Oorspronkelijke titel: The Hidden Words Uit het Engels vertaald onder toezicht van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Nederland. 1e druk 1965 2e herziene druk 1975 3e herziene druk 1994 CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Bahá'u'lláh De Verborgen Woorden / Bahá'u'lláh ; [vert. uit het Engels naar de oorspr. Arabische en Perzische tekst, onder toezicht van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Nederland]. - Den Haag: Stichting Bahá'í Literatuur Vert. van: The Hidden Words. - 1e dr. Nederlandse uitg.: 1965. - Met lit. opg. ISBN 90-70765-37-3 geb. Trefw.: bahaïsme. (c) 1994 1998 Stichting Baha'i Literatuur, Den Haag. Laatst gewijzigd: 07-06-1998 |
Deel 1 - Geopenbaard in het Arabisch
HIJ IS DE HEERLIJKHEID DER HEERLIJKHEDEN
Dit is hetgeen
uit het rijk van heerlijkheid is neergedaald,
door de tong van kracht en macht is geuit en aan alle Profeten
van ouds geopenbaard. Wij hebben het diepste wezen ervan genomen
en in het gewaad van beknoptheid gehuld als een teken van genade voor de
rechtvaardigen, opdat zij trouw blijven aan het Verbond Gods, in hun
leven Zijn vertrouwen niet beschamen en in het rijk van de geest
het kleinood van goddelijke deugd verwerven.
O ZOON VAN GEEST!
Mijn eerste raad is deze:
bezit een rein, warm en stralend hart,
dat een aloude, onvergankelijke en eeuwige
heerschappij de uwe zij.
O ZOON VAN GEEST!
Het meest geliefde in Mijn ogen
is rechtvaardigheid. Keer u niet van haar af
indien gij Mij begeert, en veronachtzaam haar niet,
zodat Ik u Mijn vertrouwen O MENSENZOON! Verborgen in Mijn onheuglijk bestaan
en in de aloude eeuwigheid van Mijn wezen wist
Ik dat Ik u liefhad; daarom schiep Ik u, legde
Mijn gelijkenis in u en openbaarde u
Mijn schoonheid.
O MENSENZOON! Ik had uw schepping lief,
daarom schiep Ik u. Heb Mij dus
lief, dat Ik uw naam kan noemen en uw
ziel kan vervullen met de
geest des levens.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Heb Mij lief, dat Ik u kan liefhebben.
Indien gij Mij niet liefhebt, kan Mijn liefde u
op generlei wijze bereiken.
Weet dit, o dienaar.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Uw paradijs is Mijn liefde, uw hemelse woning
uw hereniging met Mij. Treed daar binnen en draal niet.
Dit is hetgeen voor u is bestemd in Ons
koninkrijk in den hoge en Ons
verheven domein.
O MENSENZOON! Indien gij Mij liefhebt, keer u af van
uzelf en als gij Mijn welbehagen zoekt, sla geen
acht op het uwe, opdat gij in Mij sterft en Ik
eeuwig in u leef.
O ZOON VAN GEEST! Er is geen vrede voor u, tenzij gij uzelf
verloochent en u tot Mij keert. Want het betaamt
u, u op Mijn naam te beroemen en niet op de uwe;
uw vertrouwen in Mij te stellen en niet in uzelf,
daar Ik bemind wens te worden
boven al hetgeen is.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Mijn liefde is Mijn burcht, wie daar
binnentreedt is veilig en beschut, wie zich afkeert
zal zeker verdwalen en teloorgaan.
O ZOON VAN OPENBARING! Gij zijt Mijn burcht. Treed daar
binnen, dat gij in veiligheid kunt wonen.
Mijn liefde is in u, weet dit, dat gij Mij
u zeer nabij zult vinden.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Gij zijt Mijn lamp en Mijn licht is in u.
