecht kunnen worden gevestigd. Al wat zekerheid geeft in de harten der mensen, al wat hun staat verheft of hun tevredenheid bevordert, is aanvaardbaar in de ogen van God. Hoe verheven is de staat die de mens kan bereiken, indien hij slechts de vervulling van zijn hoge bestemming verkiest! Tot welke diepten van ontaarding kan hij zinken, nog dieper dan het laagste schepsel ooit is gezonken! O vrienden, grijpt de kans die deze Dag u biedt en berooft uzelf niet van de overvloedige uitstortingen van Zijn genade. Ik smeek God dat Hij een ieder uwer in deze gezegende Dag genadiglijk in staat zal stellen zich te tooien met het sieraad van zuivere en heilige daden. Hij, waarlijk, doet wat Hij wil.
CII. Luistert aandachtig, o mensen, naar hetgeen Ik waarlijk tot u zeg. De ene ware God, verheven zij Zijn glorie, heeft het hart der mensen immer beschouwd als Zijn eigen, Zijn uitsluitend bezit, en zal voortgaan dit te doen. Al het andere, of het nu behoort tot het land of de zee, tot rijkdom of glorie, heeft Hij doen overgaan aan de koningen en heersers der aarde. Vanaf het begin dat geen begin heeft, is het vaandel dat de woorden: "Hij doet al wat Hij wil" verkondigt, in al zijn pracht ontrold voor Zijn Manifestatie. Wat de mensheid in deze Dag van node heeft, is gehoorzaamheid aan de machthebbers en hechte trouw aan het koord van wijsheid. De werktuigen die essentieel zijn voor de directe bescherming, veiligheid en zekerheid van het menselijk ras zijn toevertrouwd aan de bestuurders der maatschappij en houden zij in handen. Dit is de wens van God en Zijn gebod.... Wij koesteren de hoop dat een van de koningen der aarde, ter wille van God, zal opstaan voor de overwinning van dit miskende en onderdrukte volk. Zulk een koning zal eeuwigdurend worden geprezen en verheerlijkt. God heeft dit volk de plicht opgelegd elkeen te helpen die hen helpt, zijn voornaamste belangen te dienen, en hem hun blijvende trouw te betonen. Zij die Mij volgen moeten onder alle omstandigheden er naar streven het welzijn te bevorderen van al wie zal opstaan voor de zege van Mijn Zaak, en zij moeten te allen tijde hem hun toewijding en trouw bewijzen. Gelukkig is de mens die luistert naar Mijn raad en deze opvolgt. Wee hem die faalt Mijn wens te vervullen.
CIII. God heeft, door Zijn tong die de waarheid spreekt, in al Zijn Tafelen getuigd van de woorden: "Ik ben Degeen Die het Abhá Koninkrijk van Heerlijkheid bewoont".
Bij de rechtvaardigheid Gods! Vanuit de hoogten van deze verheven, deze heilige, deze machtige, deze alovertreffende plaats ziet Hij alles, hoort Hij alles, en verkondigt op dit uur: Gezegend zijt gij, o Javad, aangezien gij datgene hebt bereikt wat geen mens voor u heeft bereikt. Ik zweer bij Hem Die de eeuwige Waarheid is! Door u zijn de ogen der bewoners van het verheven Paradijs verblijd. De mensen zijn evenwel uitermate achteloos. Zouden Wij uw staat onthullen, dan zouden de harten der mensen hevig in beroering raken, zij zouden struikelen, de belichamingen van grootspraak zouden verstomd staan, zouden neervallen op de grond en de vingers van achteloosheid in hun oren stoppen uit vrees het te horen.
Treurt niet over hen die zich hebben beziggehouden met de dingen van deze wereld, en het gedenken van God, de Allergrootste, hebben vergeten. Bij Hem Die de eeuwige Waarheid is! De dag nadert waarop de verbolgen toorn van de Almachtige zich van hen meester zal maken. Hij waarlijk is de Alvermogende, de Albeheerser, de Machtigste. Hij zal de aarde zuiveren van de smetten hunner verdorvenheid en zal haar als een erfdeel geven aan diegenen Zijner dienaren die Hem nabij zijn.
Zeg: O mensen! Stof vult uw mond, en as verblindt uw ogen, daar gij de goddelijke Jozef hebt verkwanseld tegen de meest armzalige prijs. O, de ellende die op u rust, gij die ver zijt afgedwaald! Hebt gij u in uw hart verbeeld dat gij de macht bezit Hem en Zijn Zaak te overvleugelen? Verre van dat! Hiervan getuigt Hij Zelf, de Almogende, de Verhevenste, de Allergrootste.
Spoedig zullen de rukwinden van Zijn kastijding u treffen en zal het stof van de hel u omhullen. Degenen die de ijdelheden en sierselen der aarde hebben vergaard, en zich met verachting van God hebben afgekeerd - zij hebben zowel deze wereld als de wereld die komen gaat verbeurd. Eerlang zal God hen, met de Hand van Macht, ontdoen van hun bezittingen en van het kleed van Zijn milddadigheid. Weldra zullen zij dit zelf ondervinden. Ook gij zult hiervan getuigen.
Zeg: O mensen! Laat dit leven en de bedrieglijkheden ervan u niet misleiden, want de wereld en alles wat daarin is wordt krachtig in de greep van Zijn Wil gehouden. Hij verleent Zijn gunst aan wie Hij wil, en Hij ontneemt dit aan wie Hij wil. Hij doet al wat Hij verkiest. Was de wereld in Zijn ogen van enigerlei waarde, dan zou Hij Zijn vijanden nooit hebben toegestaan er bezit van te nemen, zelfs niet ter grootte van een mosterdzaadje. Hij heeft evenwel toegelaten dat zij verwikkeld raakten in 's werelds aangelegenheden als vergelding voor hetgeen uw handen hebben bewerkt in Zijn Zaak. Waarlijk, dit is een kastijding die gij uzelf, uit eigen vrije wil, hebt aangedaan, zo gij dit slechts kon ontwaren. Verheugt gij u over de dingen die, naar de beoordeling van God, verachtelijk en van geen waarde zijn, dingen waarmee Hij de harten der twijfelaars op de proef stelt?
CIV. O, gij volkeren der wereld! Weet voorzeker dat onvoorziene rampspoed u vervolgt, en smartelijke vergelding u wacht. Denkt niet dat de daden die gij hebt bedreven zijn uitgewist voor Mijn blik. Bij Mijn schoonheid! Al uw doen en laten heeft Mijn Pen met duidelijke letters gegrift op de tafelen van chrysoliet.
CV. O koningen der aarde! Hij Die de soevereine Heer van allen is, is gekomen. Het Koninkrijk is aan God, de almachtige Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande. Aanbidt geen ander dan God en heft, met een stralend hart, uw gelaat naar uw Heer, de Heer aller namen. Dit is een Openbaring waarmee niets wat gij bezit ooit kan worden vergeleken, wist gij het slechts.
Wij zien hoe u zich verheugt over hetgeen gij voor anderen hebt bijeengegaard en hoe gij u afsluit voor de werelden die slechts in Mijn welbewaarde Tafel geteld kunnen worden. De schatten die gij hebt verzameld hebben u ver van uw uiteindelijke doel afgebracht. Dit betaamt u niet, kon gij het slechts begrijpen. Reinigt uw hart van alle aardse smetten, en haast u binnen te gaan in het Koninkrijk van uw Heer, de Schepper van hemel en aarde, Die de wereld deed beven en al haar bewoners deed weeklagen, behalve degenen die van alles afstand hebben gedaan en zich hebben vastgeklemd aan hetgeen de Verborgen Tafel heeft bevolen.
Dit is de Dag waarin Hij Die met God sprak het licht van de Aloude van Dagen heeft bereikt, en met volle teugen de zuivere wateren van hereniging heeft gedronken uit deze Beker die de zeeën deed zwellen. Zeg: Bij de ene ware God! Sinaï cirkelt rond de Dageraad van Openbaring, terwijl uit de hoogten van het Koninkrijk de Stem van de Geest Gods te horen is die verkondigt: "Haast u, gij hoogmoedigen der aarde, en spoedt u tot Hem." Karmel heeft zich in deze Dag in verlangende aanbidding naar Zijn hof gespoed, terwijl uit het hart van Zion de roep klinkt: "De belofte is vervuld. Hetgeen in de heilige Geschriften van God, de Verhevenste, de Almachtige, de Meest Geliefde was aangekondigd, is openbaar gemaakt."
O koningen der aarde! De Allergrootste Wet is geopenbaard op deze Plek, dit toneel van alles te boven gaande luister. Al het verborgene is aan het licht gebracht krachtens de Wil van de Hoogste Beschikker, Hij Die het laatste Uur heeft ingeluid, door Wie de Maan is gespleten, en ieder onherroepelijk bevel is uiteengezet.
Gij zijt slechts vazallen, O koningen der aarde! Hij Die de Koning der Koningen is, is verschenen, getooid met Zijn meest wondere heerlijkheid, en Hij ontbiedt u bij Zich, de Helper in Nood, de Bij-Zich-Bestaande. Hoedt u dat trots u er niet van weerhoudt de Bron van Openbaring te erkennen en dat de dingen van deze wereld u niet als door een sluier afscheiden van Hem Die de Schepper der hemelen is. Staat op en dient Hem Die het Verlangen aller natiën is, Die u door een woord van Hem heeft geschapen en u heeft voorbestemd om voor immer de symbolen van Zijn soevereiniteit te zijn.
Bij de gerechtigheid Gods! Het is niet Onze wens de hand te leggen op uw koninkrijken. Het is Onze opdracht bezit te nemen van het hart der mensen. Daarop is het oog van Bahá gevestigd. Hiervan getuigt het Koninkrijk van Namen, kon gij het slechts begrijpen. Al wie zijn Heer volgt zal afstand doen van de wereld en al wat zich daarin bevindt; hoeveel groter moet dan de onthechting zijn van Hem Die een zo verheven rang bekleedt! Laat uw paleizen voor wat ze zijn, en haast u toegelaten te worden tot Zijn Koninkrijk. Waarlijk, dit zal u in deze wereld en in de volgende tot voordeel strekken. Hiervan getuigt de Heer van het rijk in den hoge, wist gij het slechts.
Welk een gelukzaligheid wacht de koning die opstaat om Mijn Zaak te bevorderen in Mijn koninkrijk, die zich onthecht van alles buiten Mij! Zulk een koning wordt gerekend tot de metgezellen van de Karmozijnrode Ark - de Ark welke God gereed heeft gemaakt voor het volk van Bahá. Allen moeten zijn naam verheerlijken, moeten zijn staat eerbiedigen, en hem bijstaan de steden te ontsluiten met de sleutels van Mijn Naam, de almachtige Beschermer van allen die de zichtbare en onzichtbare koninkrijken bewonen. Zulk een koning is het ware oog der mensheid, het lichtend sieraad op het voorhoofd der schepping, de bron van zegeningen voor de gehele wereld. O volk van Bahá, offert uw gehele bezit, ja zelfs uw leven, om hem bij te staan.
CVI. De alwetende geneesheer houdt Zijn vinger op de pols van de mensheid. Hij stelt de ziekte vast en schrijft in Zijn onfeilbare wijsheid het geneesmiddel voor. Ieder tijdperk heeft zijn eigen problemen en ieder mens zijn persoonlijk streven. Het geneesmiddel dat de wereld in haar huidige lijden van node heeft, kan nooit hetzelfde zijn als dat waaraan een later tijdperk behoefte zal hebben. Houdt u zich vol zorg bezig met de noden van de tijd waarin gij leeft, en maakt zijn noden en behoeften tot het middelpunt van uw overwegingen.
Wij kunnen duidelijk waarnemen hoe het gehele mensdom met grote, onvoorziene rampen is omringd. Wij zien het zwaar beproefd en ontgoocheld wegkwijnen op zijn ziekbed. Zij die dronken zijn van eigendunk hebben zich tussen de mensheid en de goddelijke en onfeilbare Geneesheer geplaatst. Ziet hoe zij alle mensen, zichzelf inbegrepen, hebben verstrikt in de netten van hun listen. Zij kunnen de oorzaak van de ziekte niet ontdekken en kennen het geneesmiddel niet. Zij houden wat recht is voor krom, en zien in hun vriend hun vijand.
Neigt uw oor naar de lieflijke melodie van deze Gevangene. Staat op en verheft uw stem, opdat wellicht degenen die in diepe slaap zijn verzonken, mogen ontwaken. Zeg: O gij die als dood zijt! De Hand van goddelijke milddadigheid biedt u het Water des Levens aan. Haast u en drinkt volop. Al wie in deze Dag is wedergeboren, zal nimmer sterven; al wie dood blijft, zal nooit leven.
CVII. Hij Die uw Heer, de Albarmhartige, is, koestert in Zijn hart de wens het gehele mensdom als één ziel en één lichaam te zien. Haast u uw deel te verkrijgen van Gods zegenrijke gunst en barmhartigheid in deze Dag die alle andere geschapen Dagen in de schaduw stelt. Hoe groot is het geluk dat de mens wacht die afstand doet van alles wat hij heeft, in het verlangen de dingen Gods te verkrijgen. Wij getuigen dat zo iemand behoort tot Gods gezegenden.
CVIII. Wij hebben een vastgestelde tijd voor u, o volkeren! Indien gij faalt u op het aangewezen uur tot God te keren, dan zal Hij u voorzeker krachtig aangrijpen, en u van alle kanten met smartelijke beproevingen treffen. Hoe hevig is voorzeker de kastijding waarmee uw Heer u dan zal kastijden!
CIX. O Kamal! De hoogten die de sterfelijke mens in deze Dag, door de genadigste gunst Gods, kan bereiken, zijn nog aan zijn blik onttrokken. De bestaanswereld heeft nooit de capaciteit bezeten voor zulk een onthulling en bezit deze nog niet. De dag nadert evenwel dat de mogelijkheden van zo'n grote gunst, krachtens Zijn bevel, aan de mens zullen worden geopenbaard. Al zullen de legers der natiën tegen Hem zijn opgesteld, al hebben de koningen der aarde zich verbonden om Zijn Zaak te ondermijnen, toch zal de kracht van Zijn macht ongeschokt blijven. Hij, waarlijk, spreekt de waarheid, en roept de gehele mensheid op tot de weg van Hem Die de Onvergelijkelijke, de Alwetende is.
Alle mensen zijn geschapen om een immer voortschrijdende beschaving uit te dragen. De Almachtige is Mijn getuige: zich te gedragen als de dieren in het veld is de mens onwaardig. De deugden die bij zijn waardigheid passen zijn: verdraagzaamheid, barmhartigheid, mededogen en naastenliefde jegens alle volkeren en geslachten der aarde. Zeg: O vrienden, drinkt volop uit deze kristalheldere stroom welke vloeit uit de hemelse genade van Hem die de Heer aller Namen is. Laat anderen in Mijn naam aan de wateren daarvan deel hebben, opdat in ieder land de leiders der mensen ten volle zullen erkennen met welk doel de eeuwige Waarheid is geopenbaard en om welke reden zij zelf zijn geschapen.
CX. Het Verheven Wezen zegt: O, gij mensenkinderen! Het fundamentele doel dat het Geloof van God en Zijn Religie bezielt, is de belangen van de mensheid te beveiligen, de eenheid der mensheid te bevorderen en de geest van liefde en kameraadschap onder de mensen aan te kweken. Laat het niet een bron van onenigheid en strijd, van haat en vijandschap worden. Dit is het rechte Pad, het hechte en onwrikbare fundament. Alles wat op dit fundament wordt opgericht, kan door de wisselvalligheden der wereld nooit aan kracht verliezen, noch zal het verloop van talloze eeuwen haar structuur ondermijnen. Wij hopen dat de godsdienstleiders en de heersers der wereld eendrachtig zullen opstaan voor de hervorming van deze tijd en het herstel van haar voorspoed. Laten zij, na diep nagedacht te hebben over 's werelds noden, tezamen beraadslagen en, door een zorgvuldige en diepgaande overweging, aan een verziekte en hevig gekwelde wereld het geneesmiddel toedienen dat zij nodig heeft.... Het betaamt hun die gezag hebben in alles gematigdheid te betrachten. Alles wat de grenzen van gematigdheid overschrijdt zal geen heilzame invloed meer uitoefenen. Denkt bijvoorbeeld goed na over zaken als vrijheid, beschaving en dergelijke. Hoe gunstig verstandige mensen deze dingen ook mogen beoordelen, ze zullen een verderfelijke invloed uitoefenen, indien bovenmatig doorgevoerd.... God geve dat als gevolg van de intensieve pogingen die hun heersers, wijzen en geleerden onder de mensen hebben gedaan, de volkeren der wereld ertoe gebracht zullen worden hun voornaamste belangen te erkennen. Hoe lang zal de mensheid in haar eigenzinnigheid volharden? Hoe lang zal het onrecht voortduren? Hoe lang zullen chaos en verwarring heersen onder de mensen? Hoe lang zal tweedracht het beeld van de maatschappij verstoren?....De windvlagen van wanhoop waaien helaas uit alle richtingen, en de strijd die de mensheid verdeelt en teistert neemt met de dag toe. Men kan de tekenen van dreigende ontreddering en chaos nu waarnemen, aangezien de bestaande orde betreurenswaardig gebrekkig blijkt te zijn. Ik smeek God, verheven zij Zijn glorie, dat Hij de volkeren der aarde genadiglijk moge doen ontwaken, moge geven dat hun gedrag hun uiteindelijk ten goede zal komen en hen helpen te volbrengen hetgeen hun staat betaamt.
CXI. O strijdende volkeren en geslachten der aarde! Keert uw gelaat naar eenheid en laat de luister van haar licht u beschijnen. Komt bijeen en besluit, ter wille van God, al wat een bron van strijd onder u is, uit te roeien. Dan zal de pracht van 's werelds verheven Hemellicht de gehele aarde omvatten, en zullen haar burgers bewoners worden van één stad, en op één en dezelfde troon zetelen. Deze Verguisde heeft vanaf Zijn prille jeugd geen ander verlangen gekoesterd dan dit, en zal ook geen andere wens dan deze blijven koesteren. Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat alle mensen ter wereld, tot welk ras of welke godsdienst zij ook behoren, hun bezieling putten uit één hemelse Bron en de onderdanen zijn van één God. Het verschil tussen de voorschriften waaronder zij leven moet worden toegeschreven aan de wisselende vereisten en behoeften van de tijd waarin deze werden geopenbaard. Deze werden uitgezonderd enkele voorschriften die voortvloeien uit 's mensen verdorvenheid - door God beschikt en zijn een afspiegeling van Zijn Wil en Plan. Verheft u en verbrijzelt, gewapend met de kracht van geloof, de goden van uw ijdele verbeelding die verdeeldheid onder u zaaien. Houdt u vast aan hetgeen u nader tot elkander brengt en u verenigt. Dit is waarlijk het meest verheven woord dat het Moederboek tot u heeft neergezonden en geopenbaard. Hiervan getuigt de Tong van Grootheid vanuit Zijn verblijfplaats van heerlijkheid.
CXII. Aanschouwt de rampen die vele jaren lang de aarde hebben geteisterd, en de verwarring die zich van haar volkeren heeft meester gemaakt. De aarde is òf door oorlog verwoest òf door plotselinge, onvoorziene rampen bezocht. Ofschoon de wereld omringd is door ellende en smart, heeft toch geen mens erbij stilgestaan wat daarvan de oorzaak of oorsprong kan zijn. Steeds wanneer de ware Raadgever een vermanend woord sprak, ziet, dan veroordeelden allen Hem als een aanstichter van onheil en verwierpen Zijn aanspraak. Hoe verbijsterend en beschamend is een dergelijk gedrag! Geen twee mensen zijn er te vinden waarvan gezegd kan worden dat zij uiterlijk en innerlijk een eenheid zijn. De bewijzen van tweedracht en haat zijn overal zichtbaar, hoewel allen werden geschapen voor harmonie en eenheid. Het Verheven Wezen zegt: O welbeminden! Het tabernakel van eenheid is opgericht; beschouwt elkander niet als vreemden. Gij zijt de vruchten van één boom en de bladeren van één tak. Wij koesteren de hoop dat het licht van gerechtigheid zal schijnen op de wereld en haar zal zuiveren van tirannie. Als de heersers en koningen der aarde - de zinnebeelden van de macht van God, verheven zij Zijn glorie - opstaan en besluiten zich te wijden aan alles wat de hoogste belangen van de gehele mensheid zal bevorderen, dan zal voorzeker gerechtigheid gaan heersen onder de mensenkinderen, en de pracht van haar licht de gehele aarde omgeven. Het Verheven Wezen zegt: Het bouwwerk van wereldstabiliteit en orde is gebouwd op de twee pilaren van beloning en straf, en deze zullen het blijven schragen.... Op een andere plaats heeft Hij geschreven: Neemt u in acht, o schare van heersers der wereld! Er is geen kracht op aarde die de overwinningskracht, de kracht van gerechtigheid en wijsheid kan evenaren.... Gezegend de koning die marcheert met het ontplooide vaandel van wijsheid voor zich uit, en de bataljons van gerechtigheid in de achterhoede. Hij, waarlijk, is het sieraad dat het voorhoofd van vrede en het aangezicht van veiligheid tooit. Er kan geen twijfel over bestaan dat, wanneer de dagster van gerechtigheid die door de wolken van tirannie is verduisterd haar licht zou werpen op de mensen, het aanschijn der aarde volledig zou worden veranderd.
CXIII. Meent gij, o minister van de Sháh van de Stad (Constantinopel), dat Ik de uiteindelijke bestemming van de Zaak van God in Mijn handen houd? Denkt gij dat Mijn gevangenschap, of de schande die Ik had te ondergaan, of zelfs Mijn dood en totale vernietiging, haar koers kan ombuigen? Wat gij u hebt verbeeld is jammerlijk. Gij behoort met recht tot hen die de ijdele voorstellingen welke hun hart verzint, nalopen. Geen God is er buiten Hem. Machtig is Hij Zijn Zaak te openbaren, Zijn getuigenis te verheerlijken, alles naar Zijn Wil in te stellen en het tot zo'n hoge plaats te verheffen dat noch uw eigen handen noch de handen van hen die zich van Hem hebben afgekeerd, het ooit kunnen aanraken of schade toebrengen.
Gelooft ge dat gij de macht bezit Zijn Wil te verijdelen, Hem te beletten Zijn vonnis te voltrekken of Hem er van af te houden Zijn heerschappij uit te oefenen? Neen, bij Hem Die de eeuwige Waarheid is! Niets, wat dan ook, in de gehele schepping, kan Zijn Plan tegenwerken. Werpt daarom de ijdele inbeelding die gij volgt, van u, want louter inbeelding kan nooit de plaats innemen van waarheid. Behoor tot hen die waarlijk berouw hebben en wederkeren tot God, de God Die u heeft geschapen, Die u heeft gevoed en u minister maakte onder hen die uw geloof belijden.
Weet bovendien, dat Hij op Zijn eigen bevel alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is, heeft geschapen. Hoe kan dan het ding dat bij Zijn gebod is geschapen op Hem de overhand hebben? God is hoog verheven boven hetgeen gij u voorstelt over Hem, gij boosaardig volk! Als deze Zaak van God is, kan geen mens erover zegevieren; en als dit niet van God is, zullen er voorzeker voldoende godgeleerden onder u zijn, zij die hun verderfelijke begeerten volgen benevens degenen die tegen Hem in opstand kwamen om deze Zaak te overweldigen.
Hebt gij niet vernomen wat een man, een gelovige, uit het geslacht van Farao, in vroeger tijden heeft gezegd, en wat God heeft verhaald aan Zijn Apostel, die Hij heeft verkozen boven alle mensen, Zijn Boodschap heeft toevertrouwd en de bron heeft gemaakt van Zijn barmhartigheid voor allen die op aarde wonen? Hij zeide, en Hij, waarlijk, spreekt de waarheid: "Wilt gij een man doden omdat hij zegt, mijn Heer is God, wanneer hij reeds tot u gekomen is met bewijzen van zijn zending? Als hij een leugenaar zou zijn, zal op hem zijn leugen rusten, maar is hij een man van de waarheid, dan zal op zijn minst een deel van hetgeen waarmede hij dreigt op u neerkomen". Dit heeft God geopenbaard aan Zijn Welbeminde in Zijn onfeilbaar Boek.
En niettemin hebt gij gefaald uw oor te neigen naar Zijn gebod, hebt gij Zijn wet veronachtzaamd, Zijn raad, gelijk opgetekend in Zijn Boek, afgewezen en hebt behoord tot hen die ver zijn afgedwaald van Hem. Hoe velen zijn jaar in jaar uit door uw toedoen ter dood gebracht. Hoe talrijk zijn de onrechtvaardigheden die gij hebt bedreven - onrechtvaardigheden die het oog der schepping nog nooit heeft aanschouwd, en geen geschiedschrijver ooit heeft vermeld! Hoe talrijk de pasgeborenen en de zuigelingen die tot wees werden gemaakt, en vaders die hun zonen verloren door uw wreedheid, o gij onrechtplegers! Hoe dikwijls heeft een zuster gerouwd om haar broer en is weggekwijnd, en hoe dikwijls heeft een vrouw geweeklaagd over haar echtgenoot en enige steun!
Uw onrechtvaardigheid nam meer en meer toe, totdat gij Hem doodde die nooit Zijn oog heeft afgehouden van het gelaat van God, de Verhevenste, de Grootste. Hoe wenste Ik dat gij Hem ter dood had gebracht op de wijze waarop mensen gewend zijn elkaar te doden! Gij doodde Hem evenwel onder omstandigheden zoals geen mens ooit heeft aanschouwd. De hemelen weenden bitter over Hem en de zielen van hen die God nabij zijn, schreeuwden het uit vanwege Zijn kwelling. Was Hij niet een Telg uit het aloude Huis van uw Profeet? Had Zijn faam als rechtstreekse afstammeling van de Apostel zich niet wijd en zijd onder u verspreid? Waarom bracht gij Hem toe wat geen mens, hoever gij ook terugkijkt, een ander heeft toegebracht? Bij God! Het oog der schepping heeft nooit iets dergelijks als u aanschouwd. Gij doodde Hem die een Telg is uit het Huis van uw Profeet, en vermaakt u en maakt u vrolijk, gezeten op uw zetel van eer! Gij uit uw verwensingen tegen hen die voor u waren en die hebben bedreven hetgeen gij hebt bedreven, en gij blijft u steeds onbewust van uw gruweldaden!
Wees eerlijk in uw oordeel. Hebben zij die gij vervloekt, voor wie gij het kwade oproept, anders gehandeld dan u? Hebben zij niet de afstammeling van hun Profeet gedood, zoals gij de afstammeling van de uwe hebt gedood? Is uw gedrag niet gelijk aan hun gedrag? Waarom beweert gij dan anders te zijn dan zij, o gij tweedrachtzaaiers onder de mensen?
En toen gij Hem het leven ontnam, stond één Zijner volgelingen op om Zijn dood te wreken. Hij was een onbekende en het plan dat hij had opgevat werd door niemand opgemerkt. Tenslotte beging hij wat vooraf was beschikt. Het betaamt u derhalve op geen ander dan uzelf blaam te werpen voor de dingen die gij hebt begaan, zo gij slechts eerlijk zijt in uw oordeel. Wie is er op aarde die heeft gedaan hetgeen gij deed? Niemand, bij Hem Die de Heer aller werelden is!
Alle koningen en heersers der aarde eerbiedigen en vereren de afstammelingen van hun Profeten en heiligen, zoudt gij dit slechts begrijpen. Anderzijds zijt gij verantwoordelijk voor daden zoals geen mens ooit heeft begaan. Uw wandaden hebben ieder begrijpend hart doen verteren van smart. En toch bleeft gij verzonken in uw achteloosheid, en bleeft in gebreke de verdorvenheid van uw daden te beseffen.
Gij hebt volhard in uw eigenzinnigheid tot gij tegen Ons opstond, hoewel Wij niets hadden begaan om uw vijandschap te rechtvaardigen. Zijt gij niet bevreesd voor God Die u heeft geschapen en gevormd, en door Wien gij uw kracht hebt gekregen, en u heeft verbonden met hen die zich aan Hem hebben onderworpen (de Moslims)? Hoe lang zult gij in uw eigenzinnigheid volharden? Hoe lang nog zult gij weigeren u te bezinnen? Hoe lang nog eer gij uw onachtzaamheid van u afschudt en wordt wakker geschud uit uw achteloosheid? Hoe lang nog zult gij onwetend blijven van de waarheid?