Wees hierdoor verlicht en zoek geen ander
dan Mij. Want Ik schiep u rijk en stortte overvloedig
Mijn gunst over u uit.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Met de hand van macht schiep Ik u
en met de vingers van kracht vormde Ik u. In u
legde Ik het wezen van Mijn licht. Wees er
tevreden mee en zoek niets anders,
want Mijn werk is volmaakt
en Mijn gebod bindend.
Betwijfel dit niet.
O ZOON VAN GEEST! Ik schiep u rijk, waarom maakt gij
u arm? Edel vormde Ik u, waarom vernedert gij u?
Uit het wezen van kennis gaf Ik u aanzijn, waarom zoekt gij
ver O MENSENZOON! Gij zijt Mijn rijk en Mijn rijk vergaat niet,
waarom vreest gij uw ondergang? Gij zijt Mijn licht
en Mijn licht zal nimmer worden gedoofd, waarom vreest gij
uw uitdoving? Gij zijt Mijn glorie en Mijn glorie verbleekt
niet. Gij zijt Mijn kleed en Mijn kleed zal nimmer
verslijten. Volhard in uw liefde voor Mij,
dat gij Mij kunt vinden in het
rijk van heerlijkheid.
O ZOON VAN OPENBARING! Zie naar Mijn aangezicht en verzaak alles buiten
Mij, want Mijn soevereiniteit is eeuwig en Mijn heerschappij
vergaat niet. Indien gij een ander dan Mij zoekt, ja
zelfs al doorzocht gij voor immer het heelal,
zal uw zoeken vergeefs zijn.
O ZOON VAN HET LICHT! Vergeet alles buiten Mij en heb
gemeenschap met Mijn geest. Dit is de kern
van Mijn gebod, richt u ernaar.
O MENSENZOON! Wees met Mij tevreden en zoek geen andere helper,
want niemand dan Ik kan u ooit voldoen.
O ZOON VAN GEEST! Verlang niet van Mij wat Wij niet voor u
wensen. Wees dan tevreden met wat Wij voor u beschikken,
want dit is wat u ten goede komt, indien
gij u daarmee tevreden stelt.
O ZOON VAN HET WONDERE VISIOEN! Ik heb in u een ademtocht van Mijn
eigen geest geblazen, dat gij Mij kunt
liefhebben. Waarom hebt gij Mij verzaakt en een
andere geliefde gezocht dan Mij?
O ZOON VAN GEEST! Mijn recht op u is groot, vergeet
dit nimmer. Mijn genade voor u is overvloedig,
versluier haar niet. Mijn liefde heeft in u een woning
gevonden, verheimelijk haar niet. Mijn licht
straalt helder voor u, verduister
het niet.
O MENSENZOON! De uitgelezenste vruchten heb Ik voor u bestemd aan
de boom van stralende heerlijkheid. Waarom hebt gij u ervan
afgekeerd en u met minder tevredengesteld? Keer terug
naar hetgeen beter voor u is in het
koninkrijk in den hoge.
O ZOON VAN GEEST! Edel schiep Ik u, toch hebt
gij uzelf verlaagd. Verhef u tot
datgene waarvoor gij werd
geschapen.
O ZOON VAN DE ALLERHOOGSTE! Tot het eeuwige roep Ik u, toch zoekt gij
het vergankelijke. Waarom keert gij u af van Ons
verlangen en volgt gij uw eigen wensen?
O MENSENZOON! Overschrijd niet uw grenzen, noch eis hetgeen
u niet betaamt. Buig u deemoedig voor het aangezicht
van uw God, de Heer van macht en gezag.
O ZOON VAN GEEST! Stel u niet boven de arme, want hem
begeleid Ik op zijn weg en u aanschouw Ik in uw lage staat
en verwerp Ik voor immer.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Hoe kunt gij uw eigen fouten vergeten
en u met de fouten van anderen inlaten? Wie zo
handelt wordt door Mij vervloekt.
O MENSENZOON! Gewaag niet van de zonden van anderen
zolang gij zelf een zondaar zijt. Indien gij dit gebod schendt,
zult gij verworpen worden, dit betuig Ik u.