Overdenk het in uw hart. Zijt gij er, ondanks uw gedrag en de dingen die gij teweeg hebt gebracht, in geslaagd het vuur van God te blussen of het licht van Zijn Openbaring te doven - een licht dat met zijn helderheid hen heeft omgeven die zijn ondergedompeld in de golvende oceanen van onsterfelijkheid, en de ziel heeft aangetrokken van hen die waarlijk in Zijn eenheid geloven en deze hooghouden? Weet gij niet dat de Hand van God boven uw handen is, dat Zijn onherroepelijk Bevel al uw listen en lagen ver te boven gaat, dat Hij oppermachtig is boven Zijn dienaren, dat Hij berekend is voor Zijn doel, dat Hij doet wat Hij wenst, dat Hem niet naar Zijn Wil zal worden gevraagd, dat Hij beschikt wat Hem behaagt, dat Hij de Krachtigste, de Almachtige is? Als gij gelooft dat dit de waarheid is, waarom houdt gij dan niet op moeilijkheden te veroorzaken en tevreden te zijn met uzelf?
Gij begaat iedere dag een nieuw onrecht, en behandelt Mij zoals ge Mij in voorbije tijden hebt behandeld, hoewel Ik nooit een poging deed Mij in uw zaken te mengen. Nimmer heb Ik Mij tegen u verzet noch ben Ik in opstand gekomen tegen uw wetten. Ziet, hoe gij Mij tenslotte gevangen hebt gezet in dit verre land! Weet evenwel voorzeker, dat al wat uw handen of de handen der ongelovigen teweeg hebben gebracht nooit, evenmin als in vroeger tijden, de Zaak Gods of Zijn wegen kunnen veranderen.
Slaat acht op Mijn waarschuwing, gij volk van Perzië! Als gij de hand aan Mij zoudt slaan, zal God zekerlijk iemand doen opstaan die de plaats zal innemen welke open kwam door Mijn dood, want zo is Gods handelwijze vanouds geweest, en in Gods wijze van handelen kunt gij geen verandering bespeuren. Tracht gij Gods licht dat op Zijn aarde schijnt te doven? God is afkerig van hetgeen gij begeert. Hij zal Zijn licht vervolmaken, ofschoon gij het diep in uw hart verfoeit.
Denk een ogenblik rustig na, o minister, en wees eerlijk in uw oordeel. Wat hebben Wij begaan dat u bij het najagen van uw begeerten zou kunnen rechtvaardigen Ons bij de ministers van de koning te belasteren, door de waarheid te verdraaien en uw lasteringen tegen Ons uit te spreken? Wij hebben u slechts ontmoet in het huis van uw vader in de tijd dat het martelaarschap van Imam Husayn werd herdacht. Bij die gelegenheden kreeg niemand de kans zijn inzichten en geloofsovertuiging in een gemeenschappelijk gesprek bekend te maken. Gij zult getuigen van de waarheid van Mijn woorden, indien gij waarheidlievend zijt. Ik heb geen andere bijeenkomsten bijgewoond waarin gij of een ander achter Mijn gedachten had kunnen komen. Hoe kon gij dan uw vonnis tegen Mij uitspreken, als gij Mijn getuigenis niet uit Mijn eigen mond hebt gehoord? Hebt gij niet gehoord wat God, verheven zij Zijn glorie, heeft gezegd: "Zeg niet tot eenieder die u groet: "gij zijt geen gelovige". "Stoot niet degenen af die in de ochtend en in de avond hun Heer aanroepen in het vurige verlangen Zijn gelaat te aanschouwen". Gij hebt waarlijk verzaakt hetgeen het Boek Gods heeft voorgeschreven, en toch acht gij u een gelovige!
Ondanks hetgeen gij hebt gedaan, koester Ik - en hiertoe is God Mijn getuige - geen wrok tegen u of enig ander mens, ofschoon gij en anderen Ons zoveel kwaad berokkenen als geen gelovige in de eenheid van God kan verduren. Mijn zaak heeft niemand anders dan God in handen, en Mijn vertrouwen is alleen in Hem. Weldra zullen uw dagen ten einde zijn, evenals de dagen van hen die zich met openlijke trots verheffen boven hun naaste. Spoedig zult gij allen verzameld zijn in de tegenwoordigheid van God, zal naar uw doen en laten worden gevraagd en zult gij worden beloond voor hetgeen uw handen hebben aangericht; rampzalig is de verblijfplaats der boosdoeners!
Bij God! Zoudt gij beseffen wat gij hebt gedaan, dan zoudt gij zekerlijk bitter wenen over uzelf, uw toevlucht zoeken bij God, en al de dagen van uw leven treuren en wegkwijnen, tot God u zal hebben vergeven, want Hij, waarlijk, is de Edelmoedigste, de Almilddadige. Tot het uur van uw dood zult gij echter volharden in uw achteloosheid, aangezien gij u met heel uw hart, uw ziel en geheel uw wezen hebt beziggehouden met de ijdelheden der wereld. Na uw overlijden zult gij ontdekken wat Wij u hebben onthuld en al uw daden opgetekend vinden in het Boek waarin de werken van allen die op aarde wonen, ook al is het gewicht ervan groter of kleiner dan een atoom, zijn neergeschreven. Neem daarom Mijn raad ter harte en luister met uw hart naar wat Ik zeg, wees niet onverschillig voor Mijn woorden, en behoor niet tot hen die Mijn waarheid verwerpen. Beroem u niet op de dingen die u gegeven zijn. Houd voor ogen hetgeen geopenbaard werd in het Boek Gods, de Helper-in-Nood, de Alglorierijke: "En toen zij hun aanzeggingen hadden vergeten, openden Wij voor hen de poorten van alle dingen, "evenals Wij voor u en uws gelijke de poorten van deze aarde en haar tooi hebben geopend. Wacht daarom op wat in het laatste deel van dit heilige vers is beloofd, want dit is een belofte van Hem Die de Almachtige, de Alwijze is - een belofte die waar zal blijken te zijn.
Ik ken niet de weg die gij hebt gekozen en betreedt, o schare die Mij kwaadgezind is! Wij roepen u op tot God, Wij herinneren u aan Zijn Dag, Wij verkondigen u de tijding van uw hereniging met Hem, Wij brengen u nader tot Zijn hof en zenden de tekenen van Zijn wondere wijsheid tot u neer en toch, ziet hoe gij Ons verwerpt, hoe gij Ons veroordeelt als een ongelovige door de leugens die gij spreekt, hoe gij listen beraamt tegen Ons. En wanneer Wij u openbaren wat God Ons heeft geschonken door Zijn milddadige gunst, zegt gij: "Het is slechts toverij". Dezelfde woorden werden gesproken door de generaties voor u en Zij waren zoals u nu bent, kondet gij het slechts begrijpen. Daardoor hebt gij uzelf beroofd van de milddadigheid van God en van Zijn genade, en zult deze nooit verkrijgen tot aan de dag dat God tussen Ons en u zal hebben geoordeeld en Hij, waarlijk, is de beste aller Rechters.
Onder u zijn er die hebben gezegd: "Hij is het die er aanspraak op maakt God te zijn". Bij God! Dit is grove laster. Ik ben slechts een dienaar van God die in Hem en Zijn tekenen, in Zijn Profeten en Zijn engelen gelooft. Mijn tong en Mijn hart en Mijn gehele wezen getuigen dat er geen God is buiten Hem, dat alle anderen op Zijn bevel zijn geschapen, en gevormd door de werking van Zijn Wil. Er is geen ander God dan Hij, de Schepper, de Opwekker uit de dood, de Bezieler, de Doder. Ik ben Degeen die de gunsten waarmee God Mij door Zijn milddadigheid heeft bevoorrecht wijd en zijd bekend maakte. Als dat Mijn overtreding zou zijn, dan ben Ik, waarlijk, de eerste aller overtreders. Mijn verwanten en Ik zijn in uw macht. Doe zoals gij verkiest en behoor niet tot hen die aarzelen, opdat Ik kan terugkeren tot God, Mijn Heer, en de plaats bereiken waar Ik niet langer uw gezicht kan aanschouwen. Dit is voorwaar Mijn innigste wens, Mijn vurigste verlangen. God is waarlijk voldoende op de hoogte van Mijn toestand en is opmerkzaam.
Stelt u zich voor, o minister, dat gij onder Gods ogen zoudt zijn ! Als gij Hem niet ziet, dan waarlijk ziet Hij u duidelijk. Bezie en beoordeel Onze Zaak eerlijk. Wat hebben Wij bedreven dat voor u aanleiding was tegen Ons op te staan en Ons te belasteren bij de mensen, indien gij behoort tot hen die rechtvaardig zijn? Wij vertrokken uit Tihrán op bevel van de koning en verplaatsten Ons verblijf met zijn welnemen naar 'Iráq. Als Ik tegen hem een overtreding had begaan waarom liet hij Mij dan vrij? En als Ik onschuldig ware, waarom kwelt gij Ons dan met zoveel rampspoed als geen mens die uw geloof belijdt heeft ondergaan? Was enige daad Mijnerzijds, na Mijn aankomst in 'Iráq, van dien aard dat deze het gezag van de regering ondermijnt? Van wie kan worden gezegd dat hij iets laakbaars heeft ontdekt in Ons gedrag? Informeer zelf bij het volk van 'Iráq, opdat gij moogt behoren tot hen die de waarheid hebben gezien.
Elf jaar lang hebben Wij in dat land gewoond, tot de minister kwam die uw regering vertegenwoordigt, iemand wiens naam Onze Pen verfoeit te noemen, die zich overgaf aan de wijn, die zijn lusten botvierde, euveldaden bedreef en 'Iráq neerhaalde. Hiervan zullen de meeste inwoners van Baghdád getuigen, zoudt gij bij hen informeren en tot hen behoren die de waarheid zoeken. Hij was het die ten onrechte het bezit van zijn medemensen in beslag nam, die alle geboden van God verloochende en zich bezondigde aan alles wat God verboden had. Zijn begeerten volgend stond hij tenslotte tegen Ons op, en bewandelde de wegen der onrechtvaardigen. In zijn brief aan u klaagde hij Ons aan, en gij geloofde hem en volgde hem na zonder enig bewijs of betrouwbaar getuigenis van hem te vragen. Gij vroegt niet om uitleg, noch hebt gij getracht de zaak te onderzoeken of u ervan op de hoogte te stellen, opdat in uw ogen de waarheid zou kunnen worden onderscheiden van de leugen, en uw inzicht helder zou zijn. Vindt voor uzelf uit wat voor soort mens hij was door navraag te doen bij de ministers die toen in 'Iráq waren, evenals bij de gouverneur van de Stad (Baghdád) en de hoogste rechter ervan, opdat gij de waarheid moogt inzien en tot de goed ingelichten moogt behoren.
God is Ons tot getuige! Onder geen omstandigheden hebben Wij Ons tegen hem of anderen verzet. Wij hebben steeds de voorschriften Gods in acht genomen, en hebben nooit behoord tot degenen die de wanordelijkheden hebben veroorzaakt. Hiervan legt hij zelf getuigenis af. Zijn bedoeling was Ons aan te grijpen en Ons terug te sturen naar Perzië, zodat hij daarmee zijn naam en faam zou kunnen verhogen. Gij hebt dezelfde misdaad begaan, en met hetzelfde doel. Toch zijn beide soortgelijk in de ogen van God, de soevereine Heer van allen, de Alwetende.
Het is niet Onze bedoeling deze woorden tot u te richten om de last van Onze smart te verlichten of u te bewegen voor Ons tussenbeide te komen bij enig mens. Neen, bij Hem Die de Heer aller werelden is! Wij hebben de gehele aangelegenheid aan u uiteengezet, opdat gij u wellicht moogt realiseren wat gij hebt gedaan, ervan moogt afzien anderen de pijn toe te brengen die gij Ons hebt toegebracht, en moogt behoren tot hen die waarlijk berouw tonen jegens God Die u en alle dingen schiep, en in de toekomst met inzicht moogt handelen. Dit is beter voor u dan alles wat gij bezit, dan uw ministerschap waarvan de dagen zijn geteld. Hoedt u dat gij geen onrecht oogluikend toelaat. Richt u vastberaden op rechtvaardigheid, verander niet de Zaak van God en behoor tot hen wier ogen zijn gericht op de dingen die in Zijn Boek zijn geopenbaard. Volg onder geen enkele voorwaarde de inblazingen van uw snode begeerten. Houdt u aan de wet van God uw Heer, de Weldadige, de Aloude der Dagen. Gij zult zekerlijk tot stof wederkeren, en vergaan zoals alle dingen waarin gij behagen schept. Dit is hetgeen de Tong van waarheid en heerlijkheid heeft gesproken.
Herinnert gij u niet Gods waarschuwing uit voorbije tijden, opdat gij moogt behoren tot hen die Zijn waarschuwing ter harte nemen? Hij heeft gezegd, en Hij waarlijk spreekt de waarheid: "Uit haar (de aarde) hebben Wij u geschapen en tot haar doen Wij u wederkeren, en uit haar zullen Wij u ten tweede male voortbrengen". Dit is hetgeen God heeft beschikt voor allen, hoog of laag, die op aarde wonen. Het is derhalve onbetamelijk voor hem die uit stof werd geschapen, tot stof zal wederkeren en er weer uit wordt voortgebracht, van trots te zwellen voor God en voor Zijn geliefden, hooghartig op hen neer te zien, en vervuld te zijn van minachtende laatdunkendheid. Ja, veeleer betaamt het u en uws gelijken om u te onderwerpen aan hen die de Manifestaties zijn van de eenheid Gods, zich nederig te schikken naar de gelovigen, die alles ter wille van God hebben verzaakt, zich hebben onthecht van de dingen die 's mensen aandacht in beslag nemen en hen hebben doen afdwalen van het pad van God, de Alglorierijke, de Algeprezene. Aldus zenden Wij tot u neer hetgeen hen die al hun hoop en vertrouwen op hun Heer hebben gesteld zal baten.
CXIV. Luister, o koning (Sultán 'Abdu'l-Azíz), naar de woorden van Hem die de waarheid spreekt, Hij die u niet vraagt Hem te vergoeden hetgeen God u verkoos te schenken, Hij die zonder te falen het rechte Pad bewandelt. Hij is degene die u oproept tot God, uw Heer, Die u de juiste koers aangeeft - de weg die leidt naar waarachtig geluk, opdat gij wellicht moogt behoren tot hen die het goed zal gaan.
Hoedt u, o koning, dat gij geen ministers rond u verzamelt die de begeerten volgen van hun verdorven geneigdheid, die achter zich hebben geworpen wat aan hun handen was toevertrouwd en het gestelde vertrouwen openlijk hebben beschaamd. Wees milddadig jegens anderen, gelijk God milddadig was jegens u en laat de belangen van uw volk niet over aan de genade van ministers als deze. Leg de vreze Gods niet naast u neer en behoor tot hen die rechtschapen handelen. Omgeef u met die ministers bij wie gij de geur van geloof en rechtvaardigheid kunt waarnemen, beraadt u met hen en kies al wat in uw ogen het beste is, en behoor tot hen die edelmoedig handelen.
Weet met zekerheid dat wie niet in God gelooft noch betrouwbaar noch waarheidlievend is. Dit inderdaad is de waarheid, de ontwijfelbare waarheid. Wie verraderlijk handelt jegens God zal ook verraderlijk handelen jegens zijn koning. Niets kan zulk een mens weerhouden van het kwade, niets kan hem beletten zijn naaste te bedriegen, niets kan hem nopen oprecht te zijn.
Waak ervoor dat gij de teugels van uw staatszaken niet in handen legt van anderen en uw vertrouwen niet stelt in ministers die dit vertrouwen onwaardig zijn, en behoor niet tot hen die achteloos leven. Schuw hen wier harten van u zijn afgekeerd, schenk hun niet uw vertrouwen, en vertrouw hun noch uw aangelegenheden toe noch die van hen die uw geloof belijden. Hoedt u dat gij de wolf niet toestaat de herder te worden over Gods kudde en lever het lot van Zijn geliefden niet over aan de genade der boosaardigen. Verwacht niet dat zij die de geboden van God schenden betrouwbaar of oprecht zullen zijn in het geloof dat zij belijden. Mijd hen en waak nauwlettend over uzelf, opdat hun lagen en listen u niet schaden. Keer u af van hen en vestig uw blik op God, uw Heer, de Alglorierijke, de Almilddadige. God zal voorzeker met hem zijn die zich geheel overgeeft aan Hem. God zal waarlijk hem die zijn volle vertrouwen in God stelt, beschermen tegen al wat hem kan schaden en zal hem behoeden voor de slechtheid van iedere snode samenzweerder.
Zo gij gehoor geeft aan Mijn woorden en Mijn raad opvolgt, zal God u tot zulk een hoge staat verheffen, dat de boze oogmerken van geen mens ter wereld u ooit kunnen raken of schaden. O koning, leef uit het diepst van uw hart en met geheel uw wezen de voorschriften Gods na, en bewandel niet de wegen van de onderdrukker. Grijp de teugels van de aangelegenheden van uw volk en houd deze stevig in de greep van uw macht, en onderzoek persoonlijk al hetgeen hen betreft. Laat u niets ontgaan, want daarin ligt het hoogste goed.
Betuig dank aan God dat Hij uit de gehele wereld u heeft verkozen en tot koning heeft gemaakt over hen die uw geloof belijden. Het betaamt u feitelijk de wonderbaarlijke gunsten waarmee God u heeft begenadigd op prijs te stellen, en Zijn naam voortdurend te verheerlijken. Gij kunt Hem het beste loven door Zijn geliefden te beminnen, en Zijn dienaren te beveiligen en te beschermen tegen het kwaad van de verraders, opdat geen mens hen nog langer kan onderdrukken. Gij moet bovendien opstaan om de wet Gods onder hen ten uitvoer te leggen, opdat gij moogt behoren tot hen die standvastig staan in Zijn wet.
Zoudt gij stromen van gerechtigheid over uw onderdanen doen vloeien, dan zou God u voorzeker bijstaan met de zichtbare en onzichtbare heerscharen, en u sterken in uw aangelegenheden. Geen God is er buiten Hem. Hem behoort de gehele schepping en de heerschappij hierover. Tot Hem keren de werken der gelovigen weder.
Verlaat u niet op uw rijkdommen. Stel uw volle vertrouwen in de genade van God, uw Heer. Laat Hij uw betrouwen zijn in al wat gij doet, en behoor tot hen die zich aan Zijn Wil onderwerpen. Laat Hij uw Helper zijn, en verrijk u met Zijn schatten, want bij Hem zijn de rijkdommen van de hemelen en de aarde. Hij schenkt ze aan wie Hij wil, en onthoudt ze aan wie Hij wil. Er is geen ander God dan Hij, de Albezitter, de Alomgeprezene. Allen zijn slechts behoeftigen aan de deur van Zijn barmhartigheid; allen staan hulpeloos voor de openbaring van Zijn soevereiniteit en smeken om Zijn gunsten.
Overschrijd niet de grenzen van gematigdheid en behandel hen die u dienen rechtvaardig. Geef hun naar hun behoeften en niet in die mate dat zij rijkdommen voor zichzelf kunnen vergaren, zich kunnen opsieren, hun woningen verfraaien en dingen aanschaffen die hun niet tot voordeel zijn, en zij tot de buitensporigen worden gerekend. Behandel hen met strikte rechtvaardigheid zodat niemand onder hen gebrek lijdt of in weelde baadt. Slechts dit is volkomen rechtvaardig.
Sta niet toe dat de laaghartige heerst en gebiedt over hen die edel en eerbiedwaardig zijn, en dat de grootmoedige is overgeleverd aan de genade van de verachtelijken en nietswaardigen, want dit is hetgeen Wij zagen bij Onze aankomst in de Stad (Constantinopel) en hiervan getuigen Wij. Wij zagen dat sommige inwoners een overvloedig fortuin bezaten en in buitensporige rijkdom leefden, terwijl anderen in bittere nood verkeerden en ellendige armoede leden. Dit betaamt uw soevereiniteit niet en is uw rang onwaardig.
Wil Mijn raad aanvaarden en span u in rechtvaardig te regeren onder de mensen, opdat God uw naam moge verheffen en de faam van uw rechtvaardigheid over de gehele wereld verspreiden. Hoedt u dat gij uw ministers niet verhoogt ten koste van uw onderdanen. Vrees de zuchten der armen en oprechten van hart die bij het aanbreken van iedere dag hun toestand bewenen, en wees een goedgunstig vorst voor hen. Zij, waarlijk, zijn uw rijkdom op aarde. Derhalve betaamt het u uw rijkdom te beschermen tegen de aanslagen van hen die u willen beroven. Onderzoek hun aangelegenheden, en vergewis u ieder jaar, ja, zelfs iedere maand van hun toestand, en behoor niet tot hen die hun plicht veronachtzamen.
Houd Gods nimmerfalende Waag voor ogen en weeg, gelijk één die in Zijn Tegenwoordigheid staat, uw handelingen iedere dag en ieder moment van uw leven op die Waag af. Geef u rekenschap van uw daden eer gij ter verantwoording wordt geroepen op de Dag dat geen mens de kracht zal hebben staande te blijven uit vrees voor God; de Dag waarop de harten der achtelozen zullen beven.
Het betaamt iedere koning even milddadig te zijn als de zon die de groei van alle wezens bevordert en een ieder geeft wat hem toekomt, terwijl de weldaden van de zon niet bij hemzelf berusten doch zijn beschikt door Hem Die de Krachtigste, de Almachtige is. De koning dient even mild en vrijgevig te zijn met zijn weldaden als de wolken, waarvan de uitstortingen van milddadigheid neerdalen op ieder land, op bevel van Hem Die de opperste Bestierder, de Alwetende is.
Zorg ervoor uw staatszaken niet geheel en al toe te vertrouwen aan een ander. Niemand kan uw functies beter vervullen dan gijzelf. Aldus verduidelijken Wij u Onze woorden van wijsheid, en zenden tot u neer hetgeen u in staat kan stellen van de linkerhand van onderdrukking over te gaan naar de rechterhand van rechtvaardigheid en de schitterende oceaan van Zijn gunsten te naderen. Dit is het pad dat de koningen voor u hebben betreden, zij die hun onderdanen recht deden wedervaren en de wegen van strikte rechtvaardigheid bewandelden.
Gij zijt Gods schaduw op aarde. Span u derhalve in om te handelen op een wijze die zulk een hoge en verheven rang betaamt. Zo gij van de dingen die Wij op u lieten neerdalen en u hebben onderricht afwijkt, zult gij voorzeker afbreuk doen aan dit grote en kostbare eerbewijs. Keer dan terug en klem u volledig vast aan God, zuiver uw hart van de wereld en al haar ijdelheden, en sta niet toe dat de liefde van een vreemde daar binnenkomt en woont. Niet vooraleer gij uw hart van ieder spoor van zulk een liefde hebt gezuiverd, kunnen de stralen van het licht van God erop schijnen, want aan niemand heeft God meer dan één hart gegeven. Dit, waarlijk, werd in Zijn aloude Boek bevolen en neergeschreven. En daar het hart van de mens, zoals door God gevormd, één en ondeelbaar is, betaamt het u ervoor te waken dat ook de genegenheden ervan één en ondeelbaar zijn. Klem u daarom met geheel uw hart vast aan Zijn liefde en onttrek het aan de liefde van een ieder buiten Hem, opdat Hij u moge bijstaan u te dompelen in de oceaan van Zijn eenheid, en u in staat stellen een waar verdediger te worden van Zijn eenzijn. God is Mijn getuige. Mijn enige doel met het openbaren van deze woorden is om u te zuiveren van de vergankelijkheden der aarde en u te helpen het rijk van eeuwige heerlijkheid binnen te gaan, opdat gij, met Gods verlof, moogt behoren tot hen die daarin verblijven en regeren.....
Ik zweer bij God, o koning! Ik wens niet Mijn beklag te doen over hen die Mij vervolgen. Ik bepleit Mijn droefenis en smart alleen voor God die Mij en hen heeft geschapen, Die Onze toestand goed kent en Die over alles waakt. Ik wens hen te waarschuwen voor de gevolgen van hun daden, zodat zij er wellicht van af zullen zien anderen te behandelen zoals zij Mij hebben behandeld, en zullen behoren tot hen die acht slaan op Mijn waarschuwing.
De beproevingen die Ons hebben getroffen, de diepe armoede waaronder Wij lijden, de verscheidene moeilijkheden waarmee Wij zijn omringd, zullen alle voorbijgaan, evenals de genoegens waarin zij behagen scheppen en de overvloed waarvan zij genieten. Dit is een waarheid die geen mens op aarde kan verwerpen. De dagen waarin Wij gedwongen zijn op aarde te verblijven zullen spoedig ten einde zijn, evenals de dagen waarin zij de zetels van eer bezetten. God zal voorzeker naar waarheid oordelen tussen Ons en hen, en Hij, waarlijk, is de uitmuntendste rechter.
Wij betuigen God Onze dank voor alles wat Ons overkomen is, en verdragen met geduld hetgeen Hij heeft beschikt in het verleden en zal beschikken in de toekomst. In Hem heb Ik Mijn vertrouwen gesteld, en in Zijn handen heb Ik Mijn Zaak gelegd. Hij zal voorzeker allen belonen die geduldig verdragen en in Hem hun vertrouwen stellen. Hem is de schepping en de heerschappij erover. Hij verheft wie Hij wil, en vernedert wie Hij wil. Hij zal niet worden gevraagd naar Zijn handelen. Hij waarlijk, is de Alglorierijke, de Almachtige.
Laat uw oor luisteren, o koning, naar de woorden die Wij tot u hebben gericht. Laat de onderdrukker afzien van tirannie, en scheid de bedrijvers van onrecht af van hen die uw geloof belijden. Bij de rechtvaardigheid Gods! De beproevingen die Wij hebben doorstaan zijn van dien aard, dat elke pen die hiervan verhaalt slechts door hevige smart overmand wordt. Geen hunner die waarlijk gelooft en de eenheid van God hooghoudt, kan de last van de opsommingen ervan dragen. Zo hevig was Ons lijden dat zelfs Onze vijanden hebben geweend om Ons en temeer ieder scherpziend mens. Aan al deze beproevingen waren Wij onderworpen, niettegenstaande Onze pogingen u te benaderen en de mensen te gebieden zich onder uw bescherming te stellen, opdat gij een vesting zoudt zijn voor hen die geloven in de eenheid Gods en deze hooghouden.
Was Ik, o koning, ooit ongehoorzaam tegen u? Heb Ik ooit één uwer wetten overtreden? Kan iemand van uw ministers die u in 'Iráq vertegenwoordigden enig bewijs aanvoeren dat Mijn ontrouw jegens u bevestigt? Neen, bij Hem Die de Heer aller werelden is! Geen seconde kwamen Wij tegen u of tegen één uwer ministers in opstand. Nooit, zo God het wil, zullen Wij tegen u opstaan, al zouden Wij aan zwaardere beproevingen worden blootgesteld dan ooit tevoren.
Des daags en des nachts, in de avond en in de ochtend, bidden Wij tot God om uwentwil, dat Hij u genadiglijk moge helpen Hem te gehoorzamen en Zijn gebod na te komen en dat Hij u moge beschermen tegen de scharen der kwaadwilligen. Doe daarom zoals gij verkiest en bejegen Ons gelijk uw rang past en uw soevereiniteit betaamt. Vergeet niet de wet van God bij al wat gij wenst te volbrengen - nu en in de dagen die komen. Zeg: Ere zij God, de Heer aller werelden!
CXV. De Pen van Openbaring, o Dhabíh, heeft in de meeste goddelijk-geopenbaarde Tafelen de volgende woorden opgetekend: Wij hebben alle geliefden Gods aangespoord ervoor te waken dat de zoom van Ons geheiligd kleed niet besmeurd wordt met het slijk van onwettige daden of bezoedeld met het stof van laakbare gedragingen. Wij hebben hen bovendien aangespoord hun blik gericht te houden op alles wat in Onze Tafelen is geopenbaard. Had hun innerlijk oor nauwkeurig gelet op Gods raadgevingen die schenen vanuit de Dageraad van de Pen van de Albarmhartige en naar Zijn Stem geluisterd, dan zouden nu reeds de meeste volkeren der aarde zijn getooid met het sieraad van Zijn leiding. Wat was voorbeschikt, is echter geschied. Vanuit deze Grootste Gevangenis openbaart de Tong van de Aloude der Dagen wederom de woorden die op deze sneeuwwitte Rol zijn opgetekend: o gij, de geliefden van de ene ware God! Verlaat de nauwe schuilplaatsen van uw snode en verdorven begeerten, en begeeft u naar de onmetelijke uitgestrektheid van het rijk van God, en verblijft in de weiden van heiligheid en onthechting, opdat de geur van uw daden de gehele mensheid moge leiden naar de oceaan van Gods nimmertanende glorie. Onthoudt u ervan u in te laten met de aangelegenheden van deze wereld en alles wat daartoe behoort, of u te bemoeien met de activiteiten van hen die de zichtbare leiders zijn.
De ene ware God, verheven zij Zijn glorie, heeft de regering over de aarde aan de koningen geschonken. Niemand heeft het recht op enigerlei wijze te handelen in strijd met de geldende inzichten van hen die de gezagsdragers zijn. Datgene wat Hij voor Zichzelf heeft voorbehouden, is de stad van 's mensen hart; en in deze Dag zijn de geliefden van Hem Die de opperste Waarheid is, gelijk de sleutels ervan. God geve dat hun allen de gelegenheid wordt gegeven de poorten van deze steden te ontsluiten met de macht van de Grootste Naam. Dit wordt bedoeld met het helpen van de ene ware God - een onderwerp waarnaar de Pen van Hem die de dageraad deed aanbreken, heeft verwezen in al Zijn Boeken en Tafelen.
Eveneens betaamt het de geliefden van God verdraagzaam te zijn jegens hun medemensen, en zo geheiligd en onthecht te zijn van alle dingen en zulk een oprechtheid en openheid te tonen, dat alle volkeren der aarde hen zullen herkennen als de gevolmachtigden Gods onder de mensen. Overweeg tot welke verheven hoogten de uitdrukkelijke bevelen van de Almachtige zijn opgestegen, en hoe ellendig het woonoord is waarin deze zwakke zielen nu verblijven. Gezegend zijn zij die op de vleugels van zekerheid vliegen in de hemelen die de Pen van uw Heer, de Albarmhartige, heeft gespreid.
Aanschouw, o Dhabíh, de werken die God, de Opperste Waarheid heeft gewrocht. Zeg Hoe groot, hoe geweldig groot is de kracht van Zijn macht die alle werelden omvat! Verheven, onmetelijk verheven is Zijn onthechting boven het begrip der gehele schepping! Verheerlijkt, verheerlijkt zij Zijn zachtmoedigheid - een zachtmoedigheid die het hart doet smelten van hen die tot Gods nabijheid zijn geleid!
Ofschoon bezocht door talloze beproevingen die Wij door Onze vijanden hebben geleden, hebben Wij aan alle heersers op aarde verkondigd hetgeen God heeft gewild dat verkondigd werd, opdat alle natiën zullen weten dat geen enkele beproeving de Pen van de Aloude der Dagen kan verhinderen haar doel te bereiken. Zijn Pen beweegt met Gods verlof Die het afbrokkelende en vergane gebeente vormt.
Deze ontzagwekkende onderneming in aanmerking nemend, betaamt het hun die Hem liefhebben veeleer de lendenen van hun streven te omgorden, en hun gedachten te richten op alles wat de overwinning van de zaak Gods zal waarborgen dan gemene en verachtelijke daden te bedrijven. Zoudt gij slechts één ogenblik de zichtbare werken en handelingen van Hem Die de eeuwige Waarheid is, overdenken, dan zoudt gij op de grond neervallen en uitroepen: O Gij Die de Heer der Heren zijt! Ik getuig dat Gij de Heer der gehele schepping zijt en de Opvoeder van alle wezens, zichtbaar en onzichtbaar. Ik betuig dat Uw macht het gehele universum omvat, en dat noch de aardse scharen U ooit kunnen ontmoedigen noch de heerschappij van alle volkeren en natiën U ervan afhouden Uw plan te volvoeren. Ik beken dat Gij geen andere wens hebt dan de hernieuwing van de gehele wereld en de vestiging van de eenheid van haar volkeren, en de verlossing van al degenen die er wonen.
Denk een ogenblik diep na en overweeg hoe zij die de geliefden Gods zijn zich moeten gedragen, en tot welke hoogten zij moeten opwieken. Smeek te allen tijde uw Heer, de God van Barmhartigheid hen te helpen te doen wat Hij wil. Hij, waarlijk, is de Machtigste, de Alglorierijke, de Alwetende.
De gevangenschap die deze Verguisde is opgelegd, o Dhabíh, deerde Hem niet en kan Hem nooit deren, evenmin kan het verlies van al Zijn aardse bezit, Zijn verbanning of zelfs Zijn martelaarschap en uiterlijke vernedering Hem enigermate schaden. Hetgeen Hem wel kan deren, zijn de slechte daden die de geliefden Gods begaan, en die zij Hem Die de Opperste Waarheid is, toeschrijven. Dit is de beproeving waaronder Ik lijd, en hiervan getuigt Hijzelf Die macht heeft over alle dingen. Datgene wat Mij smartelijk treft zijn de aanspraken die het volk van de Bayán dagelijks doet gelden. Sommigen hebben hun trouw verklaard aan één van Mijn Takken (Zoons), terwijl anderen hun aanspraken onafhankelijk deden gelden en naar eigen begeerte handelden.
O Dhabíh! De Tong van Grootheid zegt: Bij Mijzelf die de waarheid spreekt! In deze machtigste Openbaring hebben alle Beschikkingen van het verleden hun hoogste en laatste vervulling bereikt. Al wie aanspraak maakt op een Openbaring na Hem is voorzeker een leugenachtige bedrieger. Wij smeken God dat Hij hem genadiglijk bij zal staan een dergelijke aanspraak te herroepen en af te wijzen. Mocht hij berouw hebben, dan zal God hem zonder twijfel vergiffenis schenken. Indien hij echter volhardt in zijn dwaling, dan zal God voorzeker iemand neerzenden die meedogenloos met hem zal afrekenen. Hij, waarlijk, is de Almachtige, de Almogende.
Zie hoe het volk van de Bayán volkomen heeft gefaald te erkennen dat het enige doel van al hetgeen Mijn vorige Manifestatie en Aankondiger van Mijn Schoonheid heeft geopenbaard Mijn Openbaring was en de verkondiging van Mijn Zaak. Nooit - en hiervan is Hij Die de Opperste Waarheid is Mij tot getuige - zou Hij, ware het niet om Mij, hebben uitgesproken hetgeen Hij uitsprak. Zie, hoe dit dwaze volk het Geloof van Hem Die de Albezitter, de Ongenaakbare is, heeft behandeld als een spel en als tijdverdrijf! Hun hart bedenkt iedere dag een nieuwe list, en hun verbeelding brengt hen ertoe een nieuwe wijkplaats te zoeken. Zou hetgeen zij zeggen waar zijn, hoe kan dan de stabiliteit van de Zaak van uw Heer worden gewaarborgd? Overweeg dit in uw hart en behoor tot hen die scherp zien, die bedachtzaam en nauwkeurig onderzoeken, die standvastig zijn in hun besluit en overtuigd in hun geloof. Uw zekerheid behoort zo groot te zijn dat, al zou de gehele mensheid aanspraken doen gelden die geen mens ooit heeft doen gelden of enig verstand zich ooit heeft ingedacht, gij hen volkomen zou negeren, u van hen zou ontdoen, en uw gelaat zou richten op Hem die de Belichaming is van de aanbidding aller werelden.
Bij de rechtvaardiging van Mijn eigen Zelf ! Groots, onmetelijk groots is deze Zaak! Machtig, ondenkbaar machtig is deze Dag! Gezegend voorwaar is de mens die afstand deed van alle dingen, en zijn ogen heeft gevestigd op Hem Wiens gelaat licht heeft geworpen over allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn.
Scherp moet uw blik zijn, o Dhabíh, en onvermurwbaar uw ziel en als koper uw voeten, als gij ongeschokt wilt blijven door de aanvallen van zelfzuchtige begeerten die in 's mensen gemoed fluisteren. Dit is het uitdrukkelijk bevel dat de Pen van de Grootste Naam, krachtens de Wil van de Aloude Koning heeft bewogen te openbaren. Bescherm het als uw oogappel en behoor tot de dankbaren. Span u dag en nacht in om de Zaak van Hem Die de Eeuwige Waarheid is, te dienen, en wees onthecht van alles buiten Hem. Bij Mijzelf! Al wat gij in deze Dag ziet, zal vergaan. Hoogstverheven zal uw rang zijn, indien gij standvastig blijft in de Zaak van uw Heer. Op Hem zijn uw bedrijvigheden gericht, en in Hem is de laatste rustplaats.
CXVI. O koningen van het Christendom! Hebt ge de uitspraak van Jezus, de Geest Gods, niet gehoord, waar Hij zegt: "Ik ga heen en kom tot u weder"?. Waarom faalde gij dan toen Hij weder tot u kwam in de wolken des hemels, Hem nabij te komen opdat gij Zijn gelaat zou kunnen aanschouwen en behoren tot hen die Zijn Tegenwoordigheid hebben bereikt? Op een andere plaats zegt Hij: "Wanneer Hij, de Geest der Waarheid is gekomen, zal Hij u in alle waarheid leiden". En toch, ziet, toen Hij de waarheid bracht, hebt gij geweigerd u tot Hem te keren en bent doorgegaan u te verpozen met uw liefhebberijen en vermaak. Gij hebt Hem niet verwelkomd, noch Zijn Tegenwoordigheid gezocht, zodat gij de verzen Gods uit Zijn eigen mond kon horen en deel hebben aan de menigvuldige wijsheid van de Almachtige, de Alglorierijke, de Alwijze. Gij hebt ingevolge uw falen verhinderd dat de ademtocht van God over u heen ging, en uw ziel de zoetheid van de geur ervan onthouden. Gij gaat ermee voort door welgevallig rond te zwerven in het dal van uw verdorven begeerten. Gij en al wat gij bezit, gaat voorbij. Gij zult zekerlijk terugkeren tot God en ter verantwoording worden geroepen voor uw doen en laten in de tegenwoordigheid van Hem Die de gehele schepping zal verzamelen ....
Twintig jaren zijn verstreken, o koningen, gedurende welke Wij iedere dag het leed van een nieuwe rampspoed hebben geproefd. Geen van hen die Ons voor gingen, had te verduren wat Wij hebben verduurd. Hoe wenste Ik dat gij het slechts kon ontwaren! Zij die tegen Ons opstonden, hebben Ons ter dood gebracht, Ons bloed vergoten, Onze bezittingen geplunderd en Onze eer geschonden. Ofschoon gij op de hoogte waart van het merendeel van Onze kwellingen, hebt gij niettemin gefaald de hand van de aanvaller tegen te houden. Want behoort het niet tot uw onmiskenbare plicht de tirannie van de onderdrukker te beteugelen en uw onderdanen onpartijdig te bejegenen, opdat uw hoog ontwikkelde rechtvaardigheidszin ten volle moge worden getoond aan de gehele mensheid?
God heeft de teugels van de regering over het volk in uw handen gelegd, opdat gij rechtvaardig over hen zoudt heersen, de rechten der vertrapten beschermen en de boosdoeners bestraffen. Indien gij de plicht die God u heeft opgelegd in Zijn Boek veronachtzaamt, zullen uw namen worden gerekend tot degenen die onrechtvaardig zijn in Zijn ogen. Waarlijk, afschuwelijk zal uw dwaling zijn. Houdt gij vast aan de verzinsels van uw verbeelding en verwerpt gij de geboden van God, de Verhevenste, de Ongenaakbare, de Albedwinger, de Almachtige? Werpt vn u hetgeen gij bezit en blijft trouw aan hetgeen God u heeft bevolen na te komen. Zoekt Zijn genade, want hij die dit zoekt, bewandelt Zijn rechte Pad.
Bedenkt in welk een toestand Wij Ons bevinden en aanschouwt het kwaad en het verdriet waarmede Wij werden bezocht. Veronachtzaamt Ons niet, al was het slechts een ogenblik, en oordeelt rechtvaardig tussen Ons en Onze vijanden. Dit zal voorzeker een onmiskenbaar voordeel voor u betekenen. Aldus verhalen Wij u Onze geschiedenis, en sommen de dingen op die Ons zijn overkomen, opdat gij het kwaad moogt wegnemen van Ons en Onze last verlichten. Laat hij die dit wil, Ons van Onze zorgen ontlasten, en wat hem aangaat die dit niet wil, Mijn Heer is voorzeker de uitmuntendste Helper.
Waarschuw de mensen, o Dienaar, en maak hen bekend met de dingen die Wij tot U neerzonden, en laat de vrees van geen mens U ontmoedigen, en behoor niet tot hen die weifelen. De dag nadert dat God Zijn Zaak zal hebben verheven en Zijn getuigenis zal hebben verheerlijkt in de ogen van allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn. Stel onder alle omstandigheden Uw volledige vertrouwen op Uw Heer en houd Uw blik gevestigd op Hem, en keer U af van al degenen die Zijn waarheid verwerpen. Laat God, Uw Heer, Uw toereikende steun en helper zijn. Wij hebben Ons verbonden Uw overwinning op aarde te verzekeren en Onze Zaak boven alle mensen te verheffen, al zou er geen koning worden gevonden die zijn gelaat tot U zou keren.
CXVII. Het Verheven Wezen, in Zijn wens de eerste vereisten voor vrede en rust in de wereld, en voor de vooruitgang van haar volkeren te openbaren, schrijft: De tijd zal komen dat men algemeen de gebiedende noodzaak zal beseffen voor het houden van een grote en alle mensen omvattende vergadering. De koningen en heersers der aarde moeten deze bijwonen en, door deelneming aan de beraadslagingen, wegen en middelen beramen die de grondslag zullen leggen voor de grote Wereldvrede onder de mensen. Zulk een vrede eist dat de grote mogendheden, ter wille van de rust onder de volkeren op aarde, besluiten tot volledige overeenstemming te komen. Indien een koning de wapens opneemt tegen een andere, moeten allen eendrachtig opstaan en hem dit beletten. Als men dit doet, zullen de volkeren der wereld alleen bewapening nodig hebben om de veiligheid in hun gebied te bewaren en de binnenlandse orde te handhaven. Dit zal de vrede en rust van ieder volk, iedere regering en natie waarborgen. Wij hopen vurig dat de koningen en heersers der aarde - de spiegels van de genadige en almachtige naam van God - deze staat mogen bereiken en de mensheid voor de aanvallen van tirannie zullen behoeden.... De dag nadert waarop alle volkeren der wereld één wereldtaal en één schrift zullen hebben aangenomen. Wanneer dit bereikt is, zal iemand waarheen hij ook reist, het gevoel hebben zijn eigen huis binnen te gaan. Deze dingen zijn verplicht en absoluut essentieel. Het is de plicht van ieder mens met inzicht en begrip alles in het werk te stellen om hetgeen is neergeschreven werkelijk in daden om te zetten.... Hij is waarlijk mens die zich heden ten dage in dienst stelt van de gehele mensheid. Het Verheven Wezen zegt: Gezegend en gelukkig is degene die opstaat om de hoogste belangen van de volkeren en geslachten der aarde te bevorderen. Op een andere plaats heeft Hij verkondigd: Men beroeme zich er niet op zijn vaderland lief te hebben, maar stelle er een eer in de gehele wereld lief te hebben. De aarde is slechts één land, waarvan alle mensen de burgers zijn.
CXVIII. O koningen der aarde, legt de vreze Gods niet naast u neer, en hoedt u ervoor de grenzen die de Almachtige heeft gesteld, te overschrijden. Neemt de bevelen, u opgelegd in Zijn Boek, in acht, en waakt er zorgvuldig voor de grenzen ervan niet te overschrijden. Weest waakzaam dat gij niemand enig onrecht aandoet, ook al ware het slechts ter grootte van een mosterdzaadje. Bewandelt de weg der rechtvaardigheid, want dit is waarlijk de rechte weg. Legt uw geschillen bij en vermindert uw bewapening, zodat de lasten van uw uitgaven worden verlicht, en uw hart en verstand tot rust komen. Legt de geschillen bij die u scheiden en gij zult niet langer bewapening nodig hebben, behalve voor de beveiliging van uw steden en grondgebieden. Vreest God en hoedt u ervoor de grenzen van gematigdheid te overschrijden en tot de buitensporigen te worden gerekend.
Wij bemerken dat gij uw uitgaven jaarlijks vergroot, en de lasten daarvan op uw onderdanen legt. Dit is waarlijk méér dan zij kunnen dragen en uiterst onrechtvaardig. Beslist rechtvaardig over de mensen en weest de zinnebeelden van gerechtigheid onder hen. Dit is, indien gij eerlijk oordeelt, hetgeen u betaamt en bij uw rang past.
Waakt ervoor geen mens, die een beroep op u doet en zich onder uw bescherming stelt, onrechtvaardig te bejegenen. Wandelt in de vreze Gods en behoort tot hen die een godvruchtig leven leiden. Verlaat u niet op uw macht, uw legers en uw rijkdommen. Stelt al uw hoop en vertrouwen in God Die u geschapen heeft, en zoekt Zijn hulp in al uw aangelegenheden. Hulp komt van Hem alleen. Hij helpt wie Hij wil met de heerscharen van de hemelen en van de aarde.
Weet dat de armen het pand van God zijn in uw midden. Denkt erom dat gij Zijn vertrouwen niet beschaamt, dat gij hen niet onrechtvaardig behandelt en dat gij niet de wegen der verraders bewandelt. Gij zult zekerlijk worden opgeroepen om u te verantwoorden voor Zijn vertrouwen, op de dag dat de Waag van Gerechtigheid zal worden ingesteld, de dag dat aan een ieder het hem toekomende zal worden gegeven, en het doen en laten van alle mensen, hetzij rijk hetzij arm, zal worden afgewogen.
Indien gij geen acht slaat op de raadgevingen die Wij in weergaloze en ondubbelzinnige taal in deze Tafel hebben geopenbaard, zal goddelijke kastijding u van alle kanten treffen en het vonnis van Zijn gerechtigheid over u worden uitgesproken. Op die dag zult gij niet de kracht bezitten Hem te weerstaan en uw eigen onmacht erkennen. Weest genadig voor uzelf en voor degenen onder u. Oordeelt tussen hen volgens de voorschriften, door God in Zijn heiligste en verhevenste Tafel gegeven - een Tafel waarin Hij aan ieder ding afzonderlijk een vaste maat heeft toegemeten waarin Hij duidelijk een verklaring van alle dingen heeft gegeven en die als zodanig een waarschuwing inhoudt aan hen die in Hem geloven.
Onderzoekt Onze Zaak, informeert naar hetgeen Ons is overkomen, en oordeelt rechtvaardig tussen Ons en Onze vijanden, en behoort tot hen die rechtvaardig handelen jegens hun naasten. Indien gij de hand van de onderdrukker niet tegenhoudt, indien gij in gebreke blijft de rechten van de vertrapten te waarborgen, welk recht hebt gij dan uzelf te verheffen boven de mensen? Waarop kunt gij dan met recht bogen? Zijn het uw voedsel en uw dranken waar gij u op beroemt, uw rijkdommen die gij opstapelt in uw schatkamers, de verscheidenheid en de waarde van de sieraden waarmee gij u tooit? Als ware glorie zou bestaan uit het bezit van dergelijke vergankelijke dingen, dan moet de aarde waarop gij loopt zich zonder twijfel hoger achten dan u, want zij voorziet u van al deze dingen en schenkt ze u op bevel van de Almachtige. In het binnenste der aarde bevindt zich, overeenkomstig hetgeen God heeft beschikt alles wat gij bezit. Aan haar ontleent gij, als een teken van Zijn genade, uw rijkdommen. Aanschouwt dan uw staat, waarop gij u beroemt! Kon gij het slechts ontwaren.
Neen, bij Hem Die het koninkrijk der gehele schepping in Zijn greep houdt! Op niets anders berust uw ware en blijvende glorie dan op uw hechte trouw aan de voorschriften Gods, in uw oprecht nakomen van Zijn wetten, in uw vastbesloten toezien op de bekrachtiging ervan en in het standvastig volgen van de juiste koers.
CXIX. O, gij heersers der aarde! Waarom hebt gij de straling van de Zon verduisterd en gezorgd dat hij ophield te schijnen? Luistert naar de raad die de Pen van de Allerhoogste u gaf, opdat zowel gij als de armen tot rust en vrede moogt komen. Wij smeken God de koningen der aarde bij te staan om de vrede op aarde te vestigen. Hij waarlijk doet wat Hij wil.
O koningen der aarde! Wij zien hoe gij uw uitgaven jaarlijks vergroot en uw onderdanen de last laat dragen. Dit, waarlijk, is volkomen en grovelijk onrechtvaardig. Vreest de zuchten en tranen van deze Verguisde en legt uw volkeren geen buitensporige lasten op. Berooft hen niet, teneinde paleizen voor uzelf te bouwen; neen, verkiest veeleer voor hen datgene wat gij voor uzelf verkiest. Aldus onthullen Wij u hetgeen u tot voordeel strekt; ontwaart gij het slechts. Uw volk is uw rijkdom. Waakt ervoor, dat uw bestuur de geboden van God niet schendt en gij uw beschermelingen niet overlevert aan de uitbuiter. Door hen regeert gij, van hun middelen bestaat gij, met hun hulp maakt gij veroveringen. Nochtans, met welk een minachting beziet gij hen! Hoe vreemd, hoe zonderling!
Nu gij de Allergrootste Vrede hebt afgewezen, houdt u aan de Kleine Vrede, zodat gij mogelijkerwijs uw eigen toestand en die van uw onderdanen enigermate kunt verbeteren.
O heersers der aarde! Legt uw geschillen bij, opdat gij niet meer bewapening behoeft dan noodzakelijk is ter beveiliging van uw gebieden. Hoedt u dat gij de raad van de Alwetende, de Getrouwe, niet veronachtzaamt.
Verenigt u, o koningen der aarde, want daardoor zal de storm van verdeeldheid onder u bedaren en zullen uw volkeren rust vinden, indien gij behoort tot hen die begrijpen. Mocht één uwer de wapenen tegen een ander opnemen, staat dan allen tegen hem op, want dit is niet anders dan onmiskenbare gerechtigheid.
CXX. O gij gekozen volksvertegenwoordigers in ieder land! Als gij behoort tot hen die zorgvuldig onderzoeken, beraadslaagt dan met elkaar en bekommert u slechts om hetgeen de mensheid ten goede komt en haar toestand verbetert. Beschouwt de wereld als het lichaam van de mens dat, hoewel gaaf en volmaakt bij zijn schepping, door verschillende oorzaken met ernstige ziekten en kwalen wordt bezocht. Geen dag vond het verlichting; integendeel, zijn ziekte werd steeds ernstiger, daar het onder behandeling van onkundige geneesheren kwam die de vrije teugel gaven aan hun persoonlijke begeerten en smartelijk dwaalden. En als wel eens door de zorg van een bekwaam geneesheer een deel van het lichaam genas, bleef de rest even ziek als tevoren. Aldus onderricht u de Alwetende, de Alwijze.
Wij zien de wereld in deze tijd overgeleverd aan de genade van heersers, zo dronken van trots, dat zij hun eigen profijt niet duidelijk kunnen zien, hoeveel te minder een zo verbijsterende en uitdagende Openbaring als deze erkennen. En steeds wanneer één van hen poogde de toestand ervan te verbeteren, was zijn beweegreden - openlijk of heimelijk - eigenbaat. De onwaardigheid van deze beweegreden beperkte zijn vermogen om te helen.
Wat de Heer heeft voorgeschreven als de voortreffelijkste remedie en het machtigste werktuig tot genezing van de gehele wereld is de vereniging van alle volkeren in één universele Zaak, één gemeenschappelijk Geloof. Dit kan op geen andere wijze worden bereikt dan door de kracht van een kundig, een almachtig en bezield Geneesheer. Waarlijk, dit is de waarheid en al het andere niets dan dwaling.
CXXI. Zeg: O gij die Mij benijdt en Mij tracht te kwetsen! Uw grimmige toom jegens Mij vernietige u! Ziet, de Dagster van glorie is opgekomen boven de horizon van Mijn openbaring en heeft met haar stralen de gehele mensheid omgeven. En toch, ziet hoe gij uzelf hebt buitengesloten van haar pracht en in volkomen achteloosheid zijt verzonken. Weest uzelf genadig, en wijst de aanspraak niet af van Hem wiens waarheid gij reeds hebt erkend, en behoort niet tot hen die zondigen.
Bij de rechtvaardigheid van de ene ware God! Als gij deze Openbaring verwerpt, zullen alle landen ter wereld u smalend uitlachen en bespotten, want u hebt voor hun ogen met de opzet de waarheid van uw zaak te rechtvaardigen, de bewijzen aangevoerd van God, de Opperste Beschermer, de Krachtigste, de Alglorierijke, de Alwetende. En toch, nauwelijks was Zijn volgende Openbaring, bekleed met de heerlijkheid van een onweerstaanbare soevereiniteit, tot u neergezonden, of gij wierp deze van u, o gij die wordt gerekend tot de achtelozen!
Wat! Gelooft gij in uw hart dat gij de macht bezit om de schittering van de Zon te doven of haar pracht te verduisteren? Neen, bij Mijn leven! Gij zult en kunt nooit uw doel bereiken, al zoudt gij alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is te hulp roepen. Wandelt in de vreze Gods, en laat uw werken niet vergeefs zijn. Neigt uw oor naar Zijn woorden en behoort niet tot hen die als door een sluier van Hem zijn buitengesloten. Zeg: God is Mijn getuige ! Ik heb in het geheel niets voor Mijzelf verlangd. Wat Ik verlang is de overwinning van God en de zegepraal van Zijn Zaak. Hij Zelf is voldoende getuige tussen u en Mij. Zoudt gij uw ogen zuiveren, dan zoudt gij geredelijk ontwaren dat Mijn daden getuigen van de waarheid van Mijn woorden, dat Mijn woorden een richtsnoer zijn voor Mijn daden.
Verblind zijn uw ogen! Hebt gij niet de grootheid van de macht van God en van Zijn heerschappij waargenomen? Hebt gij Zijn majesteit en heerlijkheid niet gezien? Wee u, gij boosaardig- en afgunstiggezinden! Luistert naar Mijn woorden en draalt niet, al ware het slechts een seconde. Aldus gebiedt u Hij die de Schoonheid is van de Albarmhartige, opdat gij u moogt onthechten van de dingen die gij bezit en opstijgen tot de hoogten van waaruit gij de gehele schepping, beschut onder de schaduw van Zijn Openbaring, kunt onderscheiden.
Zeg: Er is geen toevluchtsoord voor u, geen schuilplaats waarheen gij kunt vluchten, geen mens die u kan verdedigen of beschermen in deze Dag tegen de grimmige toorn Gods en tegen Zijn geweldige macht tenzij en totdat gij de bescherming zoekt van Zijn Openbaring. Dit, waarlijk, is Zijn Openbaring die aan u openbaar is gemaakt in de persoon van deze Jongeling. Verheerlijkt daarom zij God voor zo'n stralend, zo'n onschatbaar, zo'n wonderbaarlijk visioen.
Onthecht u van alles buiten Mij en keert uw gelaat naar Mijn gelaat, want dit is beter voor u dan de dingen die gij bezit. De Tong Gods getuigt van de waarheid van Mijn woorden door Mijn eigen Woord dat de waarheid spreekt en alle dingen omvat en begrijpt.
Zeg: Denkt gij dat uw trouw aan Zijn Zaak Hem ooit zal baten, of uw verwerping van de waarheid ervan Hem enigszins kan schaden? Neen, bij Mij Zelf, de Albeheerser, de Ongenaakbare, de Hoogste! Scheurt de sluiers van namen uiteen en blijft hun koninkrijk trouw. Bij Mijn Schoonheid! Hij Die de Vorst is van alle namen, is gekomen, Hij, op Wiens bevel iedere afzonderlijke naam is geschapen - vanaf het begin dat geen begin heeft, Hij Die voort zal gaan ze te scheppen naar Zijn behagen. Hij, waarlijk, is de Almogende, de Alwijze.
Hoedt u dat gij u niet ontdoet van het gewaad van Gods leiding. Drinkt volop uit de Beker welke de hemelse Jongelingen boven uw hoofd hebben geheven. Aldus gebiedt u Hij die u meer genadig is dan u voor u zelf bent, Hij die geen enkele beloning of dank vraagt van u. Zijn beloning komt van Hem Die, door de macht der waarheid, Hem heeft neergezonden tot u, en Hem bestemde en uitriep tot Zijn eigen Getuigenis voor de gehele schepping. Hij heeft Hem gemachtigd al Zijn tekenen te openbaren. Kijkt nogmaals goed, opdat gij de dingen moogt waarnemen waartoe de Tong van de Aloude der Dagen u heeft opgeroepen, opdat gij misschien zult behoren tot hen die de waarheid hebben begrepen. Hebt gij uw vaderen van weleer, of de geslachten die hen voorgingen - zelfs tot aan de eerste Adam - ooit horen vermelden, dat iemand die op de wolken van openbaring komt, bekleed is met duidelijke en alovertreffende soevereiniteit, met aan zijn rechterhand het Koninkrijk van God en aan zijn linkerhand alle macht en heerlijkheid van Zijn eeuwigdurend rijk - iemand die vooraf is gegaan door de heerscharen van God, de Almachtige, de Onweerstaanbare, de Krachtigste, en onophoudelijk verzen uit waarvan het verstand van de meest geleerde en meest wijze mens niet bij machte is de betekenis te doorgronden, niettemin de drager zou zijn van een boodschap die niet van God is? Weest dan scherpzinnig en spreekt de waarheid, de zuivere waarheid, als gij beweert eerlijk en grootmoedig te zijn.
Zeg: De verzen die Wij hebben geopenbaard zijn even talrijk als de verzen die in de voorafgaande openbaring tot de Báb werden neergezonden. Laat degene die de woorden welke de Geest van God heeft gesproken in twijfel trekt, het hof van Onze aanwezigheid opzoeken en Onze goddelijk geopenbaarde verzen horen en ooggetuige zijn van het duidelijke bewijs van Onze aanspraak.
Zeg: Bij de rechtvaardigheid van de Almachtige! De maat van de gunsten Gods is geheel gevuld, Zijn Woord is vervolmaakt, het licht van Zijn aangezicht is geopenbaard, Zijn soevereiniteit heeft de gehele schepping omvat, de heerlijkheid van Zijn openbaring is geopenbaard, en Zijn milddadigheden zijn neergedaald op de gehele mensheid.
Deel V
DE PERSOONLIJKE PLICHTEN
EN DE GEESTELIJKE BETEKENIS VAN HET LEVEN
CXXII. De mens is de verheven Talisman. Gebrek aan een juiste opvoeding heeft hem evenwel ontnomen wat hij van nature bezit. Door een woord, voortkomende uit de mond van God, werd hij in het leven geroepen; door nog een woord werd hij gevoerd naar de erkenning van de Bron van zijn geestelijke ontwikkeling en door weer een ander woord werden zijn staat en bestemming gewaarborgd. Het Opperwezen zegt: Beschouwt de mens als een mijn, rijk aan edelstenen van onschatbare waarde. Alleen opvoeding kan de schatten ervan aan het licht doen komen, en de mensheid in staat stellen daarvan profijt te trekken. Als iemand diep zou nadenken over hetgeen de Geschriften, neergezonden uit de hemel van Gods heilige Wil, hebben geopenbaard, dan zal hij geredelijk erkennen dat het doel hiervan is dat alle mensen moeten worden beschouwd als één ziel, zodat het zegel met de woorden: "Het Koninkrijk is aan God" kan worden gedrukt op ieder hart, en het licht van goddelijke milddadigheid, van genade en van barmhartigheid de gehele mensheid zal omgeven. De ene ware God, verheerlijkt zij Zijn glorie, wenst niets voor Zichzelf. De trouw der mensheid baat Hem niet, noch kan haar verdorvenheid Hem schaden. De Vogel van het Rijk van Uiting laat voortdurend de roep horen: "Alle dingen heb Ik bestemd voor uw eigen bestwil, terwille van uzelf". Als de geleerde en wereldwijze mensen van deze tijd zouden toestaan dat de mensheid de geur van kameraadschap en liefde inademde, dan zou ieder begrijpend hart de betekenis van ware vrijheid beseffen en het geheim ontdekken van ongestoorde vrede en volmaakte geestelijke rust. Zou de wereld deze staat deelachtig worden en verhelderd worden met het licht ervan, dan kon waarlijk van haar worden gezegd: "Gij zult in haar geen diepten of opwaarts glooiende heuvels zien."22
CXXIII. De generaties die vóór u waren, waarheen zijn zij gevloden? En zij die gedurende hun leven door de schoonsten en lieflijksten in het land werden omringd, waar zijn zij nu? Neemt aan hen een voorbeeld, o mensen, en behoort niet tot hen die zijn afgedwaald.
Weldra zullen anderen de hand leggen op uw bezit en uw woningen binnengaan. Neigt uw oor naar Mijn woorden en laat u niet tot de dwazen rekenen.
Voor een ieder van u is het de hoogste plicht voor zichzelf datgene te kiezen waarop geen ander inbreuk kan maken en wat niemand zich wederrechtelijk kan toeëigenen. Dit is nu - en hiervoor is de Almachtige Mijn getuige - de liefde Gods, mocht gij het slechts gewaarworden.
Bouwt voor uzelf woningen die regen noch vloed ooit kunnen vernietigen, woningen die u zullen beschutten tegen de wisselvalligheden van dit leven. Dit is het gebod van Hem die door de wereld is verguisd en verloochend.
CXXIV. Hoe wonderbaar is de eenheid van de levende, de eeuwige God - een eenheid welke boven alle begrenzingen verheven is en het begrip van al het geschapene te boven gaat! Hij heeft eeuwiglijk in Zijn ontoegankelijk verblijf van heiligheid en heerlijkheid gewoond en zal tot in eeuwigheid op de hoogten van Zijn onafhankelijke soevereiniteit en grootheid tronen. Hoe verheven is Zijn onaantastbaar Wezen, hoe volkomen onafhankelijk van de kennis van al het geschapene. Hoe onmetelijk verheven zal Hij boven de lofprijzing van alle bewoners van hemel en aarde blijven!
Uit de verheven bron en uit het wezen van Zijn gunst en milddadigheid heeft Hij ieder geschapen ding een teken van Zijn kennis toevertrouwd, opdat aan geen van Zijn schepselen zijn aandeel onthouden worde om naar vermogen en rang deze kennis weer te geven. Dit teken is de spiegel van Zijn schoonheid in de wereld der schepping. Hoe groter de inspanning is om deze sublieme en edele spiegel te verfijnen, des te zuiverder zal hij de heerlijkheid der namen en eigenschappen van God weergeven en de wonderen van Zijn tekenen en kennis openbaren. Al het geschapene zal in staat worden gesteld (zo groot is deze weerspiegelende kracht) de mogelijkheden van zijn voorbeschikte staat te openbaren, zijn ontvankelijkheid en zijn begrenzingen te erkennen en van de waarheid te getuigen: "Hij, waarlijk, is God; er is geen God buiten Hem" ....
Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat, ten gevolge van de inspanningen die ieder mens bewust aanwendt en de uitwerking van zijn eigen geestelijke vermogens, deze spiegel zozeer kan worden gereinigd van het droesem van aardse smetten en gezuiverd van duivelse hersenschimmen dat deze in staat is nader te komen tot de weiden van eeuwige heiligheid en de hoven te bereiken van immerdurende kameraadschap. Overeenkomstig het beginsel echter dat voor ieder ding een tijd is bepaald en voor iedere vrucht een jaargetijde is beschikt kunnen de verborgen krachten van zo'n milddadigheid het beste vrijkomen en de lentepracht van zulk een gave slechts worden geopenbaard in de Dagen van God. Alhoewel elke dag is begiftigd met het voorbeschikte deel van Gods wondere genade, hebben de Dagen die rechtstreeks verbonden zijn met de Manifestatie van God, een uniek kenmerk en nemen een plaats in die geen verstand ooit kan bevatten. Zo groot is de deugd waarvan deze Dagen zijn doortrokken dat, zouden de harten van allen die in de hemelen en op aarde verblijven in die dagen van eeuwige vreugde, van aangezicht tot aangezicht worden gebracht met die Dagster van onvergankelijke heerlijkheid en afgestemd worden op Zijn Wil, dan zou elk hart bemerken te zijn verheven boven al het aardse, stralend met Zijn licht, en geheiligd door Zijn genade. Allen begroeten deze genade welke door geen zegen, hoe groot ook, kan worden overtroffen, en allen bewijzen eer aan zulk een goedertierenheid als het oog der schepping nooit heeft aanschouwd! Verheven is Hij boven hetgeen zij Hem toeschrijven of van Hem verhalen!
Dit is de reden waarom in die dagen ieder mens het zijne zal doen voor zijn naaste. Het is reeds ruimschoots aangetoond dat in die, door God aangewezen, Dag het merendeel van hen die Zijn heilige hof hebben gezocht en bereikt, zulk een kennis en wijsheid ontsluieren dat het geringste ervan geen enkel mens, behalve deze heilige en gewijde zielen, heeft begrepen of ooit zal begrijpen, hoe lang hij ook werd onderricht of heeft gestudeerd. Het is ingevolge dit vermogen dat in de dagen van de Manifestatie van de Dagster der Waarheid de geliefden van God zijn verheven boven en onafhankelijk van alle menselijke geleerdheid. Ja, uit hun hart en uit de bronnen van hun ingeboren vermogens is aanhoudend het diepste wezen van menselijke kennis en wijsheid gestroomd.
CXXV. O, Mijn broeder! Wanneer een waar zoeker besluit zijn voet te zetten op de weg van onderzoek die leidt naar de kennis van de Aloude der Dagen, dan moet hij voor alles zijn hart dat de zetel is van de openbaring der diepste mysteriën Gods, zuiveren van het duistermakende stof van alle verworven kennis, en van de ingevingen der belichamingen van duivelse verbeelding. Hij moet zijn gemoed dat het heiligdom is van de blijvende liefde van de Geliefde van iedere smet ontdoen en zijn ziel heiligen van al hetgeen tot water en leem behoort, en van alle vage en kortstondige gehechtheden. Hij moet zijn hart zo louteren dat geen spoor van liefde of haat erin achterblijft, opdat deze liefde hem niet blindelings tot dwaling doet neigen of deze haat hem wegvoert van de waarheid.
Evenals gij er in deze Dag getuige van zijt hoe de meeste mensen, als gevolg van zulk een liefde of haat, verstoken blijven van het onsterfelijke Gelaat, ver afgedwaald zijn van de Belichamingen der goddelijke mysteriën, en zonder herder ronddolen in de wildernis van vergetelheid en dwaling.
Die zoeker moet te allen tijde zijn vertrouwen stellen in God, zich afkeren van de volkeren der aarde, zich losmaken van de stoffelijke wereld en Hem aanhangen die de Heer der Heren is. Hij moet nooit trachten zich boven een ander te verheffen, moet ieder spoor van trots en ijdelheid uitwissen van de tafel van zijn hart, geduld en berusting oefenen, zwijgen in acht nemen en zich onthouden van ijdel gepraat. Want de tong is een smeulend vuur en overdadig spreken een dodelijk gif. Het stoffelijke vuur verteert het lichaam, terwijl het vuur van de tong hart en ziel verslindt. De kracht van het eerste duurt slechts kort, terwijl de uitwerking van het laatste een eeuw duurt.
Die zoeker moet eveneens kwaadspreken als een ernstige dwaling beschouwen en zich hiervan afzijdig houden, aangezien kwaadspreken het licht van het hart en het leven van de ziel uitblust. Hij moet zich met weinig tevreden stellen en vrij zijn van alle buitensporige verlangens. Hij moet het gezelschap van hen die zich van de wereld afkeren op prijs stellen en het als een groot voorrecht beschouwen opschepperige en wereldse mensen te mijden. Bij het aanbreken van iedere dag moet hij zich in gebed tot God keren en met geheel zijn ziel volharden in het zoeken naar zijn Geliefde. Hij moet iedere eigenzinnige gedachte verteren met de vlam van de liefdevolle vermelding van Zijn naam en met de snelheid van het licht aan alles buiten Hem voorbijgaan. Hij moet de misdeelden te hulp komen en de hulpbehoevenden nimmer zijn gunst onthouden. Hij moet goed zijn voor dieren, hoeveel te meer voor zijn medemens die met het vermogen van spraak is begiftigd. Hij moet niet aarzelen zijn leven te offeren voor zijn Geliefde, noch toestaan dat de kritiek der mensen hem van de Waarheid doet afkeren. Hij moet voor anderen niet wensen wat hij niet voor zichzelf wenst, noch beloven wat hij niet nakomt. Met zijn gehele hart moet de zoeker de omgang met boosdoeners vermijden en bidden voor de vergeving van hun zonden. Hij moet de zondaar vergiffenis schenken en nimmer diens lage staat verachten, want niemand weet hoe hij zelf zal eindigen. Hoe vaak bereikt een zondaar in zijn stervensuur de kern van geloof en nam hij, volop drinkend van de onsterfelijke drank, zijn vlucht naar de Schare in den hoge. En hoe vaak is een godvruchtig gelovige in het uur van het opstijgen van zijn ziel dermate veranderd, dat hij in het diepste vuur viel!
Ons doel met het openbaren van deze overtuigende en gewichtige uitspraken is, de zoeker op het hart te drukken alles buiten God als vergankelijk te beschouwen en alles buiten Hem die het Voorwerp is van alle aanbidding, als volkomen nietswaardig.
Dit alles behoort tot de eigenschappen van de verhevenen en vormt het kenmerk van de geestelijk gezinden. Zij werden reeds vermeld in verband met de vereisten voor de reizigers die het Pad van Volstrekte Kennis bewandelen. Wanneer de onthechte en oprechte zoeker aan deze essentiële voorwaarden heeft voldaan, dan en slechts dan, kan hij een waar zoeker worden genoemd. Telkens als hij voldaan heeft aan de voorwaarden die vervat zijn in het vers: "Zij die zich beijveren om Onzentwille"23 zal hij de zegen genieten die hem wordt geschonken met de woorden: "Wij zullen hen zekerlijk in Onze wegen leiden."24
Alleen wanneer de lamp van het zoeken, van vurig streven, van hunkerend verlangen, van hartstochtelijke toewijding, van brandende liefde, van extase en vervoering is ontstoken in het hart van de zoeker en de bries van Zijn goedertierenheid zijn ziel heeft beroerd, zal het duister van dwaling worden verdreven, zullen de nevelen van twijfel en argwaan optrekken, en zal het licht van kennis en zekerheid zijn wezen omhullen. Op dat uur zal de mystieke Heraut die de vreugdevolle tijding van de Geest brengt, luisterrijk als de ochtendstond, stralend te voorschijn komen uit de Stad Gods en, door het bazuingeschal van kennis, hart, ziel en geest uit de sluimer van onachtzaamheid doen ontwaken. Dan zullen de menigvuldige gunsten en de uitstorting van genade van de heilige en eeuwige Geest zo'n nieuw leven aan de zoeker schenken, dat hij zich begiftigd ziet met een nieuw oog, een nieuw oor, een nieuw hart en een nieuw verstand. Hij zal de duidelijke tekenen van het heelal overdenken en de verborgen mysteriën van de ziel doorgronden. Schouwende met het oog van God zal hij in ieder atoom een deur ontwaren die hem naar de plaatsen van volstrekte zekerheid voert. Hij zal in alle dingen de mysteriën van goddelijke openbaring en de bewijzen van een eeuwigdurende manifestatie ontdekken.
Ik zweer bij God! Zou hij die het pad van leiding betreedt en de hoogten van rechtschapenheid tracht te bestijgen, deze glorierijke en allerhoogste plaats bereiken, dan zal hij op een afstand van duizend mijlen de geur van God inademen en hij zal de prachtige morgenstond van goddelijke leiding zien rijzen boven de dageraad aller dingen. Ieder ding, hoe klein ook, zal voor hem een openbaring zijn die hem leidt naar zijn Geliefde, het Doel van zijn zoeken. Zo groot zal het doorzicht zijn van deze zoeker, dat hij waarheid van leugen zal onderscheiden evenals hij de zon onderscheidt van de schaduw. Indien in de verste hoeken van het oosten de zoete geuren van God op de wind worden aangedreven, dan zal hij voorzeker hun welriekendheid herkennen en inademen, zelfs al zou hij in het uiterste westen wonen. Hij zal eveneens duidelijk al de tekenen Gods - Zijn wonderbaarlijke uitingen, Zijn grote werken en machtige daden - onderscheiden van de handelingen, woorden en wegen der mensen, evenals de juwelier die het kleinood onderkent van de steen, of de mens die de lente onderscheidt van de herfst en hitte van koude. Wanneer de menselijke ziel is gereinigd van alle wereldse en belemmerende gehechtheden, zal deze zeker de adem van de Geliefde over onmetelijke afstanden waarnemen en, door zijn geur geleid, de Stad van Zekerheid bereiken en binnengaan.
Daar binnen zal hij de wonderen van Zijn aloude wijsheid bespeuren en alle verborgen leringen waamemen uit de ritselende bladeren van de Boom die in de Stad bloeit. Met zijn innerlijk en zijn uiterlijk oor zal hij de hymnen van glorie en lof vanuit het stof horen opstijgen naar de Heer der Heren, en met zijn innerlijk oog zal hij de geheimen van "wederkeer" en "wederopleving" ontdekken.
Hoe onbeschrijflijk glorieus zijn de tekenen, de bewijzen, de openbaringen en luister welke Hij, Die de Koning van namen en attributen is, heeft bestemd voor die Stad! Het bereiken van deze Stad lest dorst zonder water en ontsteekt de liefde voor God zonder vuur. In iedere grashalm worden de mysteriën van een ondoorgrondelijke wijsheid als in een heiligdom bewaard, en op iedere rozenstruik zingen ontelbare nachtegalen in zalige vervoering hun lied. Prachtige tulpen ontvouwen het mysterie van de Brandende Braamstruik en hun zoete aroma van heiligheid ademt de geur van de Messiaanse Geest. Deze Stad schenkt rijkdom zonder goud en onsterfelijkheid zonder dood. In ieder blad zijn onuitsprekelijke vreugden vergaard en in ieder vertrek liggen talloze mysteriën verborgen.
Zij die zich onversaagd inspannen op zoek naar God zullen, wanneer zij eenmaal afstand hebben gedaan van alles buiten Hem, zo hecht verbonden zijn aan die Stad, dat één ogenblik van scheiding hiervan voor hen ondenkbaar zou zijn. Zij zullen luisteren naar onfeilbare bewijzen van de Hyacint van die schare en de zekerste getuigenissen ontvangen van de schoonheid van haar Roos en van de melodie van haar Nachtegaal. Eens in ongeveer duizend jaar zal deze Stad worden vernieuwd en opnieuw getooid.....
Die stad is geen andere dan het Woord Gods, geopenbaard in ieder tijdperk en iedere beschikking. In de dagen van Mozes was het de Pentateuch; in de dagen van Jezus het Evangelie; in de dagen van Muhammad, de Boodschapper van God, de Qur'án; in deze dag de Bayán; en in de Beschikking van Hem dien God zal openbaren, Zijn eigen Boek, - het Boek waar alle Boeken van vroegere Beschikkingen beslist naar verwijzen, het Boek dat van al deze Boeken het meest verheven is.
CXXVI. Naar welke plaats Wij ook mochten worden verbannen en hoe groot ook de beproeving die Wij hebben te doorstaan, toch moeten zij die het volk Gods zijn, vastbesloten en met volledig vertrouwen hun ogen gericht houden op de Dageraad van Heerlijkheid en zich bezighouden met al hetgeen kan leiden tot de verbetering der wereld en de opvoeding van haar volkeren. Alles wat Ons in het verleden is overkomen, heeft de belangen van Onze Openbaring bevorderd en haar faam luister bijgezet; en alles wat Ons in de toekomst mag overkomen, zal eenzelfde resultaat hebben. Blijft tot in het diepst van uw hart trouw aan de Zaak Gods, een Zaak die is neergezonden door Hem Die de Beschikker, de Alwijze is. Wij hebben met de grootste voorkomendheid en barmhartigheid alle volkeren en natiën opgeroepen en hun de weg gewezen naar hetgeen hun waarlijk tot voordeel zal strekken.
De Dagster der Waarheid die in haar middagpracht schijnt, is Ons tot getuige! Zij die het volk Gods zijn, hebben als enig streven de wereld te vernieuwen, haar leven te adelen en haar volkeren tot nieuw leven te brengen.
Waarheidsliefde en welwillendheid hebben te allen tijde de betrekkingen tussen alle mensen gekenmerkt. Hun uiterlijk gedrag is slechts een afspiegeling van hun innerlijk leven, en hun innerlijk leven een spiegel van hun uiterlijk gedrag. Geen enkele sluier verbergt of verduistert de waarheden waarop hun Geloof werd gegrondvest. Voor de ogen van alle mensen zijn deze waarheden blootgelegd en kunnen onmiskenbaar worden onderkend. Hun daden bevestigen de waarheid van deze woorden.
Ieder scherpziend oog kan in deze Dag het ochtendgloren van Gods Openbaring waarnemen, en ieder oplettend oor kan de Stem herkennen die uit de Brandende Braamstruik werd gehoord. Zo krachtig zijn de stromende wateren van goddelijke barmhartigheid, dat Hij die de Dageraad is van de tekenen Gods en de Openbaarder van de bewijzen van Zijn heerlijkheid, openlijk en zonder terughoudendheid omgaat en zich onderhoudt met de volkeren en geslachten der aarde. Hoe talrijk zijn zij die met een van haat vervuld hart Onze aanwezigheid hebben gezocht en haar als trouwe en liefdevolle vrienden verlieten! De poorten van genade staan voor alle mensen wijd open. In Onze uiterlijke omgang met hen hebben Wij de rechtschapene en de zondaar gelijk behandeld, opdat de boosdoener wellicht de grenzeloze oceaan van Gods vergiffenis moge bereiken. Onze naam "de Verheler" heeft zulk een licht over de mensen uitgestort, dat de weerspannige zich verbeeldt tot de godvruchtigen te worden gerekend. Geen mens die Ons zoekt zullen Wij ooit teleurstellen en evenmin zal hij die zijn gelaat keert naar Ons de toegang tot Ons hof worden ontzegd ....
O vrienden! Helpt de ene ware God, verheven zij Zijn glorie, met uitnemende daden, en met een dusdanig gedrag en karakter dat dit aanvaardbaar is in Zijn ogen. Degene die in deze Dag een helper van God tracht te zijn, laat hem zijn ogen sluiten voor al wat hij bezit en ze openen voor de dingen van God. Laat hem ophouden zich bezig te houden met hetgeen hem voordeel brengt, en zich datgene ten doel stellen, wat de onweerstaanbare naam van de Almachtige zal verheffen. Hij moet zijn hart zuiveren van alle boze hartstochten en verdorven begeerten, want de vreze Gods is het wapen dat hem kan doen zegevieren, en het voornaamste werktuig waardoor hij zijn doel kan bereiken. De vreze Gods is het schild dat Zijn Zaak beschermt, het schild dat Zijn volk in staat stelt de overwinning te behalen. Het is een maatstaf die door geen mens kan worden verlaagd, een kracht die zijn weerga niet heeft. Met behulp hiervan, en met het welnemen van Hem die de Heer der Heerscharen is, zijn zij die God zijn genaderd in staat geweest de vesting van 's mensen hart te bedwingen en te veroveren.
CXXVII. O mensen, als het uw wens is God te kennen en de grootheid van Zijn macht te ontdekken, kijkt dan naar Mij met Mijn ogen en niet met de ogen van iemand buiten Mij. Gij zult anders nooit bij machte zijn Mij te herkennen al zoudt gij Mijn Zaak overpeinzen zolang Mijn Koninkrijk voortduurt en nadenken over al het geschapene in alle eeuwigheid van God, de Soevereine Heer van allen, de Almachtige, de Immerblijvende, de Alwijze. Aldus hebben Wij de waarheid van Onze Openbaring duidelijk gemaakt, opdat de mensen mogen ontwaken uit hun achteloosheid en behoren tot hen die begrijpen.
Ziet de lage staat van deze mensen die heel goed weten dat Ik Mijzelf en Mijn verwanten heb geofferd in het Pad van God en voor het behoud van hun geloof in Hem; die er zich zeer wel van bewust zijn hoe Mijn vijanden Mij hebben ingesloten in de dagen dat de harten der mensen vreesden en beefden, de dagen waarin zij zich verborgen voor de ogen der geliefden Gods en voor Zijn vijanden, en zich bezighielden met het verzekeren van hun eigen veiligheid en vrede.
Tenslotte zijn Wij er in geslaagd de Zaak van God te openbaren en verhieven deze tot zo'n hoge rang dat alle mensen - behalve degenen die in hun hart deze Jongeling kwaadwillig gezind waren en zich gelijkstelden met de Almachtige - de soevereiniteit van God en Zijn machtige heerschappij erkenden. En toch, niettegenstaande deze Openbaring wier invloed al het geschapene heeft doortrokken, en ondanks de glans van dit Licht waarvan geen hunner zijns gelijke ooit heeft aanschouwd, ziet hoe het volk van de Bayán Mij heeft verloochend en Mij heeft bestreden. Sommigen hebben zich afgekeerd van het Pad Gods, hebben het gezag van Hem in wie zij hebben geloofd, verworpen en onbeschaamd gehandeld jegens God, de Krachtigste, de Oppermachtige Beschermer, de Verhevenste, de Grootste. Anderen hebben geaarzeld en stonden stil op Zijn Pad en beschouwden de Zaak van de Schepper in haar grondwaarheid ongeldig, tenzij bekrachtigd door de instemming van hem die geschapen werd door de werking van Mijn Wil. Aldus liepen hun werken op niets uit, en toch hebben zij dit niet eens bemerkt. Onder hen is hij die trachtte God te meten met de maat van zichzelf, en hij werd zozeer misleid door de namen van God dat hij tegen Mij opstond, Mij veroordeelde als één die de doodstraf verdiende, en Mij de vergrijpen ten laste legde waaraan hij zelf schuldig was.
Weshalve bepleit Ik Mijn smart en Mijn verdriet voor Hem Die Mij heeft geschapen en Mij Zijn Boodschap heeft toevertrouwd. Hem betuig Ik dank en lof voor de dingen die Hij heeft beschikt, voor Mijn eenzaamheid en voor de kwellingen die Ik onderga door de handen van deze mensen die zo ver van Hem zijn afgedwaald. Ik heb de tegenspoed die Mij trof geduldig gedragen en zal dit blijven doen en Ik zal al Mijn hoop en vertrouwen stellen in God. Hem wil Ik smeken met de woorden: Leid Uw dienaren, o Mijn Heer, naar de hof van Uw gunst en milddadigheid, en laat hen niet verstoken zijn van de wonderen van Uw genade en van Uw menigvuldige zegeningen. Want zij weten niet wat Gij voor hen hebt beschikt krachtens Uw barmhartigheid die de gehele schepping omvat. O Heer, zij zijn uiterlijk zwak en hulpeloos en innerlijk zijn zij slechts wezen. Gij zijt de Almilddadige, de Weldadige, de Verhevenste, de Grootste. Doe niet, o Mijn God, uw felle verbolgenheid op hen neerkomen, en laat hen wachten op de tijd dat de wonderen van Uw barmhartigheid zullen zijn geopenbaard, opdat zij mogen terugkeren tot U en U vergiffenis vragen voor de dingen die zij tegen U hebben begaan. Waarlijk, Gij zijt de Vergevende, de Albarmhartige.
CXXVIII. Zeg: Betaamt het een mens, terwijl hij beweert een volgeling te zijn van zijn Heer, de Albarmhartige, hij niettemin in zijn hart juist de daden van de Boze doet? Neen, het past hem slecht, en hiervan is Hij die de Schoonheid is van de Alglorierijke Mij tot getuige. Kon gij het slechts bevatten!
Wist uit uw hart de liefde voor wereldse dingen, van uw tong iedere herinnering behalve het Hem gedenken en reinigt uw gehele wezen van al hetgeen u zou kunnen weerhouden Zijn gelaat te aanschouwen of u zou verleiden de inblazingen van uw slechte en verdorven neigingen te volgen. Laat God uw vreze zijn, o mensen, en behoort tot hen die de weg van rechtschapenheid gaan.
Zeg: O mensen, zou uw gedrag in tegenspraak zijn met uw belijdenis, hoe denkt gij dan in staat te zijn u te onderscheiden van hen die, hoewel zij hun geloof in de Heer, hun God, belijden, weigerden Hem te aanvaarden en Zijn waarheid verwierpen, zodra Hij tot hen kwam in de wolk van heiligheid? Bevrijdt u van alle gehechtheid aan deze wereld en haar ijdelheden. Hoedt u dat gij ze niet nadert, aangezien ze u inblazen de weg te gaan van uw eigen wellusten en hebzuchtige begeerten, en u beletten het rechte en glorierijke Pad te betreden.
Weet gij dat met "de wereld" bedoeld wordt het u niet bewust zijn van Hem Die uw Maker is, en het vervuld zijn van alles buiten Hem. Anderzijds betekent "het leven dat komen gaat" de dingen die u veilig naderbij doen komen tot God, de Alglorierijke, de Onvergelijkelijke. Wat u in deze Dag ervan weerhoudt God lief te hebben, is niets anders dan de wereld. Ontvliedt haar, opdat gij moogt worden gerekend tot de gelukzaligen. Als iemand zich met wereldse sieraden en kleding wil tooien of wil genieten van al het goede der aarde, kan hem dit niet schaden, zolang hij niet toelaat dat er iets tussen hem en God komt, want God heeft al het goede, hetzij geschapen in de hemelen of op de aarde, voor diegenen van Zijn dienaren beschikt die waarlijk in Hem geloven. Eet, o mensen, van de goede dingen die God u heeft geschonken en onthoudt u niet van Zijn wondere gaven. Dankt en looft Hem, en behoort tot hen die waarlijk dankbaar zijn.
O gij die uw huis hebt ontvloden en de tegenwoordigheid Gods hebt gezocht! Verkondigt aan de mensen de Boodschap van uw Heer, opdat het hen moge weerhouden de inblazingen van hun kwade en verdorven begeerten te volgen, en brengt hen tot het gedenken van God, de Verhevenste, de Grootste. Zeg: Vreest God, o mensen, en weerhoudt u ervan iemands bloed te vergieten. Bestrijdt niet uw naaste, en behoort tot hen die goed doen. Hoedt u dat gij geen wanorde sticht op aarde, nadat ze goed is geordend en volgt niet in de voetstappen van hen die zijn afgedwaald.
Al wie opstaat onder u om de Zaak van zijn Heer te onderrichten, laat hem vóór alles zichzelf onderrichten, opdat zijn woorden de harten van hen die hem horen, mogen aantrekken. Tenzij hij zichzelf onderricht, zullen de woorden die hij spreekt, het hart van de zoeker niet beïnvloeden. Waakt ervoor, o mensen, dat gij niet behoort tot hen die anderen goede raad geven, maar vergeten zelf deze raad op te volgen. De woorden van dergelijke mensen en achter de woorden de werkelijkheid aller dingen, en achter deze werkelijkheid de engelen die God nabij zijn, zullen hem van onwaarheid beschuldigen.
Zou zo iemand er ooit in slagen invloed uit te oefenen op enig mens, dan moet dit succes niet hem worden toegeschreven, doch veeleer aan de invloed van de woorden van God, gelijk bevolen door Hem Die de Almachtige, de Alwijze is. In de ogen van God wordt hij beschouwd als een lamp die licht geeft, en toch voortdurend doende is zichzelf te verbruiken.
Zeg: O mensen, begaat niet hetgeen u te schande zal maken of de Zaak van God zal onteren in de ogen der mensen, en behoort niet tot de onruststokers. Vermijdt de dingen die uw verstand veroordeelt. Schuwt elke vorm van ondeugd, want dergelijke dingen zijn verboden in het Boek dat niemand aanraakt, behalve zij die God van ieder spoor van schuld heeft gereinigd en gerekend tot de gelouterden.
Weest eerlijk jegens uzelf en jegens anderen, opdat door uw daden, de bewijzen van gerechtigheid mogen worden onthuld onder Onze trouwe dienaren. Hoedt u dat gij u het bezit van uw naaste niet toeëigent. Bewijst uzelf dat u zijn vertrouwen volledig waardig bent en dat hij u vertrouwt, en onthoudt de armen niet de gaven welke de genade Gods u heeft geschonken. Hij, waarlijk, zal de menslievenden belonen en hen dubbelvoudig vergoeden voor hetgeen zij hebben gegeven. Geen God is er buiten Hem. De gehele schepping en haar heerschappij zijn aan Hem. Hij schenkt Zijn gaven aan wie Hij wil en Hij onthoudt ze aan wie Hij wil. Hij is de Grote Gever, de Edelmoedigste, de Weldadige.
Zeg: Onderricht de Zaak van God, o volk van Bahá, want God heeft een ieder de plicht opgelegd Zijn Boodschap te verkondigen, en Hij beschouwt dit als de verdienstelijkste aller daden. Zulk een daad is alleen aanvaardbaar, wanneer degene die de Zaak onderricht reeds een standvastig gelovige is in God, de Hoogste Beschermer, de Genadige, de Almachtige. Hij heeft bovendien beschikt dat Zijn Zaak onderricht moet worden door de kracht van 's mensen woorden en niet door zijn toevlucht te nemen tot geweld. Aldus luidt Zijn gebod zoals neergezonden uit het Koninkrijk van Hem Die de Verhevenste, de Alwijze is. Hoedt u dat gij met niemand strijdt, ja spant u zelfs in hem op vriendelijke wijze en met overtuigingskracht bewust te maken van de waarheid. Als uw toehoorder reageert, zal hem dit ten voordeel strekken, zo niet, keert u dan van hem af en wendt uw gelaat tot Gods gewijde hof, de zetel van luisterrijke heiligheid.
Redetwist met niemand over de dingen van deze wereld en haar aangelegenheden, want God heeft dit alles overgelaten aan degenen die hun zinnen daarop hebben gezet. Uit de gehele wereld heeft Hij voor Zichzelf de harten der mensen gekozen - harten die de scharen van openbaring en van woorden kunnen onderwerpen. Aldus is beschikt door de Vingers van Bahá op de Tafel van Gods onherroepelijk gebod, op bevel van Hem Die de Hoogste Bestierder, de Alwetende is.
CXXIX. O reiziger in het Pad van God! Neem uw deel van de oceaan van Zijn genade, en onthoud u de dingen niet die in haar diepten verborgen liggen. Behoor tot hen die deel hebben aan haar rijkdommen. Eén dauwdroppel uit deze oceaan, indien uitgegoten over allen die in de hemelen en allen die op aarde zijn, zou voldoende zijn om hen te verrijken met de milddadigheid van God, de Almachtige, de Alwetende, de Alwijze. Haal het met de handen van zelfverloochening te voorschijn uit haar levenschenkende wateren en besprenkel daarmee al het geschapene, opdat zij mogen worden gezuiverd van alle door de mensen gemaakte beperkingen en de machtige zetel van God, deze gewijde en luisterrijke Plek, mogen naderen.
Wees niet bedroefd als gij het alleen moet volbrengen. Laat God de altoereikende zijn voor u. Bid innig tot Zijn Geest en behoor tot de dankbaren. Verkondig de Zaak van Uw Heer aan allen die in de hemelen en op aarde zijn. Mocht er iemand zijn die gehoor geeft aan uw roep, toon hem dan de parelen der wijsheid van uw Heer, uw God Die Zijn Geest tot u heeft neergezonden, en behoor tot hen die waarlijk geloven. En mocht iemand uw aanbod verwerpen, keer u dan van hem af en stel uw hoop en vertrouwen in de Heer, uw God, de Heer aller werelden.
Bij de rechtvaardigheid Gods! Al wie in deze Dag zijn mond opent en melding maakt van de naam van zijn Heer, op hem zullen de heerscharen van goddelijke inspiratie neerdalen vanuit de hemel van Mijn Naam, de Alwetende, de Alwijze. Op hem zal de Schare uit den hoge neerdalen waarbij elkeen een kelk uit zuiver licht omhoog houdt. Aldus is voorbeschikt in het rijk van Gods Openbaring op bevel van Hem Die de Alglorierijke, de Machtige is.
Een schare van Zijn uitverkorenen, verborgen achter de heilige sluier en gereed voor de dienst van God, zal bekend worden gemaakt aan de mensen, een schare die Zijn Zaak zal helpen en voor niemand bevreesd zal zijn al zou de gehele mensheid tegen haar opstaan en haar bestrijden. Het zijn deze uitverkorenen die voor de ogen van de bewoners der aarde en des hemels zullen opstaan, en de naam van de Almachtige luide zullen toejuichen en de mensenkinderen zullen oproepen tot het pad van God, de Alglorierijke, de Alomgeprezene. Bewandel hun weg en laat niemand u ontmoedigen. Behoor tot hen die het rumoer van de wereld nooit kan bedroeven, en wier doel nooit zal worden verijdeld door de afkeuring van de beschuldiger, hoezeer het hen ook moge verstoren in het pad van hun Schepper.
Ga uit met de Tafel van God en Zijn tekenen en herenig hen die in Mij hebben geloofd, en maak hun het nieuws van Ons heiligste Paradijs bekend. Waarschuw dan degenen die zich met Hem hebben gelijk gesteld. Zeg: Ik ben tot u gekomen, o mensen, van de Troon van heerlijkheid met een aankondiging van God, de Krachtigste, de Verhevenste, de Grootste. In mijn hand draag Ik het getuigenis van God, uw Heer en de Heer uwer vaderen van weleer. Weeg het met de rechtvaardige Waag die gij in bezit hebt, de Waag van het getuigenis der Profeten en Boodschappers van God. Als gij meent dat het naar waarheid is ingelegd, als gij gelooft dat het van God is, hoedt u er dan voor dat gij er niet op vit, uw werken nutteloos worden en gij tot de ongelovigen wordt gerekend. Het is waarlijk het teken Gods dat is neergezonden door de kracht der waarheid, waardoor de geldigheid van Zijn Zaak is aangetoond aan Zijn schepselen, en de vaandels van zuiverheid zijn geheven tussen hemel en aarde.
Zeg: Dit is de verzegelde, mystieke Rol, de schatkamer van Gods onherroepelijk Bevel, de woorden dragend die de Vinger van Heiligheid heeft geschetst, wat gewikkeld lag in de sluier van ondoorgrondelijk mysterie en nu is neergezonden als een teken van genade van Hem Die de Almachtige, de Aloude der Dagen is. Wij hebben er de bestemming van alle bewoners der aarde en die der hemelen - in - verordend en er de kennis van alle dingen, van het eerste tot het laatste, op neergeschreven. Niets kan Hem ontgaan of hinderen of het nu geschapen is in het verleden of geschapen wordt in de toekomst, zo gij het slechts kon bevatten.
Zeg: De Openbaring die God heeft neergezonden is zeer zeker herhaald en de uitgestrekte Hand van Onze macht heeft allen die in de hemelen en allen die op de aarde zijn overschaduwd. Wij hebben door de kracht der waarheid, de zuivere waarheid, een oneindig kleine glimp van Ons ondoorgrondelijk Mysterie geopenbaard, en ziet, zij die de stralende pracht hebben onderkend van de Sinaï bliezen de laatste adem uit, toen zij een bliksemflits opvingen van dit Karmozijnrode Licht dat de Sinaï van Onze Openbaring omgeeft. Aldus is Hij die de Schoonheid is van de Albarmhartige neergedaald in de wolken van Zijn getuigenis en heeft het decreet volbracht krachtens de Wil van God, de Alglorierijke, de Alwijze.
Zeg: Treed uit uw heilige kamer, o Maagd des Hemels, bewoonster van het Verheven Paradijs! Hul u naar verkiezen in het zijden Gewaad van onsterfelijkheid en bekleed u, in naam van de Alglorierijke, met de rijk bestikte Mantel van licht. Luister dan naar de lieflijke, wonderbaarlijke klank van de Stem die komt van de Troon van Uw Heer, de Ongenaakbare, de Hoogste. Ontsluier Uw gelaat en maak de schoonheid van de zwartogige Jonkvrouwe openbaar, en laat de dienaren van God niet verstoken blijven van het licht van Uw stralend aangezicht. Treur niet als Gij de zuchten van de bewoners op aarde hoort, of het geluid van het weeklagen der bewoners van de hemel. Laat hen vergaan in het stof van ondergang. Laat hen tot niets worden, aangezien de vlam van haat in hun borst is ontbrand. Hef dan met hoogst welluidende stem voor de ogen der volkeren van hemel en aarde de lofzang aan, ter gedachtenis aan Hem die de Koning is van de namen en hoedanigheden van God. Aldus hebben Wij uw bestemming verordineerd. Wij kunnen zeer wel Ons doel bereiken.
Gij die de Essentie van zuiverheid zijt, wees op uw hoede dat gij u niet ontdoet van uw gewaad van stralende heerlijkheid. Ja, verrijk u steeds meer met de zuivere gewaden van uw God in het koninkrijk van schepping, opdat door u het schone beeld van de Almachtige moge weerspiegeld worden in al het geschapene, en de gehele schepping worden doordrongen met de genade van uw Heer, in de volheid van haar kracht.
Zo gij bij enig mens de geur ruikt van de liefde voor Uw Heer, offer U dan op voor hem, want juist om die reden hebben Wij u geschapen en met u een verbond gesloten sinds onheuglijke tijden, in tegenwoordigheid van de gemeenschap van Onze welbegunstigden. Wees niet ongeduldig als de blinden van hart de pijlen van hun ijdele waan op u doen neerkomen. Laat hen aan henzelf over, want zij volgen de inblazingen van de kwaadwilligen.
Roep uit voor de ogen der bewoners van hemel en aarde: Ik ben de Maagd des Hemels, de Telg die is voortgebracht door de Geest van Bahá. Mijn woning is het Huis van Zijn Naam, de Alglorierijke. In tegenwoordigheid van de Schare in den hoge werd Ik getooid met het sieraad van Zijn namen werd Ik gewikkeld in de sluier van onschendbare veiligheid en lag verborgen voor 's mensen oog. Mij dunkt dat Ik een Stem hoorde van goddelijke en weergaloze lieflijkheid die voortkwam vanuit de rechterhand van de God van Barmhartigheid, en ziet, het gehele Paradijs roerde zich en beefde voor Mij, in zijn verlangen de klanken ervan te horen en de schoonheid van Hem die ze uitte, te aanschouwen. Aldus hebben Wij in deze stralende Tafel, in de lieflijkste taal, de verzen geopenbaard welke de Tong van Eeuwigheid in de Qayyúm-'i-Asmá verwoordde.
Zeg: Hij beschikt naar Zijn behagen krachtens Zijn soevereiniteit, en doet al wat Hij wil op Zijn bevel. Hem zal niet worden gevraagd naar de dingen die het Hem behaagt te beschikken. Hij, in waarheid, is de Onbeperkte, de Almogende, de Alwijze.
Zij die niet in God hebben geloofd en in opstand kwamen tegen Zijn soevereiniteit, zijn de hulpeloze slachtoffers van hun verdorven neigingen en begeerten. Deze mensen zullen terugkeren naar hun verblijf in het hellevuur; erbarmelijk is de verblijfplaats der loochenaars!
CXXX. Weest vrijgevig in voorspoed en dankbaar in tegenspoed. Weest het vertrouwen van uw naaste waardig en beziet hem met een stralend en liefdevol gelaat. Weest een schat voor de arme, een vermaner voor de rijke. Beantwoordt de roep van de behoeftige, houdt u aan de heiligheid van uw belofte. Weest rechtvaardig in uw oordeel en behoedzaam in uw spreken. Behandelt niemand onrechtvaardig en weest zachtmoedig jegens alle mensen. Weest gelijk een lamp voor hen die in duisternis dwalen, een vreugde voor de bedroefden, een bron voor de dorstigen, een haven voor hen die in nood verkeren, een steun en verdediger voor het slachtoffer van verdrukking. Laat eerlijkheid en oprechtheid al uw daden kenmerken. Weest een tehuis voor de vreemdeling, een balsem voor de lijdende, een toevlucht voor de vluchteling. Weest het oog voor de blinde en een lichtbaken voor de dwalende. Weest een sieraad voor het aangezicht der waarheid, een kroon op het hoofd van trouw, een zuil van de tempel van rechtschapenheid, een levensadem voor het lichaam der mensheid, een vaandel van de heerscharen der gerechtigheid, een ster boven de horizon van deugd, dauw voor de bodem van het menselijk hart, een ark op de zee van kennis, een zon aan de hemel van milddadigheid, een juweel in de diadeem van wijsheid, een stralend licht aan het firmament van uw generatie en een vrucht aan de boom van nederigheid.
CXXXI. De Pen van de Aloude Koning is nooit opgehouden met het gedenken van de geliefden Gods. De ene keer vloeiden er rivieren van barmhartigheid uit Zijn Pen, een andermaal is door haar beweging Gods duidelijke Boek geopenbaard. Hij is Degeen met wie niemand zich kan vergelijken, Wiens uitspraak geen sterfelijk mens ooit kan overtreffen; Hij is het Die eeuwigdurend is gevestigd op de zetel van overwicht en macht, Hij van Wiens lippen raadgevingen zijn uitgegaan die de noden der gehele mensheid kunnen lenigen, benevens waarschuwingen die hun ten goede kunnen komen.
De ene ware God is Mijn getuige - en Zijn schepselen zullen het bevestigen - dat Ik Mijzelf geen ogenblik toestond voor het oog der mensen verborgen te zijn, noch inwilligde Mijn persoon tegen hun onrecht te beschermen. Voor het aangezicht van alle mensen verhief Ik Mij en gebood hun te doen hetgeen Mij welgevallig is. Mijn doel is geen ander dan de wereld te verbeteren en haar volkeren rust te geven. Het welzijn der mensheid, haar vrede en veiligheid zijn onbereikbaar, tenzij en totdat haar eenheid blijvend tot stand is gebracht. Deze eenheid kan nooit worden verwezenlijkt, zolang aan de raad die de Pen van de Allerhoogste heeft geopenbaard, achteloos wordt voorbijgegaan.
Door de kracht van de door Hem geuite woorden kan het gehele menselijke ras worden verlicht met het licht van eenheid, en het gedenken van Zijn Naam is in staat het hart van alle mensen te doen ontvlammen en de sluiers te verbranden die hen van Zijn heerlijkheid scheiden. Eén rechtvaardige daad is met een kracht begiftigd die het stof zo hoog kan verheffen dat het boven de hemel der hemelen uitstijgt. Zo'n daad kan elke keten verbreken en heeft het vermogen om de verbruikte en verdwenen kracht te herstellen.....
Weest zuiver, o volk Gods, weest zuiver; weest rechtschapen, weest rechtschapen. Zeg: O volk Gods! Hetgeen de overwinning kan waarborgen van Hem Die de eeuwige waarheid is, Zijn heerscharen en helpers op aarde, is opgetekend in de heilige Boeken en Geschriften, en even helder en duidelijk als de zon. Deze heerscharen zijn die rechtvaardige daden, dat gedrag en dat karakter, welke in Zijn ogen aanvaardbaar zijn. Al wie in deze Dag opstaat om Onze Zaak te helpen, en de heerscharen van een prijzenswaardig karakter en een rechtschapen gedrag te hulp roept, zal de gehele wereld voorzeker doordrenken met de invloed die van zulk een daad uitgaat.
CXXXII. Het Doel van de ene ware God - verheven zij Zijn glorie - wanneer Hij Zich aan de mensen openbaart, is de juwelen bloot te leggen die in de mijn van hun ware en diepste wezen verborgen liggen. Dat het de verschillende gemeenschappen op aarde en de talrijke godsdienstige stelsels nooit mag worden toegestaan vijandige gevoelens onder de mensen aan te kweken, behoort in deze Dag tot het wezen van het Geloof in God en Zijn religie. Deze beginselen en wetten, deze stevig verankerde en machtige stelsels zijn uit één Bron voortgekomen en zijn de stralen van één Licht. Dat zij onderling verschillen, is toe te schrijven aan de gewijzigde behoeften van het tijdperk waarin zij werden verkondigd.
Omgordt de lendenen van uw streven, o volk van Bahá, opdat het tumult van godsdienstige onenigheid en strijd dat de volkeren op aarde in beroering brengt, gestild en ieder spoor volledig uitgewist kan worden. Verheft u uit Liefde voor God en voor hen die Hem dienen, om deze verhevenste en belangrijkste Openbaring bij te staan. Fanatieke godsdienstijver en haat zijn een wereldverslindend vuur waarvan niemand het geweld kan blussen. Slechts de Hand van goddelijke Macht kan de mensheid van deze vernietigende ramp bevrijden.....
Hetgeen God heeft geuit, is een lamp waarvan het licht bestaat uit deze woorden: Gij zijt de vruchten van één boom en de bladeren van één tak. Verkeert met elkander in de grootste liefde en eendracht, als ware vrienden en kameraden. Hij, de Dagster der Waarheid, is Mijn getuige! Zo krachtig is het licht van eenheid dat het de gehele aarde kan verlichten. De ene ware God, Hij die alle dingen kent, getuigt van de waarheid van deze woorden.
Spant u in om deze allesovertreffende en hoogste staat te bereiken, een staat welke de bescherming en veiligheid van de gehele mensheid kan verzekeren. Dit doel overtreft ieder ander doel en dit streven gaat alle streven te boven. Zolang echter de zware wolken van verdrukking die de dagster van gerechtigheid verduisteren niet zijn verjaagd, zal het moeilijk zijn de heerlijkheid van deze staat aan 's mensen oog te onthullen.....
O volk van Bahá, ga met alle mensen om in een geest van vriendelijkheid en kameraadschap. Als gij u bewust zijt van een bepaalde waarheid, als gij een kleinood bezit dat anderen nog niet bezitten, laat hen er dan in delen in de vriendelijkste, welwillendste bewoordingen. Als het aanvaard wordt, als het aan zijn doel beantwoordt, dan is uw oogmerk bereikt. Zou iemand het afwijzen, laat hem dan aan zichzelf over, en smeek God hem te leiden. Hoedt u ervoor hem onvriendelijk te bejegenen. Een aangename spraak is de magneet van 's mensen hart. Ze is het brood van de geest, ze geeft betekenis aan de woorden, zij is de bron van het licht van wijsheid en begrip.....
CXXXIII. De voorschriften Gods zijn uit de hemel van Zijn verhevenste Openbaring neergezonden. Allen moeten deze met onverflauwde ijver naleven. Des mensen hoogste onderscheiding, zijn werkelijke vooruitgang en zijn uiteindelijke overwinning waren steeds hiervan afhankelijk en zullen hiervan afhankelijk blijven. Al wie de geboden van God nakomt, zal eeuwige gelukzaligheid bereiken.
Een tweevoudige verplichting rust op een ieder die de Dageraad van de eenheid Gods heeft erkend en de waarheid van Hem die de Manifestatie is van Zijn één-zijn, heeft aanvaard. De eerste plicht is standvastigheid in Zijn liefde. Zulk een standvastigheid dat noch het getier van de vijand noch de aanspraken van de nietswaardige veinzer hem ervan kunnen afschrikken, Hem die de eeuwige Waarheid is, aan te hangen een standvastigheid die daaraan zelfs geen aandacht schenkt. De tweede is strikte naleving van de door Hem voorgeschreven wetten - wetten die Hij steeds heeft ingesteld en zal blijven instellen voor de mensen, zodat daardoor de waarheid kan worden onderscheiden van de leugen.
CXXXIV. De allereerste plicht die is voorgeschreven aan de mensen, naast de erkenning van Hem Die de eeuwige Waarheid is, is de plicht standvastig te zijn in Zijn Zaak. Houdt u daaraan vast en behoort tot hen wier denken hecht is verankerd en geworteld in God. Geen enkele daad, hoe verdienstelijk ook, was en is hiermee ooit te vergelijken. Het is de koning aller daden, en hiervan zal uw Heer, de Allerhoogste, de Krachtigste getuigen ....
De deugden en hoedanigheden die eigen zijn aan God, zijn alle overduidelijk, en zijn genoemd en beschreven in alle heilige Boeken. Hiertoe behoren betrouwbaarheid, oprechtheid, zuiverheid van hart tijdens het bidden tot God, verdraagzaamheid, overgave aan al wat de Almachtige heeft bevolen, tevredenheid met de dingen waarin Zijn Wil heeft voorzien, geduld, ja zelfs dankbaarheid bij tegenspoed en onder alle omstandigheden volledig vertrouwen op Hem. Volgens het oordeel Gods behoren deze tot de hoogste en meest lofwaardige aller daden. Alle andere daden zijn hieraan ondergeschikt en bijkomend, en zullen dit altijd blijven ....
De geest die het mensenhart bezielt, is de kennis van God, en de meest waarachtige tooi hiervan de erkenning van de waarheid dat "Hij doet al wat Hij wil, en verordineert hetgeen Hem behaagt". De vreze Gods is het kleed ervan en standvastigheid in Zijn Geloof zijn vervolmaking. Aldus onderricht God een ieder die Hem zoekt. Hij, waarlijk, bemint degene die zich tot Hem keert. Er is geen ander God dan Hij, de Vergevende, de Milddadigste. Alle lof zij God, de Heer aller werelden.
CXXXV. O Letter van de Levende! Het oor van God heeft uw kreet gehoord en Zijn ogen hebben uw schriftelijke smeekbede gezien. Vanuit Zijn zetel van heerlijkheid roept Hij u en openbaart u de verzen die zijn neergezonden door Hem Die de Helper-in-Nood, de Bij-Zich-Bestaande is.
Gezegend zijt gij dat gij de afgod van het ik en van ijdele waan volkomen hebt vernietigd en de sluier van nutteloze verbeelding vaneen hebt gescheurd door de kracht van de macht van uw Heer, de Opperste Beschermer, de Almachtige, de enige Geliefde. Gij moet met recht worden gerekend tot die Letters welke iedere andere Letter hebben overtroffen. Deshalve heeft God u uitgekozen door de tong van uw Heer, de Báb, wiens stralend aanschijn de gehele schepping heeft omhuld, en zal blijven omhullen. Betuig de Almachtige uw dank, en verheerlijk Zijn naam, aangezien Hij u heeft geholpen een Zaak te erkennen welke het hart der bewoners der hemelen en van de aarde deed beven, maakte dat de bewoners der Koninkrijken van schepping en van openbaring luide deed roepen en waardoor de verborgen geheimen van 's mensen hart zijn uitgevorst en getoetst.
Uw Heer, de Allerhoogste, (de Báb) richt zich tot u vanuit Zijn Rijk van heerlijkheid met de volgende woorden: Groot is de gelukzaligheid die u wacht, o Letter van de Levende, want gij hebt waarlijk in Mij geloofd, hebt geweigerd Mij te schande te maken voor de Scharen in den hoge, gij hebt uw gelofte stand gedaan, de sluier van nutteloze inbeelding weggeworpen en uw blik gericht op de Heer, uw God, de Heer van het zichtbare en het onzichtbare, de Heer van het Bezochte Huis. Gij zijt Mij zeer welgevallig, aangezien Ik uw gezicht zag stralen van licht in de Dag dat de gezichten naargeestig en somber werden.
Zeg: O volk van de Bayán! Hebben Wij u niet gemaand in al Onze Tafelen en in al Onze verborgen Geschriften om niet uw boze hartstochten en verdorven neigingen te volgen, maar uw ogen gericht te houden op de aanblik van alovertreffende glorie op de Dag waarin de Machtigste Waag zal worden ingesteld, de Dag waarin de lieflijke melodieën van de Geest Gods worden neergezonden vanuit de rechterhand van de troon van uw Heer, de almachtige Beschermer, de Almogende, de Heilige der Heiligen. Hebben Wij u niet verboden vast te houden aan de dingen die u zouden buitensluiten van de Manifestatie van Onze Schoonheid in haar volgende Openbaring, of ze nu de belichamingen zijn van de namen van God en hun glorie dan wel de onthullers van Zijn hoedanigheden en hun heerschappij? Zodra Ik Mij openbaarde, zie, hoe gij Mijn waarheid hebt verworpen en u hebt afgekeerd van Mij en behoorde tot hen die de tekenen van God als een spel en tijdverdrijf hebt beschouwd.
Bij Mijn Schoonheid! Niets zal in deze Dag van u worden aanvaard, al gaat gij voort God in de eeuwigheid van Zijn heerschappij te aanbidden en u ootmoedig voor Hem te buigen. Want alle dingen zijn van Zijn Wil afhankelijk en de waarde van alle daden wordt door Zijn aanvaarding en welbehagen bepaald. Het ganse heelal is slechts een handvol klei in Zijn hand. Alleen wanneer een mens God erkent en Hem liefheeft, zal zijn roepen in deze Dag door God worden gehoord. Dit behoort tot het wezen van Zijn Geloof, wist gij het slechts.
Stelt gij u tevreden met hetgeen gelijk is aan de damp boven een vlakte, en zijt gij bereid afstand te doen van de Oceaan welks wateren krachtens de Wil van God de zielen der mensen verkwikken? Wee u, dat gij de milddadigheid Gods met zoiets zinloos en verachtelijks hebt vergolden. Gij behoort met recht tot hen die Mij hebben verworpen in Mijn voorgaande Openbaring. Kon uw hart het slechts bevatten!
Sta op en doe voor het oog van God boete voor uw plichtsverzuim jegens Hem. Dit is Mijn gebod aan u, zo gij het oor wilt neigen naar Mijn gebod. Bij Mijzelf! Noch het volk van de Qur'án, noch de volgelingen van de Thora en het Evangelie, en evenmin de volgelingen van enig ander Boek, hebben begaan hetgeen uw handen hebben bedreven. Ikzelf heb Mijn gehele leven gewijd aan de verdediging van de waarheid van dit Geloof. Ikzelf heb in al Mijn Tafelen de komst van Zijn Openbaring aangekondigd. En toch, nauwelijks manifesteerde Hij zich in Zijn volgende Openbaring, bekleed met de heerlijkheid van Bahá en getooid met het gewaad van Zijn grootheid, of gij kwaamt in opstand tegen Hem Die de opperste Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande is. Hoedt u, o mensen! Schaamt u over hetgeen Mij in het pad van God is overkomen door uw handen. Zorgt ervoor dat gij niet behoort tot hen die verworpen hebben hetgeen tot hen is neergezonden vanuit de Hemel van Gods alovertreffende heerlijkheid.
Deze, o Letter van de Levende, zijn de woorden die uw Heer heeft gesproken en tot u heeft gericht vanuit de rijken in den hoge. Verkondig de woorden van uw Heer aan Zijn dienaren, opdat zij uit hun sluimer mogen ontwaken, en vergiffenis vragen aan God Die hen heeft geschapen en gevormd, en deze stralendste, deze allerheiligste en duidelijke Openbaring van Zijn Schoonheid tot hen heeft neergezonden.
CXXXVI. Zeg: Bevrijdt uw ziel, o mensen, van de ketenen van het eigen ik, en zuivert haar van iedere gehechtheid aan iets buiten Mij. Het Mij gedenken zuivert alle dingen van ontwijding, kon gij het slechts begrijpen. Zeg: Zou al het geschapene geheel zijn ontdaan van de sluier van wereldse ijdelheid en begeerte, dan zou, in deze Dag, de Hand van God hen allen kleden met het gewaad: "Hij doet al wat Hij wil in het koninkrijk van schepping", zodat daardoor het teken van Zijn heerschappij zichtbaar zou zijn in alle dingen. Verheven daarom zij Hij, de Soevereine Heer van allen, de Almachtige, de Opperste Beschermer, de Alglorierijke, de Krachtigste.
Zing, o Mijn dienaar, de verzen Gods welke gij hebt ontvangen, gelijk door hen aangeheven die Hem nabij zijn, opdat de zoetheid van uw melodie uw eigen ziel mag doen ontbranden en het hart aller mensen aantrekken. De rondwarende engelen van de Almachtige zullen alom de geur verspreiden van de woorden, geuit door al wie zo in de stilte van zijn kamer de door God geopenbaarde verzen zegt, en zullen het hart van ieder rechtvaardig mens doen kloppen. Ofschoon deze uitwerking hem eerst onbewust mag blijven, zal de kracht van de hem geschonken genade vroeg of laat haar invloed op zijn ziel doen gelden. Aldus zijn de geheimen der Openbaring Gods krachtens de wil van Hem, Die de bron is van macht en wijsheid, vastgesteld.
O Khalíl! God is Mij tot getuige. Of schoon Mijn Pen zich nog beweegt op Mijn Tafel, weent ze niettemin in het diepst van haar hart en is diep bedroefd. De lamp die voor de Troon brandt, weent en kreunt eveneens, vanwege de dingen die de Aloude Schoonheid heeft geleden door de handen van hen die slechts een schepping zijn van Zijn Wil. God Zelf kent en getuigt van de waarheid van Mijn woorden. Geen mens die zijn oor heeft gezuiverd van het luidruchtige getier der ongelovigen en het geneigd heeft naar al het geschapene, kan falen het geluid te horen van hun weeklagen en geween over het leed dat Ons overkomen is door diegenen Onzer dienaren die niet geloofden en in opstand kwamen tegen Ons. Aldus hebben Wij u een glimp onthuld van de rampen die Ons overvielen, opdat gij u bewust moogt worden van Ons lijden, en uw verdriet geduldig moogt dragen.
Sta op om uw Heer te allen tijde en onder alle omstandigheden te helpen, en weest gij één van Zijn helpers. Spoor dan de mensen aan gehoor te geven aan de woorden die de Geest Gods heeft verwoord in deze stralende, luisterrijke Tafel. Zeg: O mensen, zaait geen tweedracht onder de mensen en twist niet met uw naaste. Weest onder alle omstandigheden geduldig en stelt uw volle vertrouwen en geloof in God. Staat uw Heer bij met het zwaard van wijsheid en woorden. Dit betaamt met recht de staat van de mens. Hiervan af te wijken zou God onwaardig zijn, de Soevereine Heer van allen, de Verheerlijkte. De mensen zijn echter op een dwaalspoor gebracht, en zij behoren waarlijk tot de achtelozen.
Ontsluit, o mensen, de deuren van 's mensen hart met de sleutels van het gedenken van Hem die het Gedenken Gods is en de Bron van wijsheid onder u. Uit de gehele wereld heeft Hij de harten van Zijn dienaren verkozen, en elk ervan tot een zetel gemaakt voor de openbaring van Zijn heerlijkheid. Heiligt ze daarom van iedere bezoedeling, zodat de dingen waarvoor ze werden geschapen erop gegrift kunnen worden. Dit waarlijk is een teken van Gods milddadige gunst.
O mensen, siert uw tong met oprechtheid en tooit uw ziel met het kleinood van eerlijkheid. Hoedt u, o mensen, dat gij niemand verraadt. Weest de vertrouwde dienaren van God onder Zijn schepselen en het symbool van Zijn edelmoedigheid onder Zijn volk. Zij die hun begeerten en verkeerde neigingen volgen, dwalen en verspillen hun krachten. Zij behoren inderdaad tot de verlorenen. Beijvert u, o mensen, dat uw oog gericht is op de Barmhartigheid van God, dat uw hart afgestemd is op Zijn wonderbare gedachtenis, dat uw ziel vol vertrouwen rust op Zijn genade en milddadigheid en dat uw voet de weg van Zijn welbehagen gaat. Dit is de raad die Ik u nalaat. Moogt gij Mijn raad opvolgen.
CXXXVII. Sommigen achtten het gerechtvaardigd inbreuk te maken op het onschendbare bezit van hun naaste, en hebben het uitdrukkelijke bevel van God zoals dit beschreven is in Zijn Boek, onbelangrijk geacht. Dat onheil over hen moge komen en de kastijding Gods, de Almogende, de Almachtige, hen moge treffen! Bij Hem Die schijnt boven de Dageraad van heiligheid! Zou de ganse aarde worden omgezet in zilver en goud, dan zou geen mens van wie gezegd kan worden dat hij werkelijk omhoog is gestegen in de hemel van geloof en zekerheid, zich verwaardigen ernaar te kijken, laat staan het te grijpen en te behouden. Van dit onderwerp hebben Wij voorheen melding gemaakt op plaatsen, geopenbaard in het Arabisch, een taal van uitzonderlijke schoonheid. God is Onze getuige! Al wie de zoetheid van die woorden heeft gesmaakt, zal nooit gedogen de grenzen te overschrijden die God heeft gesteld en evenmin zal hij zijn blik richten op iemand anders dan zijn Welbeminde. Met zijn innerlijk oog zal zo iemand geredelijk onderkennen dat de dingen van deze wereld geheel ijdel en voorbijgaand zijn, en zal hij Zijn zinnen zetten op de dingen hierboven.
Zeg: O gij die u de geliefden noemt van de Aloude Schoonheid, schaamt u! Weest gewaarschuwd door de rampspoed die Hij heeft ondergaan, door de smartelijke last die Hij heeft gedragen ter wille van God. Opent uw ogen. Voor welk doel heeft Hij zich ingespannen, als de menigvuldige beproevingen die Hij heeft ondergaan tenslotte uitlopen op zulke verachtelijke betuigingen en zo'n erbarmelijk gedrag?
Iedere dief, iedere bedrijver van ongerechtigheden heeft in de dagen die voorafgingen aan Mijn Openbaring dezelfde woorden gesproken en dezelfde daden verricht.
Voorwaar, Ik zeg u: Neigt uw oor naar Mijn lieflijke stem en heiligt u van de bezoedeling van uw boze hartstochten en verdorven begeerten. Zij die in het Tabernakel Gods verblijven en gevestigd zijn op de zetels van eeuwigdurende heerlijkheid zullen, ook al sterven zij van de honger, weigeren hun hand uit te strekken om het eigendom van hun naaste onrechtmatig in beslag te nemen, hoe verachtelijk en nietswaardig deze ook moge zijn.
Het doel van de ene ware God met Zich te openbaren is om de gehele mensheid op te roepen tot waarheidsliefde en oprechtheid, tot godsvrucht, betrouwbaarheid, tot overgave en onderwerping aan de Wil van God, tot verdraagzaamheid en welwillendheid, tot rechtschapenheid en wijsheid. Zijn oogmerk is ieder mens uit te rusten met de mantel van een godvruchtig karakter en hem te tooien met het sieraad van toegewijde en voortreffelijke daden.
Zeg: Weest uzelf en uw medemensen genadig en laat de Zaak Gods een Zaak die onmetelijk verheven is boven het diepste wezen van heiligheid - niet worden bezoedeld met de smetten van uw hersenschimmen, uw onbetamelijke en verdorven inbeeldingen.
CXXXVIII. Gij ziet, o God van Barmhartigheid - Gij Wiens kracht al het geschapene doordringt - deze, Uw dienaren, Uw knechten die, overeenkomstig het welbehagen van Uw Wil, overdag de door U voorgeschreven vasten nakomen, die bij het aanbreken van de dag opstaan om van Uw Naam te gewagen en Uw lof te verkondigen, in de verwachting hun deel te verkrijgen van de voortreffelijkheden die bewaard liggen in de schatkamers van Uw genadegiften. Ik smeek U, o Gij, Die in Uw handen de teugels van de gehele schepping houdt en in Wiens greep het ganse koninkrijk van Uw namen en Uw hoedanigheden ligt om in Uw Dag Uw dienaren niet verstoken te doen zijn van de stromen die neerdalen uit de wolken van Uw barmhartigheid noch hen te beletten hun deel te nemen van de oceaan van Uw welbehagen.
Alle atomen op aarde getuigen, o mijn Heer, van de grootheid van Uw kracht en Uw heerschappij; en alle tekenen van het heelal bevestigen de heerlijkheid van Uw majesteit en Uw macht. O Gij, Die de opperste Heer zijt van allen, Die de Koning van onvergankelijke dagen zijt en Heerser over alle natiën, wees deze Uw dienaren genadig die zich hebben vastgeklemd aan het koord van Uw geboden, die het hoofd hebben gebogen voor de openbaringen van Uw wetten welke zijn neer gezonden uit de hemel van Uw Wil.
Zie, o mijn Heer, hoe hun ogen zich opheffen naar de dageraadsplaats van Uw goedertierenheid, hoe hun hart gericht is op de oceanen van Uw gunsten, hoe hun stem zachter wordt bij de klanken van Uw lieflijkste Stem die, vanuit de verhevenste Plaats, in Uw naam de Alglorierijke roept. Help Uw geliefden. o mijn Heer, zij die van alles afstand hebben gedaan, opdat zij de dingen mogen verkrijgen die Gij bezit, die door tegenspoed en beproevingen zijn omringd, omdat zij de wereld hebben verzaakt en hun liefde hebben gericht op Uw rijk van heerlijkheid. Ik smeek U, o mijn Heer, bescherm hen tegen de aanvallen van hun boze hartstochten en begeerten, en help hen de dingen te verwerven die hun ten goede zullen komen in deze wereld en in de volgende.
Ik smeek U, o mijn Heer, bij Uw verborgen, Uw onschatbare Naam die luide roept in het scheppingsrijk, en alle volkeren oproept tot de Boom waaraan het voorbijgaan niet mogelijk is, de zetel van een alles te boven gaande heerlijkheid, op ons en op Uw dienaren de overvloedige regen van Uw barmhartigheid te doen neerdalen, opdat deze ons moge reinigen van het gedenken van alles buiten U en ons nader brengen tot de kusten van de oceaan van Uw genade. O Heer, beschik door Uw meest verheven Pen hetgeen onze ziel onsterfelijk zal maken in het Rijk van heerlijkheid, onze naam zal bestendigen in Uw koninkrijk, en behoed ons leven in de schatkamers van uw bescherming en ons lichaam in de vesting van Uw onschendbaar bolwerk. Machtig zijt Gij over alle dingen in verleden en toekomst. Geen God is er dan Gij, de almachtige Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande.
Gij ziet, o Heer, hoe onze handen zich in smeking opheffen naar de hemel van Uw genadegiften. Geef dat ze gevuld mogen worden met de schatten van Uw weldadigheid en milddadige gunst. Vergeef ons, en onze vaders, en onze moeders en vervul al onze wensen uit de oceaan van Uw genade en goddelijke edelmoedigheid. Aanvaard, o Geliefde van ons hart, al onze werken in Uw pad. Gij zijt waarlijk de Krachtigste, de Verhevenste, de Onvergelijkelijke, de Ene, de Vergevende, de Genadige.
CXXXIX. Luister aandachtig, o Nabil-i-A'zam, naar de Stem van de Aloude der Dagen die u toeroept vanuit het Koninkrijk van Zijn alglorierijke Naam. Vanuit de rijken in den hoge en in het diepste wezen van al het geschapene verkondigt Hij thans: "Ik ben waarlijk God, er is geen ander God buiten Mij. Ik ben Degene Die vanaf het begin der tijden de Bron was van alle soevereiniteit en macht, Hij Die tot in alle eeuwigheid Zijn koningschap zal blijven uitoefenen en Zijn bescherming zal blijven verlenen aan al het geschapene. Mijn bewijs is de grootheid van Mijn macht en Mijn soevereiniteit die de gehele schepping omvat"....
Gezegend zijt gij, o Mijn naam, aangezien gij Mijn Ark zijt binnengegaan en u voortspoedt op de oceaan van grootheid door de kracht van Mijn soevereine en verhevenste macht, en wordt gerekend tot Mijn begunstigden wier namen de Vinger Gods heeft opgetekend. Gij hebt volop gedronken uit de kelk die het ware leven is, uit de handen van deze Jongeling waaromheen de Manifestaties van de Alglorierijke wentelen, en Wiens stralende aanwezigheid dag en nacht wordt verheerlijkt door Hen die de Dageraden van Barmhartigheid zijn.
Zijn glorie zij met u, aangezien gij u van God naar God hebt begeven en de grenzen van de Hof van onvergankelijke pracht zijt ingegaan - de Plek welke de sterfelijke mens nooit kan beschrijven. De ademtocht van heiligheid, bezwangerd met de liefde van uw Heer, heeft daar uw geest beroerd en de wateren van begrip hebben de smetten van verwijderdzijn en goddeloosheid van u afgewist. Gij hebt toegang verkregen tot het Paradijs van Gods Gedachtenis door uw erkenning van Hem die de Belichaming is van die Gedachtenis onder de mensen.
Wees daarom dankbaar jegens God dat Hij u kracht gaf om Zijn Zaak te helpen en de bloemen van kennis en begrip deed opkomen in de tuin van uw hart. Aldus heeft Zijn genade u omvat en de gehele schepping omvat. Wees op uw hoede, dat gij u niet door wat dan ook laat bedroeven. Ontdoe u van elke gehechtheid aan de nutteloze zinspelingen der mensen en werp van u de doelloze en spitsvondige woordentwisten van hen die blind zijn voor God. Verkondig daarop datgene wat de Grootste Geest u zal ingeven te verwoorden in dienst van de Zaak van uw Heer, opdat gij de ziel aller mensen moogt doen ontwaken en hun hart moogt neigen tot deze meest gezegende en alglorierijke Hof ....
Weet dat Wij de heerschappij van het zwaard hebben ingetrokken als hulp voor Onze Zaak en deze vervingen door de kracht, geboren uit de woorden der mensen. Aldus hebben Wij onherroepelijk bevolen krachtens Onze genade. Zeg: O mensen! Zaait niet het zaad van tweespalt onder de mensen, en onthoudt u van twisten met uw naaste, want uw Heer heeft de wereld en haar steden toevertrouwd aan de zorg van de koningen der aarde en hen tot het zinnebeeld van Zijn eigen macht gemaakt krachtens de soevereiniteit die Hij verkoos hun te verlenen. Hij weigerde ook maar iets van de heerschappij van deze wereld aan Zichzelf voor te behouden. Hiervan zal Hij Die de Eeuwige Waarheid is getuigen. De dingen die Hij voor Zichzelf heeft bestemd zijn de steden van 's mensen hart, zodat Hij deze kan zuiveren van alle aardse bezoedelingen en in staat kan stellen de heilige Plek te naderen, welke de handen der ongelovigen nooit kunnen ontwijden. Opent, o mensen, de stad van het mensenhart met de sleutel van uw woorden. Aldus hebben Wij, overeenkomstig een voorbeschikte maat, u uw plicht voorgeschreven.
Bij de rechtvaardigheid Gods! De wereld en haar ijdelheden en haar glorie en wat voor geneugten deze ook kan bieden, zijn in de ogen van God even nietswaardig als, ja zelfs verachtelijker dan, stof en as. O, hoe wenste Ik dat de harten der mensen het maar konden begrijpen! O volk van Bahá, reinigt u grondig van de bezoedeling der wereld en van alles wat daartoe behoort. God Zelf is Mij tot getuige. De dingen der aarde passen u slecht. Werpt ze weg naar hen die ze begeren en vestigt uw ogen op deze heiligste en stralende Verschijning.
Hetgeen u betaamt is de liefde tot God en de liefde voor Hem die de Manifestatie is van Zijn Wezen, evenals de inachtneming van alles wat Hij verkiest u voor te schrijven, wist gij het slechts.
Zeg: Laat waarheidsliefde en hoffelijkheid uw tooi zijn. Gedoogt niet dat u het gewaad van verdraagzaamheid en gerechtigheid wordt onthouden, opdat de zoete geuren van heiligheid uit uw hart mogen zweven over al het geschapene. Zeg: Hoedt u, o volk van Bahá, dat gij niet de wegen bewandelt van hen wier woorden verschillen van hun daden. Spant u in dat gij in staat moogt zijn de tekenen Gods bekend te maken aan de volkeren der aarde, en Zijn geboden te weerspiegelen. Laat uw daden een richtsnoer zijn voor de gehele mensheid, want de betuigingen van de meesten, hoog of laag, verschillen van hun gedrag. Door uw daden kunt gij u onderscheiden van anderen. Door uw daden kan de helderheid van uw licht over de gehele aarde worden uitgegoten. Gelukkig is de mens die Mijn raad ter harte neemt, en zich houdt aan de leringen die zijn voorgeschreven door Hem Die de Alwetende, de Alwijze is.
CXL. O Muhammad-'Alí! Groot is de gelukzaligheid die u wacht, aangezien gij uw hart hebt getooid met het sieraad van de liefde voor uw Heer, de Alglorierijke, de Alomgeprezene. Aan hem die in deze dag deze staat heeft bereikt, zal al het goede ten deel vallen.
Sla geen acht op de vernederingen waaraan in deze Dag de geliefden Gods zijn onderworpen. Deze vernedering is de trots en glorie van alle wereldlijke eer en wereldse verheffing. Welk een groter eer kan men zich voorstellen dan de eer, verleend door de Tong van de Aloude der Dagen, als Hij in Zijn Allergrootste Gevangenis Zijn beminden gedenkt? De dag nadert dat de tussenliggende wolken volkomen zijn verdreven, dat het licht van de woorden "Alle eer behoort aan God en aan hen die Hem liefhebben" even duidelijk als de zon zal verschijnen boven de horizont van de Wil van de Almachtige.
Alle mensen, hoog en laag, hebben getracht zo'n grote eer te verkrijgen, en doen dit nog. Allen zijn echter, zodra de Zon der Waarheid zijn stralen uitgoot over de wereld, verstoken gebleven van zijn weldaden en als door een sluier buitengesloten van zijn heerlijkheid, behalve zij die zich hebben vastgeklemd aan het koord van de nimmerfalende voorzienigheid van de ene ware God, en hun gelaat met volkomen onthechting aan alles buiten Hem hebben gekeerd naar Zijn heilige hof.
Betuig dank aan Hem Die het Verlangen aller werelden is dat Hij u met zo'n hoge eer heeft bekleed. Eerlang zal de wereld en al wat zich daar bevindt tot de vergetelheid behoren, en zal alle eer toekomen aan de geliefden van uw Heer, de Alglorierijke, de Milddadigste.
CXLI. Een Boek is waarlijk neergezonden tot mensen met inzicht! Het gebiedt de mensen gerechtigheid in acht te nemen en rechtvaardigheid te betrachten en verbiedt hen hun verdorven neigingen en vleselijke begeerten te volgen, indien de mensenkinderen mogelijkerwijze uit hun sluimer ontwaken.
Zeg: O mensen, leeft na wat u is voorgeschreven in Onze Tafelen en houdt u niet op met de waandenkbeelden van de tweedrachtzaaiers, zij die ondeugden begaan en deze toeschrijven aan God, de Heiligste, de Alglorierijke, de Verhevenste. Zeg: Wij hebben aanvaard door rampspoeden en moeilijkheden te worden bezocht, opdat gij u kunt zuiveren van alle aardse bezoedelingen. Waarom weigert gij dan Ons Doel in uw hart te overwegen? Bij de rechtvaardigheid Gods! Al wie na wil denken over het leed dat Wij hebben geleden, diens ziel zal voorzeker wegsmelten van verdriet. De Heer Zelf getuigt van de waarheid van Mijn woorden. Wij hebben de last van alle rampspoeden gedragen teneinde u van alle aardse verdorvenheid te zuiveren, en toch blijft gij onverschillig.
Zeg: Het betaamt een ieder die zich vasthoudt aan de zoom van Onze Mantel niet bezoedeld te zijn door iets waarvan de Schare in den hoge afkerig kan zijn. Aldus is bevolen door uw Heer, de Alglorierijke in deze duidelijke Tafel. Zeg: Gaat gij aan Mijn liefde voorbij, en bedrijft hetgeen Mijn hart bedroeft? Wat belemmert u te begrijpen hetgeen u is geopenbaard door Hem Die de Alwetende, de Alwijze is?
Wij zien waarlijk uw daden. Als Wij het zoetgeurende aroma van zuiverheid en godsvrucht ervan bespeuren, zullen Wij u zeer zeker zegenen. Daarop zal de tong der bewoners van het Paradijs uw lof verkondigen en uw naam verheerlijken onder hen die God nabij zijn. Klemt u vast aan de zoom van de Mantel Gods en houdt Zijn Koord stevig vast - een Koord dat geen mens kan doorsnijden. Weest op uw hoede dat het getier van hen die deze Allerhoogste Aankondiging hebben verloochend, u niet zal weerhouden uw doel te bereiken. Maakt bekend wat u is voorgeschreven in deze Tafel, al zouden alle volkeren opstaan en zich tegen u verzetten. Uw Heer is waarlijk de Onweerstaanbare, de Onfeilbare Beschermer.
Mijn glorie zij met u en met diegenen van Mijn geliefden die met u verkeren. Deze behoren met recht tot hen die het goed zal gaan.
CXLII. Ik zweer bij de schoonheid van de Welbeminde! Dit is het Erbarmen dat de gehele schepping heeft omvat, de Dag waarin de genade Gods alle dingen heeft doordrongen en doortrokken. De levende wateren van Mijn barmhartigheid, o 'Alí, komen in stromen neder, en Mijn hart smelt van de gloed van Mijn tederheid en liefde. Nimmer was Ik bij machte Mij te verzoenen met de ellende die Mijn geliefden overkwam of met enig verdriet dat de vreugde van hun hart zou kunnen verduisteren.
Iedere keer dat aan Mijn naam "De Albarmhartige" werd verteld, dat één van Mijn geliefden een woord had gefluisterd dat indruist tegen Mijn wens, begaf deze zich diepbedroefd en ontroostbaar naar zijn verblijf; en steeds wanneer Mijn naam "de Verheler" ontdekte dat één van Mijn volgelingen zijn naaste te schande had gemaakt of had vernederd, keerde deze eveneens verdroten en bedroefd terug naar zijn wijkplaats van glorie, en weende en weeklaagde daar bitter. En telkens wanneer Mijn naam "de Immervergevende" ontwaarde dat één van Mijn vrienden een overtreding had begaan, schreeuwde deze het uit van smart, viel door zielsverdriet overmand in het stof en werd door een schare onzichtbare engelen weggedragen naar zijn woning in de rijken in den hoge.
Bij Mijzelf, de Ware, o 'Alí! Het vuur dat het hart van Bahá deed ontvlammen is feller dan het vuur dat brandt in uw hart, en Zijn klaaglied luider dan uw klaaglied. Telkenmale wanneer in het Hof van Zijn Tegenwoordigheid gewag werd gemaakt van de zonde door één hunner begaan, maakte dit de Aloude Schoonheid zo zeer beschaamd dat Hij de luister van Zijn aangezicht zou willen verbergen voor de ogen van alle mensen, want Hij heeft te allen tijde Zijn blik gericht op hun trouw, en de essentiële vereisten ervan waargenomen.
De woorden die gij schreef hebben, zodra ze in Mijn Tegenwoordigheid gelezen werden, de oceaan van trouw in Mij doen aanzwellen en de bries van Mijn vergiffenis over uw ziel doen strijken, en de boom Mijner goedertierenheid u doen overschaduwen, en de wolken Mijner milddadigheid hun gaven doen neerregenen op u. Ik zweer bij de Dagster die schijnt boven de horizont van eeuwigheid, dat Ik bedroefd ben over uw leed en met u weeklaag in uw tegenspoed . . . Ik getuig van de diensten die gij Mij hebt bewezen en van de verschillende moeilijkheden die gij hebt verdragen om Mijnentwille. Alle atomen der aarde verklaren Mijn liefde voor u.
De roep die gij aanhief, o 'Alí, is hogelijk aanvaardbaar in Mijn ogen.
Verkondig Mijn Zaak zowel met uw pen als met uw tong. Roep de mensen luide op tot Hem Die de soevereine Heer aller werelden is, met zulk een vurige ijver en bezieling dat door u alle mensen in vuur en vlam zullen geraken.
Zeg: O mijn Heer, mijn Meest Geliefde, de Eerste Oorzaak van mijn daden, de Leidstar van mijn ziel, de Stem die roept in mijn diepste wezen, het Voorwerp van aanbidding van mijn hart! Geprezen zijt Gij dat Gij mij in staat hebt gesteld mijn gelaat tot U te keren, dat Gij mijn ziel in vuur en vlam hebt gezet door het U gedenken, dat Gij mij hebt geholpen Uw Naam te verkondigen en Uw lof te bezingen.
Mijn God, mijn God! Hoe kan het banier van Uw barmhartigheid worden ontplooid of het vaandel van Uw milddadige gunst worden geheven, als er niemand zou worden gevonden die afdwaalt van Uw pad? Hoe kunt Gij worden uitgeroepen tot de Verheler van 's mensen zonden, de Immervergevende, de Alwetende, de Alwijze, als er geen ongerechtigheid zou worden bedreven? Moge mijn ziel een offer zijn voor de overtredingen van hen die tegen U zondigen, want over dergelijke overtredingen zweven de lieflijke geuren van de genade van Uw Naam, de Meedogende, de Albarmhartige. Moge ik mijn leven geven voor de overtredingen van hen die tegen U zondigen, want door hen wordt de ademtocht van Uw genade en de welriekendheid van Uw goedertierenheid onder de mensen bekend gemaakt en verspreid. Moge mijn diepste wezen worden geofferd voor de zonden van hen die hebben gezondigd tegen U, want het is tengevolge van dergelijke zonden dat de Dagster van Uw menigvuldige gunsten zich openbaart boven de horizont van Uw milddadigheid, en de wolken van Uw nimmerfalende voorzienigheid hun gaven neerregenen op de werkelijkheden van al het geschapene.
Ik ben het, o mijn Heer, die zijn vele wandaden aan U heeft bekend, die erkent wat geen mens heeft erkend. Ik heb mij gehaast de oceaan van Uw vergiffenis te bereiken en heb beschutting gezocht onder de schaduw van Uw genadigste gunst. Ik smeek U, o Gij Die de Eeuwigdurende Koning en de Soevereine Beschermer aller mensen zijt, te geven dat ik in staat moge worden gesteld datgene te openbaren dat hart en ziel der mensen zal verheffen in de grenzeloze oneindigheid van Uw liefde en zich in gebed te wenden tot Uw Geest. Sterk mij met de kracht van Uw soevereiniteit, opdat ik al het geschapene moge richten op de Dageraad van Uw Manifestatie en de Bron van Uw Openbaring. Help mij, o mijn Heer, mij geheel en al te onderwerpen aan Uw Wil en op te staan om U te dienen, want ik heb dit aardse leven met geen ander doel lief dan om het Tabernakel van Uw Openbaring en de Zetel van Uw Heerlijkheid te verkrijgen. Gij ziet mij, o mijn God, onthecht aan alles buiten U, en nederig en ondergeschikt aan Uw Wil. Bejegen mij gelijk het U betaamt en Uw verhevenheid en grote glorie past.
O 'Alí! De milddadigheid van Hem Die de Heer is aller werelden werd, is en wordt nog steeds aan u verleend. Wapent u met Zijn kracht en macht en verheft u om Zijn Zaak te helpen en Zijn heilige naam te verheerlijken. Laat uw onbekendheid met menselijke geleerdheid en uw onvermogen tot lezen of schrijven uw hart niet bedroeven. De poorten van Zijn menigvuldige genade zijn binnen het machtige bereik van het gezag van de ene ware God. Hij heeft ze geopend voor het oog van allen die Hem dienen en zal dit blijven doen. Ik zou graag willen zien dat deze bries van Gods lieflijkheid te allen tijde vanuit de weide van uw hart over de gehele wereld bleef waaien, op een wijze dat de uitwerking ervan zichtbaar zal worden in ieder land. Hij heeft de macht over alle dingen, Hij, waarlijk, is de Krachtigste, de Alglorierijke, de Almachtige.
CXLIII. Gezegend zijt gij, o Mijn dienaar, aangezien gij de Waarheid hebt erkend, en u hebt teruggetrokken van hem die de Almilddadige verloochende en tot een goddeloze werd veroordeeld in de Moedertafel. Wandel standvastig in de liefde Gods, blijf voortgaan op het rechte pad in Zijn Geloof en sta Hem bij met de kracht van uw woorden. Aldus gebiedt u de Albarmhartige die gevangenschap ondergaat door Zijn onderdrukkers.
Als tegenspoed u mocht treffen om Mijnentwil, roep u dan Mijn rampspoeden en moeilijkheden in het geheugen, en herinner u Mijn verbanning en gevangenschap. Aldus dragen Wij u over hetgeen op Ons is neergedaald van Hem Die de Alglorierijke, de Alwijze is.
Bij Mijzelf! De dag nadert dat Wij de wereld en al wat er op is zullen hebben opgerold en een nieuwe orde in haar plaats hebben uitgespreid. Hij waarlijk is machtig over alle dingen.
Heilig uw hart, opdat gij Mij moogt gedenken; en louter uw oor, opdat gij moogt luisteren naar Mijn woorden. Richt dan uw gelaat naar de Plek waar de troon van uw Heer, de God van Barmhartigheid is gevestigd en zeg: Geprezen zijt gij, o mijn Heer, dat Gij mij in staat hebt gesteld de Manifestatie van Uw eigen Wezen te erkennen, en mij hebt bijgestaan mijn hart onwankelbaar te richten naar de hof van Uw tegenwoordigheid, het doel van de aanbidding van mijn ziel. Ik smeek U, bij Uw naam die de hemelen en de aarde vaneen deed scheuren, voor mij te beschikken hetgeen Gij hebt beschikt voor hen die zich hebben afgekeerd van alles buiten U, en zich vastberaden op U verlaten. Geef dat ik in Uw tegenwoordigheid mag zetelen op de zetel van waarheid binnen het Tabernakel van Heerlijkheid. machtig zijt Gij te doen naar Uw behagen. Er is geen ander God dan Gij, de Alglorierijke, de Alwijze.
CXLIV. De Pen van de Allerhoogste heeft bevolen deze Zaak te onderrichten en een ieder de verplichting hiertoe opgelegd.... God zal zonder twijfel elkeen die zich onthecht van alles buiten Hem bezielen en de zuivere wateren van wijsheid en uiting overvloedig uit zijn hart doen stromen. Waarlijk, uw Heer, de Albarmhartige, is machtig te doen wat Hij wil en verordineert al wat Hem behaagt.
Zoudt gij deze wereld aandachtig bezien en beseffen hoe vergankelijk de dingen zijn die ertoe behoren, dan zoudt gij geen andere weg willen bewandelen dan de weg van dienstbaarheid aan de Zaak van uw Heer. Geen mens zou bij machte zijn u te weerhouden Zijn lof te verkondigen, al zouden alle mensen opstaan om u te bestrijden.
Ga hiermee voort en volhard in dienstbaarheid aan Hem. Zeg: O mensen! De Dag, u beloofd in alle Geschriften, is nu aangebroken. Vreest God en onttrekt u niet aan de erkenning van Een Die het Doel is van uw schepping. Haast u tot Hem. Dit is beter voor u dan de wereld en alles wat daarin is. Kon gij het slechts bevatten!
CXLV. Als gij de vernederden of de vertrapten ontmoet, keert u dan niet minachtend van hen af, want de Koning van Heerlijkheid waakt immer over hen en omringt hen met zoveel liefde als geen mens kan doorgronden, behalve zij die hun wensen en verlangens deden opgaan in de Wil van uw Heer, de Genadige, de Alwijze. O gij rijken der aarde! Ontvlucht niet de arme mens die in het stof ligt, nee beschermt hem veeleer en laat hem uitvoerig vertellen van de ellende waarmee Gods ondoorgrondelijk Bevel hem deed bezoeken. Bij de rechtvaardigheid Gods! Terwijl gij met hem omgaat, zal de Schare in den hoge op u toekijken, uw voorspraak zijn, uw namen prijzen en uw daad verheerlijken. Gezegend zijn de geleerden die zich niet op hun kennis laten voorstaan; en wel gaat het de rechtvaardigen die de zondaars niet bespotten, maar veeleer hun wandaden verhullen, opdat hun eigen tekortkomingen voor de mensen verborgen blijven.
CXLVI. Wij wensen ten zeerste dat een ieder van u een bron van alle goedheid moge worden voor de mensen en een voorbeeld van rechtschapenheid voor de mensheid. Hoedt u dat gij niet uzelf verkiest boven uw naasten. Vestigt uw blik op Hem die de Tempel Gods is onder de mensen. Hij, in waarheid, heeft Zijn leven geofferd als een losprijs voor de verlossing der wereld. Hij, waarlijk, is de Almilddadige, de Genadige, de Allerhoogste. Mochten zich geschillen onder u voordoen, ziet Mij dan voor u staan, en ziet elkaars fouten door de vingers terwille van Mijn naam en als een teken van uw liefde voor Mijn duidelijke en schitterende Zaak. Wij scheppen er behagen in u te allen tijde in vriendschap en eendracht met elkaar te zien omgaan in het paradijs van Mijn welbehagen, en van uw daden de geur te ademen van welwillendheid en eenheid, van liefdevolle bejegening en kameraadschap. Aldus raadt u de Alwetende, de Getrouwe. Wij zullen altijd met u zijn; als Wij de geur van uw kameraadschap inademen, zal Ons hart zich zekerlijk verblijden, want niets anders kan Ons tevredenstellen. Hiervan getuigt ieder mens met waarachtig begrip.
CXLVII. De Grootste Naam is Mij tot getuige ! Hoe bedroevend als in deze Dag enig mens zijn hart zou zetten op de vergankelijke dingen van deze wereld! Verheft u en klemt u stevig vast aan de Zaak Gods. Weest uitermate liefdevol jegens elkaar. Verteert geheel en al terwille van de Welbeminde de sluier van het zelf met de vlam van het eeuwige Vuur, en gaat met een verheugd en stralend gelaat met uw naaste om. Gij hebt in ieder opzicht het gedrag van Hem die het Woord der Waarheid is onder u goed gadegeslagen. Gij weet heel goed hoe moeilijk het is voor deze Jongeling om toe te laten dat, al was het slechts één nacht, het hart van een der geliefden Gods verdriet werd aangedaan door Hem.
Het Woord van God heeft het hart van de wereld doen ontbranden; hoe betreurenswaardig, als gij in gebreke blijft door haar vlam te worden ontstoken! Zo God wil, zult gij deze gezegende nacht beschouwen als de nacht van eenheid, zullen uw zielen zich verenigen, en zult gij besluiten u te tooien met het sieraad van een uitmuntend en prijzenswaardig karakter. Laat het uw voornaamste zorg zijn de gevallene te redden uit de poel van dreigende ondergang en hem te helpen het aloude Geloof Gods te omhelzen. Uw gedrag jegens uw naaste moet van dien aard zijn dat het duidelijk de tekenen openbaart van de ene ware God, want gij behoort tot de eersten onder de mensen die door Zijn Geest zijn herschapen, de eersten die Hem aanbidden en zich voor Hem buigen, de eersten die rond Zijn troon van heerlijkheid cirkelen. Ik zweer bij Hem Die Mij al wat Hem behaagde, deed openbaren! De bewoners van het Koninkrijk in den hoge kennen u beter dan gij uzelf kent. Denkt gij dat deze woorden nutteloos en nietszeggend zijn? Bezat gij slechts het vermogen de dingen te ontwaren die uw Heer, de Albarmhartige ziet - dingen die de voortreffelijkheid van uw staat bevestigen, die getuigen van de grootheid van uw waarde en de verhevenheid van uw rang verkondigen! God geve dat uw begeerten en onbeheerste hartstochten u niet zullen afhouden van hetgeen voor u is beschikt.
CXLVIII. O Salmán! Alles wat de wijzen en mystici hebben gezegd of geschreven, heeft de begrenzingen waaraan 's mensen beperkte verstand streng onderworpen is, nooit overschreden noch kunnen zij dit ooit verwachten. Tot welke hoogten ook het verstand van de meest verheven mens zich mag verheffen, hoe groot ook de diepten waarin het onthechte en begrijpende hart kan doordringen, een dergelijk verstand en hart kunnen nooit de vrucht van hun eigen opvattingen en denkbeelden te boven gaan. De bespiegelingen van de diepste denker, de gebeden van de heiligste heilige, de hoogste uitingen van lof van 's mensen pen of tong zijn slechts een afspiegeling van datgene wat in henzelf is geschapen door de openbaring van de Heer, hun God. Al wie deze waarheid in zijn hart overweegt, zal geredelijk toegeven dat er bepaalde grenzen zijn die een menselijk wezen onmogelijk kan overschrijden. Iedere poging die vanaf het begin dat geen begin heeft, is gedaan om zich God voor te stellen en te kennen wordt ingeperkt door de eisen van Zijn eigen schepping - een schepping die Hij door de werking van Zijn eigen Wil en voor geen ander doel dan voor Zichzelf in het leven riep. Onmetelijk verheven is Hij boven de inspanningen van het menselijk verstand om Zijn Essentie te begrijpen of van 's mensen tong om Zijn mysterie te beschrijven. Geen band van directe gemeenschap kan Hem ooit verbinden met de dingen die Hij heeft geschapen noch kunnen de meest vage en indirecte zinspelingen van Zijn schepselen Zijn wezen recht laten wedervaren. Hij heeft al het geschapene het aanzijn gegeven door Zijn alles doordringende Wil. Hij is en was immer verborgen in de aloude eeuwigheid van Zijn eigen verheven en ondeelbare Essentie en zal eeuwigdurend verborgen blijven in Zijn ongenaakbare majesteit en heerlijkheid. Alles in de hemel en alles op aarde is ontstaan op Zijn bevel en door Zijn Wil zijn allen uit het volkomen niets getreden in het rijk van het bestaan. Hoe kan derhalve het schepsel dat door het Woord Gods is gevormd de aard begrijpen van Hem Die de Aloude der Dagen is?
CXLIX. Zou enig mens in deze Dag opstaan en, volkomen onthecht van alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is, zijn liefde richten op Hem die de Dageraad is van Gods heilige Openbaring, dan zal hem hiermede kracht gegeven worden al het geschapene te onderwerpen door de macht van één der Namen van de Heer, zijn God, de Alwetende, de Alwijze. Weest ervan overtuigd dat in deze Dag de Dagster der Waarheid een glans heeft uitgespreid over de wereld, zoals in vroeger eeuwen nog nooit is aanschouwd. O mensen, laat het licht van Zijn heerlijkheid op u schijnen en behoort niet tot de achtelozen.
CL. Wanneer de overwinning is gekomen, zal ieder mens zich een gelovige noemen en zich spoeden naar de beschutting van Gods Geloof. Gelukkig zij die in de dagen van wereldomvattende beproevingen getrouw bleven aan de Zaak en weigerden van de waarheid ervan af te wijken.
CLI. O nachtegalen van God, bevrijdt u van de distelen en doornen van rampzaligheid en ellende en wiekt omhoog naar de rozengaard van onvergankelijke pracht. O Mijn vrienden die op aarde verwijlen! Haast u naar uw hemelse woning. Verkondigt uzelf de vreugdevolle tijding: "Hij, de Meest Geliefde is gekomen! Hij heeft Zich gekroond met de heerlijkheid van Gods Openbaring en heeft voor het aangezicht der mensen de deuren van Zijn aloude Paradijs ontsloten". Laat aller oog zich verheugen en laat ieder oor verblijd zijn, want nu is de tijd gekomen om Zijn schoonheid te aanschouwen, nu is het de geschikte tijd om naar Zijn stem te luisteren. Verkondigt aan iedere hunkerende minnaar: "Zie, uw Welbeminde is onder de mensen gekomen" en geeft aan de boodschappers van de Monarch der liefde de tijding: "Ziet, de Aangebedene is in de volheid van Zijn heerlijkheid verschenen! "O gij die Zijn schoonheid liefhebt! Verandert de smart over uw scheiding van Hem in de vreugde van een eeuwige hereniging en laat de zoetheid van Zijn nabijheid de bitterheid van uw veraf-zijn van Zijn hof wegnemen.
Ziet, hoe de overvloedige genade van God, welke uit de wolken van goddelijke heerlijkheid stroomt, in deze tijd de wereld heeft omvat. Terwijl in vervlogen tijden iedere minnaar zijn Geliefde zocht en aanriep, is het nu de Geliefde Zelf die de minnenden roept en hen noodt Zijn nabijheid te bereiken. Geeft acht dat gij zulk een kostbare gunst niet verbeurt; hoedt u dat gij zulk een opmerkelijk teken van Zijn genade niet kleineert. Verzaakt niet de onvergankelijke weldaden en weest niet tevreden met hetgeen vergaat. Slaat de sluier op die u het zicht belemmert en verjaagt het duister waarin het is gehuld, zodat gij de volle schoonheid van het aangezicht van de Geliefde kunt aanschouwen, kunt zien wat geen oog heeft gezien en horen wat geen oor heeft gehoord.
Hoort naar Mij, gij sterfelijke vogels! In de Rozengaard van onveranderlijke pracht begon een Bloem te bloeien, waarmede vergeleken iedere andere bloem slechts een distel is, en voor Wiens stralende heerlijkheid zelfs de essentie van schoonheid moet verbleken en verwelken. Verheft u daarom en tracht met de volle geestdrift van uw hart, met al het verlangen van uw ziel, de volle ijver van uw wil en de op één doel gerichte inspanning van uw gehele wezen het paradijs van Zijn nabijheid te bereiken. Streeft ernaar de welriekende geur van de onvergankelijke Bloem in te ademen, de lieflijke reuk van heiligheid op te nemen en een deel van deze geuren van hemelse heerlijkheid te verkrijgen. Al wie deze raad opvolgt zal zijn ketenen afwerpen, de overgave van zielverrukkende liefde smaken, zijn hartsverlangen bereiken en zijn ziel in de hand van zijn Geliefde leggen. Hij zal uit zijn kooi breken en gelijk de vogel van de geest zijn vlucht nemen naar zijn heilige en eeuwige nest.
De dag heeft de nacht en de nacht heeft de dag opgevolgd, en de uren en minuten van uw leven kwamen en gingen, en toch heeft niemand van u toegelaten zich los te maken van hetgeen vergaat. Rept u, opdat de korte tijd die de uwe is, niet verspild wordt en verloren gaat. Uw dagen zullen snel als een bliksemschicht voorbijgaan en uw lichaam zal ter ruste worden gelegd en met aarde worden bedekt. Wat kunt gij dan nog bereiken? Hoe kunt gij uw vroegere mislukking goedmaken?
De eeuwige Kaars schijnt in haar onverhulde pracht. Ziet hoe ze iedere aardse sluier heeft verteerd. O gij, op motten gelijkende minnaars van Zijn licht! Trotseert elk gevaar en wijdt uw ziel aan zijn verterende vlam. O gij die naar Hem dorst! Ontdoet u van iedere aardse genegenheid en haast u uw Geliefde te omhelzen. Ga met ongeëvenaard élan snel voort om Hem te bereiken. De Bloem die tot nu toe was verborgen voor 's mensen oog is voor u ontsluierd. In de onverholen pracht van Zijn luister staat Hij voor u. Zijn stem roept alle godvruchtige en vergeestelijkte wezens op om tot Hem te komen en met Hem te worden verenigd. Gelukkig is degene die zich daarnaar toekeert; wel ga het hem die met gespannen aandacht het licht van zulk een wonderbaarlijke verschijning deelachtig werd.
CLII. Uw oog is Mijn pand, laat niet toe dat het stof van ijdele begeerten de luister ervan verduistert. Uw oor is een teken van Mijn milddadigheid, laat de beroering van onbetamelijke beweegredenen dit niet doen afwenden van Mijn Woord dat de gehele schepping omvat. Uw hart is Mijn schatkamer; laat niet toe dat het verraderlijke eigen ik u berooft van de parels die Ik daarin heb opgeborgen. Uw hand is een zinnebeeld van Mijn goedertierenheid, belet haar niet aan Mijn welbewaarde en verborgen Tafelen vast te houden.... Ongevraagd heb Ik Mijn genade over u uitgestort. Ongevraagd heb Ik uw wens vervuld. Niettegenstaande gij het niet verdient, heb Ik voor u Mijn overvloedigste, Mijn talloze gunsten bestemd.... O Mijn dienaren! Weest even berustend en onderdanig als de aarde, zodat uit de bodem van uw wezen de welriekende, heilige, veelkleurige hyacinten van Mijn kennis mogen opbloeien. Weest vol gloed, gelijk het vuur, opdat gij de sluiers van achteloosheid moogt wegbranden, en zet het verkilde en verdoolde hart in vuur en vlam met de bezielende geestkracht van de liefde Gods. Weest licht en onbelemmerd als de bries, opdat gij toegang moogt verkrijgen tot het gebied van Mijn hof, Mijn onschendbaar heiligdom.
CLIII. O trouwe vriend in ballingschap! Les de dorst van achteloosheid met de geheiligde wateren van Mijn genade, en verjaag de somberheid van veraf-zijn met het morgenlicht van Mijn goddelijke aanwezigheid. Duld niet dat de woning waarin Mijn onsterfelijke liefde voor u woont, wordt vernietigd door de tirannie van hebzuchtige begeerten, en verduister de schoonheid van de hemelse Jongeling niet met het stof van het ik en van hartstocht. Tooi u met het wezen van rechtschapenheid en laat uw hart voor niemand anders bevreesd zijn dan voor God. Sluit de stralende oorsprong van uw ziel niet af met de doornen en de distels van nutteloze en buitensporige genegenheden, en belemmer niet de levende wateren die voortvloeien uit de bron van uw hart. Vestig al uw hoop op God, en klem u onverzettelijk vast aan Zijn nimmerfalende barmhartigheid. Wie anders dan Hij kan de behoeftige verrijken en de gevallene bevrijden uit diens vernedering?
O, Mijn dienaren! Zoudt gij de verborgen, oneindige oceanen van Mijn onvergankelijke rijkdom ontdekken, dan zoudt gij voorzeker de wereld, ja zelfs de gehele schepping als niets beschouwen. Laat de vlam van het zoeken zo hevig branden in uw hart dat u hierdoor uw hoogste en verhevenste doel bereikt - de staat welke gij kunt naderen en waardoor gij met uw Meest Geliefde verenigd kunt worden ....
O Mijn dienaren! Laat niet toe dat uw ijdele verwachtingen en nutteloze verbeeldingen de grondslagen van uw geloof in de Alglorierijke God ondermijnen, aangezien dergelijke verbeeldingen volkomen nutteloos zijn voor de mensen en er niet toe hebben geleid hun schreden te richten naar het rechte Pad. O Mijn dienaren, denkt gij dat de Hand van Mijn alomvattende, Mijn overschaduwende en alles te boven gaande soevereiniteit geketend is, dat de stroom van Mijn aloude, Mijn ononderbroken en aldoordringende barmhartigheid tot stilstand is gebracht of dat de wolken van Mijn verheven en onovertroffen gunsten zijn opgehouden hun gaven te doen neerdalen over de mensen? Kunt gij u voorstellen dat de wonderbaarlijke werken die Mijn goddelijke en onweerstaanbare macht verkondigen, u worden onthouden of dat de kracht van Mijn wil en doel ervan wordt weerhouden de bestemming van de mensheid te leiden? Als dit niet zo zou zijn, waarom hebt gij er dan naar gestreefd te voorkomen dat de onsterfelijke Schoonheid van Mijn geheiligd en genadevol Aanschijn werd ontsluierd voor 's mensen oog? Waarom hebt gij u alle mogelijke moeite gegeven te verhinderen dat de Manifestatie van het Almachtige, Alglorierijke Wezen Zijn schitterende Openbaring verspreidde over de aarde? Zoudt gij rechtvaardig zijn in uw oordeel, dan zoudt gij geredelijk erkennen hoe de werkelijkheid van al het geschapene in vervoering gebracht is van vreugde over deze nieuwe, wonderbaarlijke Openbaring, hoe alle atomen op aarde zijn verlicht door de helderheid van haar luister. Nutteloos en jammerlijk is hetgeen gij u hebt ingebeeld en nog inbeeldt!
Keert op uw schreden terug, o Mijn dienaren, en neigt uw hart tot Hem Die de Oorsprong is van uw schepping. Bevrijdt u van uw slechte en verdorven neigingen en haast u het licht te omhelzen van het eeuwige Vuur dat straalt op de Sinaï van deze mysterieuze en alles te boven gaande Openbaring. Verminkt niet het heilige, het alomvattende en eerste Woord van God, en tracht de heiligheid ervan niet te ontwijden of de verheven aard ervan te onteren. O achtelozen! Ofschoon de wonderen van Mijn barmhartigheid al het geschapene, zichtbaar en onzichtbaar, heeft omvat en de openbaringen van Mijn genade en milddadigheid ieder atoom van het heelal hebben doordrongen, is niettemin de roede waarmee Ik de boosaardigen kan kastijden, afschuwelijk en de felheid van Mijn gramschap tegen hen verschrikkelijk. Luistert met oren die geheiligd zijn van grootspraak en wereldse begeerten naar de raadgevingen die Ik, in Mijn barmhartige goedheid, aan u heb geopenbaard, en bepeinst met uw geestelijk en stoffelijk oog de bewijzen van Mijn wonderbaarlijke Openbaring ....
O Mijn dienaren! Ontzegt uzelf niet het nimmertanende, schitterende Licht dat in de Lamp van Gods heerlijkheid schijnt. Laat de vlam van de liefde Gods helder branden in uw stralend hart. Voedt het met de olie van goddelijke leiding en beschut het in de schuilplaats van standvastigheid. Behoedt het in het lampeglas van vertrouwen en onthechting van alles buiten God, zodat het boze gefluister van de goddelozen het licht ervan niet kunnen doven. O Mijn dienaren! Mijn heilige en goddelijk beschikte Openbaring kan vergeleken worden met een oceaan in welks diepten ontelbare parels van grote waarde en weergaloze glans verborgen liggen. Het is de plicht van iedere zoeker zich op te maken om te trachten de kusten van deze oceaan te bereiken, zodat hij, in verhouding tot de geestdrift van zijn zoeken en de inspanningen die hij zich heeft getroost, deel kan hebben aan de weldaden die zijn voorbeschikt in Gods onherroepelijke, verborgen Tafelen. Als geen mens bereid zou zijn zijn schreden te richten naar de kusten van die oceaan, als iedereen in gebreke bleef op te staan om Hem te vinden, kan men zeggen dat zulk een falen deze oceaan beroofd heeft van zijn kracht of enigermate zijn schatten heeft doen afnemen? Hoe nutteloos, hoe verachtelijk zijn de verbeeldingen die uw hart verzon en nog verzint. O Mijn dienaren! De ene ware God is Mij tot getuige! Deze grootste, deze bodemloze en aanzwellende Oceaan is dichtbij, verbazingwekkend dichtbij. Ziet, hij is u nader dan uw levensader! Gij kunt slechts wensen in een oogwenk deze onvergankelijke gunst, deze Godsgenade, deze zuivere gave, deze machtigste en onuitsprekelijk glorieuze milddadigheid te bereiken en er deel aan te hebben.
O Mijn dienaren! Kon gij begrijpen welke wonderen van Mijn vrijgevige milddadigheid Ik uw ziel wilde toevertrouwen, dan zoudt gij u waarlijk bevrijden van gehechtheid aan al het geschapene, en ware kennis omtrent uzelf verwerven - een kennis die gelijk is aan het begrijpen van Mijn eigen Wezen. Gij zoudt u onafhankelijk weten van alles buiten Mij, en met uw geestelijk en stoffelijk oog even duidelijk als de openbaring van Mijn stralende naam de zeeën van Mijn goedertierenheid en milddadigheid zich in u zien bewegen. Laat niet uw hersenschimmen, uw boze hartstochten, uw onoprechtheid en blindheid des harten de luister van zulk een verheven staat doven of de heiligheid ervan bezoedelen. Gij zijt gelijk de vogel die, met de volle kracht van zijn machtige vleugels en met een volledig en vreugdevol vertrouwen door het uitspansel zweeft, totdat hij door de honger gedreven, vol verlangen naar het water en leem der aarde daaronder afdaalt en, verstrikt geraakt in de mazen van zijn begeerten, merkt dat hij onmachtig is zijn vlucht te hernemen naar de rijken waar hij vandaan kwam. Niet bij machte de last die op zijn bezoedelde vleugels drukt van zich af te schudden, is deze vogel die tot nu toe in de hogere sferen verbleef, nu gedwongen een behuizing te vinden in het stof. O Mijn dienaren, bezoedelt daarom uw vleugels niet met de klei van eigenzinnigheid en nutteloze begeerten en laat deze niet besmetten met het stof van afgunst en haat, opdat gij niet belemmerd wordt omhoog te wieken naar de hemelen van Mijn goddelijke kennis.
O Mijn dienaren! Door de macht van God en Zijn kracht en uit de schatkamer van Zijn kennis en wijsheid heb Ik de parels die verborgen lagen in de diepten van Zijn eeuwige oceaan voor u te voorschijn gebracht en onthuld. Ik heb de hemelse Maagden opgeroepen te voorschijn te komen van achter de sluier van verborgenheid en heb hen met deze, Mijn woorden bekleed - woorden van een volmaakte macht en wijsheid. Bovendien heb Ik, met de hand van goddelijke kracht, de uitgelezen wijn van Mijn Openbaring ontkurkt en zijn heilige, verborgen en naar muskus geurend aroma over al het geschapene doen zweven. Aan wie anders dan uzelf is de blaam, als gij verkoost niet te worden begiftigd met zo'n grote uitstorting van Gods alles te boven gaande en alomvattende genade, zo'n stralende openbaring van Zijn luisterrijke barmhartigheid....
O Mijn dienaren! In Mijn hart schijnt niets anders dan het onvergankelijke licht van de morgen van Gods leiding en uit Mijn mond komt niets dan het wezen van de waarheid die de Heer uw God heeft geopenbaard. Volgt derhalve niet uw aardse begeerten en schendt niet het Verbond van God, noch verbreekt uw gelofte jegens Hem. Keert u vastberaden met geheel uw hart en met de volle kracht van uw woorden naar Hem en bewandelt niet de wegen der dwazen. De wereld is slechts een schouwtoneel leeg en nietszeggend, een louter niets dat de schijn heeft van werkelijkheid. Zet er niet uw zinnen op. Verbreekt niet de band die u vereent met uw Schepper, en behoort niet tot hen die hebben gezondigd en zijn afgedwaald van Zijn wegen. Waarlijk, Ik zeg u dat de wereld gelijk de nevel is in de woestijn, waarvan de dorstende denkt dat het water is en zich uit alle macht inspant het te bereiken om, naderbij gekomen, te ontdekken dat het louter begoocheling is. Het kan bovendien vergeleken worden met het levenloze beeld van de geliefde naar wie de minnaar heeft gezocht en, na lang zoeken, tot zijn diepe smart uiteindelijk ontdekt dat het behoorde tot dezulken die "zijn honger niet kunnen stillen of hem verzadigen".
O Mijn dienaren! Treurt niet, wanneer in deze dagen op aarde door God dingen zijn beschikt en geopenbaard die niet met uw wensen stroken, want dagen van gelukzalige vreugde en hemelse verrukking staan u voorzeker te wachten. Heilige werelden vol geestelijke heerlijkheid zullen aan uw oog worden onthuld. Gij zijt door Hem bestemd in deze en in de andere wereld hun weldaden deelachtig te worden, hun vreugden te genieten en een deel van hun sterkende genade te verkrijgen. Gij zult dit alles ongetwijfeld bereiken.
CLIV. Waarschuw, o Salmán, de geliefden van de ene ware God niet te kritisch te kijken naar de gezegden en geschriften der mensen. Laten zij dergelijke gezegden en geschriften liever benaderen met een onbevooroordeelde geest en liefdevolle sympathie. Degenen, echter, die er zich in deze Dag toe hebben gezet om in hun opruiende geschriften de leringen van de Zaak Gods aan te vallen, moeten anders worden behandeld. Alle mensen zijn verplicht om, een ieder naar vermogen, de betogen van degenen die het Geloof Gods hebben aangevallen, te weerleggen. Aldus is bevolen door Hem Die de Almogende, de Almachtige is. Hij die de Zaak van de ene ware God wenst te bevorderen, laat hij dit veeleer doen met zijn pen en zijn tong dan zijn toevlucht te nemen tot het zwaard of tot geweld. Wij hebben dit uitdrukkelijk bevel bij een voorgaande gelegenheid geopenbaard, en Wij bekrachtigen het nu, indien gij behoort tot hen die begrijpen. Bij de rechtvaardigheid van Hem Die in deze Dag in de diepste kern van al het geschapene uitroept: "God, er is geen ander God buiten Mij!" Zou er iemand opstaan om in zijn geschriften de Zaak van God te verdedigen tegen de aanvallers ervan, dan zal zo iemand, hoe gering ook zijn aandeel, dermate worden geëerd in het hiernamaals dat de Schare in den hoge hem zijn glorie zal benijden. Geen pen kan de verhevenheid van zijn staat afschilderen noch enige tong de pracht ervan beschrijven. Want al wie sterk en standvastig staat in deze heilige, deze glorierijke en verheven Openbaring zal zulk een kracht worden gegeven dat hij in staat is alles wat in de hemel en op aarde is het hoofd te bieden en te weerstaan. Hiervan getuigt God Zelf.
O gij geliefden Gods! Rust niet op uw sponde, neen, maakt u op zodra gij uw Heer, de Schepper, erkent en luistert naar de dingen die Hem zijn overkomen, en snelt Hem te hulp. Maakt uw tong los en verkondigt Zijn Zaak ononderbroken. Dit zal beter voor u zijn dan alle schatten uit het verleden en van de toekomst, indien gij behoort tot hen die deze waarheid begrijpen.
CLV. De eerste plicht die God Zijn dienaren voorschrijft is de erkenning van Hem Die de Dageraad van Zijn Openbaring en de Bron van Zijn wetten is, Die het Opperwezen vertegenwoordigt in het Koninkrijk van Zijn Zaak alsmede in de wereld der schepping. Al wie deze plicht nakomt is tot al het goede gekomen, en al wie zich daaraan onttrekt heeft zich op dwaalwegen begeven, ook al handelt hij nog zo rechtvaardig. Het betaamt een ieder die deze zeer verheven staat, deze hoogste top van alles te boven gaande heerlijkheid bereikt, elk gebod van Hem Die het Verlangen der wereld is in acht te nemen. Deze twee plichten zijn niet van elkaar te scheiden. De ene is niet aanvaardbaar zonder de andere. Aldus is bevolen door Hem Die de Bron van goddelijke inspiratie is.
Zij die door God met inzicht zijn begiftigd zullen geredelijk erkennen dat de door God bepaalde voorschriften het hoogste middel vormen voor de handhaving van orde in de wereld en de veiligheid van haar volkeren. Wie zich daarvan afwendt wordt tot de verachtelijken en dwazen gerekend. Wij hebben u waarlijk geboden niet te zwichten voor de ingevingen van uw boze hartstochten en verdorven begeerten, en de grenzen die de Pen van de Allerhoogste heeft vastgesteld niet te overschrijden, want deze vormen de levensadem voor al het geschapene. De zeeën van goddelijke wijsheid en goddelijke woorden zijn gerezen onder de ijle ademtocht van de Albarmhartige. Haast u om met volle teugen te drinken, o mensen met begrip! Zij die het Verbond van God hebben geschonden door Zijn gebod te overtreden, en zich er geheel van hebben afgekeerd, hebben in de ogen van God, de Albezittende, de Allerhoogste, smartelijk gedwaald.
O gij volkeren der wereld! Weet voorzeker, dat Mijn geboden de lampen zijn van Mijn liefderijke voorzienigheid te midden van Mijn dienaren en de sleutels van Mijn barmhartigheid voor Mijn schepselen. Aldus is het neergezonden vanuit de hemel van de Wil van uw Heer, de Heer van Openbaring. Mocht iemand de zoetheid proeven van de woorden welke de mond van de Albarmhartige wenste uit te spreken, dan zou hij, al bezat hij de schatten der aarde, daar zonder uitzondering afstand van doen, opdat hij de waarheid zou kunnen aantonen van ook maar één van Zijn geboden, stralend boven de Dageraad van Zijn milddadige zorg en goedertierenheid.
Zeg: Uit Mijn wetten kunt gij de welriekende geur van Mijn kleed inademen en met behulp daarvan zullen de vaandels der overwinning op de hoogste toppen worden geplant. De Tong van Mijn gezag heeft, vanuit de hemel van Mijn almachtige heerlijkheid, deze woorden tot Mijn schepping gericht: "Neemt Mijn geboden in acht uit liefde voor Mijn schoonheid." Gelukkig de minnaar die de goddelijke geur van zijn Meest Geliefde heeft ingeademd uit deze woorden, doortrokken van het parfum van een gratie die geen tong kan beschrijven. Bij Mijn leven! Hij die uit de handen van Mijn overvloedige genegenheid de uitgelezen wijn van rechtvaardigheid heeft gedronken, zal cirkelen om Mijn geboden die boven de Dageraad van Mijn schepping stralen.
Denkt niet dat Wij u slechts een verzameling wetten hebben geopenbaard. Neen, veeleer hebben Wij met de vingers van macht en kracht het zegel van de uitgelezen Wijn verbroken. Hiervan getuigt hetgeen de Pen van Openbaring heeft onthuld. Overdenkt dit, o mensen met inzicht! . .
Telkens wanneer Mijn wetten verschijnen gelijk de zon aan de hemel van Mijn woorden, moeten allen er getrouw aan gehoorzamen, ook al zou Mijn gebod zodanig zijn dat daardoor de hemel van iedere religie uiteen splijt. Hij doet naar Zijn behagen. Hij kiest, en niemand mag Zijn keuze in twijfel trekken. Al wat Hij, de Welbeminde, beschikt, dt is waarlijk geliefd. Hiervan is Hij Die de Heer van de gehele schepping is Mij tot getuige. Een ieder die de zoete geur van de Albarmhartige heeft ingeademd en de Bron van deze woorden heeft erkend, zal met eigen ogen de pijlen van de vijand begroeten, opdat hij de waarheid van de wetten Gods onder de mensen kan vestigen. Wel gaat het hem die zich daartoe heeft gekeerd, en de betekenis van Zijn absolute bevel heeft begrepen.
CLVI. Hij Die de Eeuwige Waarheid is, heeft vanuit de Dageraad van Glorie Zijn ogen gericht op het volk van Bahá en spreekt de volgende woorden tot hen: "Legt u toe op de bevordering van het welzijn en de rust der mensenkinderen. Richt uw gedachten en uw wil op de opvoeding van de volkeren en geslachten der aarde, zodat door de macht van de Grootste Naam de tweedracht die hen verdeelt uit hun midden moge verdwijnen, en de gehele mensheid de handhavers van één Orde en de bewoners van één Stad zullen worden. Verlicht en heiligt uw hart; laat het niet worden ontwijd door de doornen van haat of de distels van kwaadwilligheid. Gij woont in één wereld en zijt geschapen door de werking van één Wil. Gezegend is hij die met alle mensen omgaat in een geest van uiterste welwillendheid en liefde."
CLVII. Zij die hun land hebben verlaten met het doel Onze Zaak te onderrichten - hen zal de Geest des Geloofs sterken met zijn kracht. Een schare van Onze uitverkoren engelen zal hen begeleiden, gelijk bevolen door Hem Die de Almachtige, de Alwijze is. Hoe groot is de gelukzaligheid welke hem wacht die de eer ten deel is gevallen de Almachtige te dienen! Bij Mijn leven! Geen daad, hoe groot ook, kan de vergelijking ermee doorstaan, met uitzondering van de daden die beschikt zijn door God, de Almogende, de Machtigste. Zulk een dienst is met recht de voortreffelijkste aller daden en het sieraad van iedere voortreffelijke handeling. Aldus is beschikt door Hem Die de soevereine Openbaarder, de Aloude der Dagen is.
Al wie opstaat om Onze Zaak te onderrichten, moet zich onthechten van alle aardse dingen en te allen tijde de overwinning van Ons Geloof als zijn hoogste doel beschouwen. Dit is, waarlijk, bevolen in de Welbewaarde Tafel. En wanneer hij besluit zijn huis te verlaten terwille van de Zaak van zijn Heer, laat hij dan zijn gehele vertrouwen stellen op God als de beste leeftocht op zijn reis, en zich tooien met de mantel der deugd. Aldus is bevolen door God, de Almachtige, de Algeprezene.
Als hij wordt aangestoken met het vuur van Zijn liefde, als hij afstand doet van al het geschapene, dan zullen de woorden die hij spreekt, hen die hem horen in vuur en vlam zetten. Waarlijk, uw Heer is de Alwetende, de Albezielde. Gelukkig de mens die Onze stem heeft gehoord en Onze roep heeft beantwoord. Hij, waarlijk, behoort tot hen die in Onze nabijheid werden gebracht.
CLVIII. God heeft een ieder de plicht opgelegd Zijn Zaak te onderrichten. Al wie opstaat om zich van deze plicht te kwijten moet zich, aleer hij Zijn Boodschap verkondigt, tooien met het sieraad van een rechtschapen en lofwaardig karakter, zodat zijn woorden het hart zullen aantrekken van hen die ontvankelijk zijn voor zijn oproep. Zonder dit kan hij nooit verwachten dat hij zijn toehoorders zal beïnvloeden.
CLIX. Ziet hoe kleingeestig de mensen zijn. Zij vragen om hetgeen hen schaadt, en verwerpen hetgeen hun baat. Zij behoren werkelijk tot hen die ver zijn afgedwaald. Wij zien dat sommigen vrijheid wensen en zich daarop beroemen. Zulke mensen verkeren in de diepste onwetendheid.
Vrijheid moet uiteindelijk leiden tot opstand, en niemand kan de vlammen daarvan doven. Aldus waarschuwt u Hij Die de Oordelaar, de Alwetende is. Weet dat het dier de belichaming en het symbool van vrijheid is. Hetgeen de mens betaamt is onderwerping aan die beperkingen die hem beschermen tegen zijn eigen onwetendheid, en die hem behoeden voor het kwaad van de onruststoker. Vrijheid maakt dat de mens de grenzen van welvoeglijkheid overschrijdt en de waardigheid van zijn staat schendt. Hij wordt erdoor verlaagd tot het peil van uiterste ontaarding en verdorvenheid.
Beschouwt de mensen als een kudde schapen die een herder nodig heeft voor haar bescherming. Dit is voorzeker de waarheid, de onbetwistbare waarheid. Wij keuren vrijheid onder bepaalde omstandigheden goed, en onthouden er in andere gevallen Onze goedkeuring aan. Wij zijn waarlijk de Alwetende.
Zeg: Ware vrijheid ligt in onderwerping van de mens aan Mijn geboden, hoe weinig gij dit ook beseft. Zouden de mensen datgene in acht nemen wat Wij tot hen hebben gezonden uit de Hemel van Openbaring, dan zouden zij voorzeker volmaakte vrijheid deelachtig worden. Gelukkig is de mens die het Plan van God ziet in al wat Hij heeft geopenbaard vanuit de Hemel van Zijn Wil die al het geschapene doordringt. Zeg: De vrijheid die u baat is slechts te vinden in volkomen dienstbaarheid aan God, de Eeuwige Waarheid. Al wie die zoetheid heeft geproefd, zal haar voor alle heerschappij in de hemel en op aarde niet willen opgeven.
CLX. Hij is werkelijk een waar gelovige in de Eenheid van God, die in deze Dag Hem ziet als Eén Die onmetelijk ver verheven is boven alle vergelijkingen en beeltenissen waarmede de mensen Hem hebben vergeleken. Degene die deze vergelijkingen en beeltenissen voor God Zelf houdt, begaat een afschuwelijke vergissing.
Overdenk de verhouding tussen de handwerksman en zijn handwerk, tussen de schilder en zijn schilderij. Kan men ooit beweren dat het werk hunner handen gelijk is aan henzelf? Bij Hem Die de Heer is van de Troon in den hoge en op aarde! Hun werk kan in geen ander licht worden bezien dan als een bewijs dat duidt op de uitnemendheid en voortreffelijkheid van de maker ervan.
O Shaykh, o gij die uw wil overgaf aan God! Met zelfovergave en met eeuwigdurende vereniging met God wordt bedoeld dat de mensen hun wil geheel en al doen opgaan in de Wil van God en hun verlangens als volkomen niets beschouwen naast Zijn Doel. Al wat de Schepper Zijn schepselen beveelt na te komen, moeten zij naarstig en met de grootste vreugde en geestdrift volbrengen. Zij moeten op generlei wijze toelaten dat hun verbeelding hun helder oordeel verduistert en evenmin moeten zij hun eigen waandenkbeelden beschouwen als de stem van de Eeuwige. In het Vastengebed hebben Wij geopenbaard: "Zou Uw Wil uitvaardigen dat uit Uw mond deze, tot hen gerichte, woorden voortkomen: 'O mensen, komt de vasten na ter wille van Mijn Schoonheid, en stelt geen grenzen aan de duur ervan', dan zweer Ik bij de majesteit van Uw heerlijkheid, dat een ieder hunner het trouw na zal komen, zich zal onthouden van al hetgeen Uw wet schendt en hiermee voort zal gaan, totdat zij hun ziel aan U overgeven". Hierin ligt de volledige overgave van 's mensen wil aan de Wil van God besloten. Overdenk dit, opdat gij de wateren van eeuwigdurend leven die stromen door de woorden van de Heer der gehele mensheid in u moogt opnemen, en getuigen dat de ene ware God onmetelijk is verheven boven Zijn schepselen. Hij waarlijk is de Onvergelijkelijke, de Immerverblijvende, de Alwetende, de Alwijze. De staat van volkomen zelfovergave gaat iedere andere staat te boven en zal er altijd boven verheven blijven.
Het betaamt u, u te wijden aan de Wil van God. Al hetgeen in Zijn Tafelen is geopenbaard, is slechts een afspiegeling van Zijn Wil. Uw toewijding moet zo volledig zijn dat ieder spoor van wereldse begeerte uit uw hart is gewist. Dit is de betekenis van ware eenheid.
Smeekt God, u in staat te stellen standvastig te blijven op deze weg en u te helpen om de volkeren der wereld te leiden naar Hem, de duidelijke en soevereine Heerser die Zich in een nieuw gewaad heeft geopenbaard en een goddelijke en zeer bepaalde Boodschap brengt. Dit is de kern van geloof en zekerheid. Mensen die de afgod aanbidden die hun verbeelding schiep en hem de innerlijke Werkelijkheid noemen, worden in waarheid tot de heidenen gerekend. Hiervan getuigt de Algenadige in Zijn Tafelen. Hij, waarlijk, is de Alwetende, de Alwijze.
CLXI. Omgordt de lendenen van uw streven, opdat gij wellicht uw naaste kunt leiden naar de wet van God, de Algenadige. Waarlijk, zulk een daad overtreft in de ogen van God, de Albezittende, de Allerhoogste, alle andere daden. Gij moet zo standvastig zijn in de Zaak Gods dat niets werelds bij machte is u van uw plicht af te houden. Zelfs als de aardse machten zich tegen u verbinden en alle mensen met u redetwisten, moet gij onwrikbaar blijven.
Wees onbelemmerd gelijk de wind wanneer gij de Boodschap uitdraagt van Hem die de Dageraad van goddelijke leiding deed aanbreken. Bedenk hoe de wind, trouw aan hetgeen God beschikt, over alle gebieden der aarde - bewoond of onbewoond - waait. Het beeld van woestenij kan hem niet verontrusten, noch de bewijzen van bloei hem verheugen. Hij waait in iedere richting volgens het gebod van zijn Schepper. Zo moet een ieder zijn die beweert een minnaar van de ene ware God te zijn. Het betaamt hem zijn blik te richten op de grondbeginselen van Zijn Geloof en met ijver te werken voor de verspreiding ervan. Geheel en al ter wille van God moet hij Zijn Boodschap uitdragen en evenals de wind elke weerklank aanvaarden die zijn woorden bij zijn toehoorders opwekken. Wie aanvaardt en gelooft, zal zijn loon ontvangen en wie zich afkeert, zal slechts zichzelf straffen.
Aan de vooravond van Ons vertrek uit 'Iráq hebben Wij de gelovigen gewaarschuwd dat hen de komst van de Vogels der Duisternis te wachten staat. Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat in bepaalde landen de Raaf zal krassen zoals dit in de afgelopen jaren werd gehoord. Wat er ook moge gebeuren, zoek uw toevlucht bij de ene ware God, opdat Hij u zal beschermen tegen de listen van de bedrieger.
Voorwaar, Ik zeg u dat in deze machtigste Openbaring alle Beschikkingen van het verleden hun hoogste, uiteindelijke vervulling hebben bereikt. Aldus raadt u uw Heer, de Alwetende, de Alwijze. Ere zij God, de Heer aller werelden.
De Albarmhartige heeft de mens het gezichtsvermogen geschonken en hem begiftigd met gehoor. Sommigen hebben hem beschreven als behorend tot de "lagere wereld", terwijl hij in werkelijkheid tot de "hogere wereld" moet worden gerekend. De mogelijkheden die inherent zijn in de staat van de mens, de volle omvang van zijn bestemming op aarde, de aangeboren voortreffelijkheid van zijn werkelijkheid moeten alle tot uitdrukking komen in deze beloofde Dag van God.
De Pen van de Allerhoogste gedenkt te allen tijde en onder alle omstandigheden, met vreugde en tederheid Zijn geliefden, en raadt hen Zijn weg te volgen. Wel gaat het hem die door de wisselvalligheden dezer wereld niet wordt weerhouden de Dageraad van de Eenheid van God te erkennen, die met onwankelbare vastberadenheid, en uit naam van de Bij-Zich-Bestaande, volop heeft gedronken van de verzegelde wijn van Zijn Openbaring. Zulk een mens zal tot de bewoners van het Paradijs gerekend worden in het Boek van God, de Heer aller werelden.
CLXII. Alle lof zij God Die de wereld heeft getooid met een sieraad en haar heeft gesierd met een kleed waarvan geen aardse macht het kan beroven, hoe machtig haar regimenten, hoe enorm groot haar rijkdommen en hoe diepgaand haar invloed ook moge zijn. Zeg: De essentie van alle macht behoort aan God, het hoogste en uiteindelijke Doel der gehele schepping. De bron van alle majesteit behoort aan God, het Voorwerp van de aanbidding van alles wat in de hemelen en alles wat op aarde is. De krachten die hun oorsprong hebben in deze wereld van stof zijn in wezen het overwegen niet waard.
Zeg: De bronnen die het leven van deze vogels in stand houden zijn niet van deze wereld. De oorsprong ervan gaat ieder menselijk begrip ver te boven. Wie kan het licht doven dat de sneeuwblanke Hand van God heeft ontstoken? Waar kan degeen gevonden worden die het vermogen heeft het vuur te blussen dat is aangestoken door de macht van uw Heer, de Almogende, de Onweerstaanbare, de Almachtige? Het is de Hand van Gods macht die de vlammen van tweedracht heeft uitgeblust. Machtig is Hij te doen wat Hem behaagt. Hij zegt: Weest; en het is. Zeg: De hevige stormen en wervelwinden der wereld en haar volkeren kunnen nooit het fundament doen wankelen waarop de rotsvaste standvastigheid van Mijn uitverkorenen is gegrondvest. Genadige God! Wat kon deze mensen ertoe hebben aangezet de geliefden van Hem Die de eeuwige Waarheid is, te knechten en gevangen te zetten?. . . De dag nadert echter dat de gelovigen de Dagster van gerechtigheid in haar volle luister zullen zien schijnen vanuit de Dageraad van glorie. Aldus onderricht u de Heer van alle bestaan vanuit deze plaats, Zijn afschuwelijke Gevangenis.
CLXIII. Leden van het mensenras! Houdt u vast aan het Koord dat geen mens kan doorsnijden. Dit zal u voorzeker al de dagen van uw leven baten, want de kracht ervan is van God, de Heer aller werelden. Blijft trouw aan rechtvaardigheid en eerlijkheid en keert u af van de fluisteringen der dwazen, zij die vervreemd zijn van God, die hun hoofd hebben getooid met het versiersel der geleerden, en Hem die de Bron van wijsheid is ter dood hebben veroordeeld. Mijn naam heeft hen tot een hoge staat verheven, en toch, nauwelijks onthulde Ik Mij voor hun ogen of zij spraken met onmiskenbare onrechtvaardigheid Mijn doodvonnis uit. Aldus heeft Onze Pen de waarheid geopenbaard, en niettemin zijn de mensen in achteloosheid verzonken.
Een ieder die vasthoudt aan gerechtigheid, kan onder geen enkele omstandigheid de grenzen der gematigdheid overschrijden. Hij ontwaart in alles de waarheid door de leiding van Hem Die de Alziende is. De beschaving waar zich de geleerde vertegenwoordigers van kunsten en wetenschappen zo dikwijls op beroemen zal, wanneer men voorbijgaat aan de grenzen van gematigdheid, de mensen veel kwaad berokkenen. Aldus waarschuwt u Hij Die de Alwetende is. Tot het uiterste doorgevoerd zal beschaving een even grote bron van kwaad blijken te zijn als van geluk, wanneer ze binnen de grenzen van gematigdheid wordt gehouden. Denkt hierover na, o mensen, en behoort niet tot hen die verbijsterd ronddolen in de wildernis van dwaling. De dag nadert dat de vlam ervan de steden zal verslinden en de Tong van Grootheid zal verkondigen: "Het Koninkrijk is aan God, de Almachtige, de Alomgeprezene!"
Alle andere dingen zijn onderworpen aan dit zelfde beginsel van gematigdheid. Betuigt dank aan uw Heer Die u gedenkt in deze wondere Tafel. Alle lof zij God, de Heer van de glorierijke troon.
Zou enig mens in zijn hart overwegen hetgeen de Pen van de Allerhoogste heeft geopenbaard en de zoetheid ervan proeven, dan zou hij zich ten stelligste volkomen bevrijd weten van zijn eigen begeerten, en geheel en al onderworpen aan de Wil van de Almachtige. Gelukkig is de mens die zo'n hoge staat heeft bereikt en zich niet van zo'n milddadige genade heeft beroofd.
In deze Dag kunnen Wij het gedrag van de vreesachtige die tracht zijn geloof te verbergen niet goedkeuren, en evenmin de houding rechtvaardigen van de verklaarde gelovige die luidruchtig verklaart dit Geloof aan te hangen. Beiden moeten de regels der wijsheid in acht nemen, en zich naarstig beijveren de voornaamste belangen van het Geloof te dienen.
Laat iedereen het gedrag van deze Verguisde beschouwen en er over nadenken. Vanaf de dageraad van de Openbaring tot aan de huidige dag hebben Wij geweigerd Ons te verbergen voor Onze vijanden of Ons te onttrekken aan het gezelschap van Onze vrienden. Hoewel omringd door oneindig veel leed en tegenspoed hebben Wij met groot vertrouwen de volkeren der aarde opgeroepen tot de Dageraad van Heerlijkheid. De Pen van de Allerhoogste is er in dit verband afkerig van om de ellende die Deze heeft geleden, op te sommen. Door het bekend maken ervan zouden de begenadigden onder de gelovigen - zij die de eenheid van God werkelijk hooghouden en Zijn Zaak geheel zijn toegewijd zonder twijfel worden gedompeld in verdriet. Hij waarlijk spreekt de waarheid en is de Alhorende, de Alwetende. Wij hebben Ons leven grotendeels te midden van Onze vijanden doorgebracht. Ziet hoe Wij heden in een slangennest leven.
Dit Heilige Land is in alle heilige Geschriften vermeld en verheerlijkt. De Profeten van God en Zijn Uitverkorenen zijn daar verschenen. Dit is de wildernis waarin alle Boodschappers van God wandelden en van waaruit hun roep: "Hier ben ik, hier ben ik, o mijn God" werd aangeheven. Dit is het beloofde Land waarin Hij die de Openbaring Gods is, was voorbeschikt te worden geopenbaard. Dit is het Dal van Gods onnaspeurlijk bevel, de sneeuwwitte Plek, het Land van nimmertanende pracht. Alles wat er in deze Dag is geschied is voorzegd in de geschriften van weleer. Deze zelfde geschriften veroordelen echter eenstemmig de mensen die dit land bewonen. Er was een tijd dat zij werden gebrandmerkt als het "addergebroed". Aanschouwt hoe nu deze Verguisde, terwijl Hij omringd is door "addergebroed" luide roept en alle mensen opwekt tot Hem Die 's werelds hoogste Verlangen, het Hoogtepunt en de Dageraad van Heerlijkheid is. Gelukkig is de mens die geluisterd heeft naar de stem van Hem die de Heer is van het Koninkrijk van Uiting, en wee de achtelozen die ver zijn afgedwaald van Zijn waarheid.
CLXIV. Weet dat ieder oor dat hoort - mits zuiver en onbezoedeld te allen tijde vanuit iedere richting naar de stem moet luisteren die deze heilige woorden spreekt: "Waarlijk, wij komen van God en tot Hem zullen wij wederkeren". De mysteries aangaande 's mensen lichamelijke dood en zijn wederkeer zijn niet onthuld en blijven nog onbekend. Bij de rechtvaardigheid Gods! Zouden deze geopenbaard worden, dan zou dit zoveel angst en droefenis oproepen dat sommigen om zouden komen, terwijl anderen zo vol blijdschap zouden zijn dat zij zich dood wensten en vol verlangen de ene ware God - verheven zij Zijn heerlijkheid - smeken hun einde te bespoedigen.
De dood reikt aan ieder overtuigde gelovige de kelk die het ware leven is. Hij schenkt blijdschap en is de vreugdebode. Hij verleent de gave van het eeuwige leven.
Wat hen betreft die geproefd hebben van de vrucht van 's mensen aardse bestaan - hetgeen de erkenning betekent van de ene ware God, verheven zij Zijn heerlijkheid - hun leven in het hiernamaals is van dien aard dat Wij niet in staat zijn dit te beschrijven. De kennis hiervan is bij God alleen, de Heer aller werelden.
CLXV. Al wie aanspraak maakt op een Openbaring rechtstreeks van God alvorens duizend jaar ten volle zijn verstreken, is voorzeker een leugenaar en een bedrieger. Wij smeken God dat Hij hem genadiglijk moge bijstaan zulk een aanspraak te herroepen en er afstand van te doen. Mocht hij berouw hebben, dan zal God hem ongetwijfeld vergeven. Indien hij echter in zijn dwaling volhardt, zal God voorzeker iemand zenden om onverbiddelijk met hem af te rekenen. Waarlijk, God straft vreselijk! Al wie dit vers anders uitlegt dan naar zijn duidelijke betekenis, is verstoken van de Geest Gods en van Zijn barmhartigheid die al het geschapene omvat. Vreest God en volgt niet uw nutteloze fantasieën. Neen, volgt liever het gebod van uw Heer, de Almachtige, de Alwijze.
Noten
1 Vergelijk: Exodus 19-20, 22, 23.
2 Vergelijk: Exodus 3-4, 17.
3 Geschrift van de Bab: Commentaar op de sura van Jozef (Qur'án Xll)
4 Qur'án 5:67
5 Qur'án 48:10
6 Bron in het paradijs
7 Idem
8 Qur'án 6:103
9 Qur'án 2:253
10 Qur'án 2:285
11 Qur'án 54:50
12 Qur'án 2:253
13 Qur'án 8:17
14 Qur'án 48:10
15 Qur'án 33:40
16 Tihrán
17 Qur'án 41:53
18 Qur'án 51:21
19 Qur'án 59:19
20 Qur'án 11:27
21 Qur'án 26:227
22 Qur'án 20:106
23 Qur'án 20:69
24 Qur'án 20:69
© 1979, 1998 Stichting Bahá'í Literatuur, Den Haag.
Laatst gewijzigd: 07-06-1998