O ZOON VAN GEEST! Weet voorzeker dat wie de mensen tot
gerechtigheid maant en zelf onrecht pleegt, niet
een van de Mijnen is, ook al draagt
hij Mijn naam.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Schrijf niemand iets toe dat gij uzelf
niet toegeschreven wilt hebben, en zeg niet
wat gij niet doet. Dit is Mijn gebod
aan u, leef het na.
O MENSENZOON! Wijs Mijn dienaar niet af, wanneer hij
u om iets vraagt, want zijn gelaat is Mijn gelaat;
wees dus ootmoedig voor Mij.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Geef u iedere dag rekenschap van uw doen en
laten, eer gij ter verantwoording wordt geroepen, want
de dood zal onaangekondigd tot u komen en gij
zult rekenschap moeten afleggen.
O ZOON VAN DE ALLERHOOGSTE! Ik maakte de dood een boodschapper van
vreugde voor u. Waarom treurt gij? Ik schiep
het licht om zijn luister over u uit te stralen.
Waarom sluit gij u ervan af?
O ZOON VAN GEEST! Met de blijde tijding van licht begroet
Ik u. Verheug u! Tot de hof van heiligheid
roep Ik u, verblijf daarin, dat gij voor
immer in vrede kunt leven.
O ZOON VAN GEEST! De geest van heiligheid brengt u de
vreugdevolle tijding van hereniging, waarom treurt gij? De geest
van macht bekrachtigt u in Zijn zaak, waarom verbergt gij u?
Het licht van Zijn aangezicht leidt u, hoe
kunt gij verdwalen?
O MENSENZOON! Treur niet, tenzij gij verre van Ons
zijt. Verheug u niet, tenzij gij Ons nadert en
tot Ons wederkeert.
O MENSENZOON! Verheug u in de blijheid uws harten,
dat gij waardig zult zijn Mij te ontmoeten
en Mijn schoonheid te
weerspiegelen.
O MENSENZOON! Ontdoe u niet van Mijn schoon gewaad
en verbeur niet uw deel uit Mijn wondere bron,
dat gij niet voor eeuwig zult dorsten.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Volg Mijn wetten uit liefde voor Mij
en ontzeg u hetgeen gij begeert, zo gij
Mijn welbehagen zoekt.
O MENSENZOON! Veronachtzaam Mijn geboden niet,
als gij Mijn schoonheid liefhebt en vergeet Mijn raadgevingen
niet, als gij Mijn welbehagen wilt verwerven.
O MENSENZOON! Al doorsnelt gij de onmetelijkheid
van de ruimte en doorkruist gij het uitspansel, gij
zult geen rust vinden dan in onderwerping aan Ons gebod
en deemoed voor Ons aangezicht.
O MENSENZOON! Verheerlijk Mijn zaak, dat Ik u de
geheimenissen van Mijn grootheid kan openbaren
en u met het licht van eeuwigheid
kan verlichten.
O MENSENZOON! Verootmoedig u voor Mij, dat Ik
genadig tot u kan komen. Verhef u voor de zegen van
Mijn zaak om nog op aarde de overwinning
te behalen.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Maak melding van Mij op Mijn aarde,
dat Ik in Mijn hemel u kan gedenken. Aldus zullen
Mijn ogen en de uwe worden vertroost.
O ZOON VAN DE TROON! Uw gehoor is Mijn gehoor, hoor daarmee.
Uw ogen zijn Mijn ogen, zie daarmee. Dan zult gij in
het diepst van uw ziel getuigen van Mijn verheven heiligheid en
zal Ik in Mij getuigen van een verheven staat voor u.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Zoek op Mijn pad het martelaarschap, tevreden met
Mijn welbehagen en dankbaar voor hetgeen Ik beschik, dat
gij met Mij kunt rusten onder het baldakijn
van verhevenheid achter de tabernakel van
heerlijkheid.
O MENSENZOON! Overweeg zorgvuldig. Is het uw wens
op uw bed te sterven of als martelaar op Mijn pad
uw bloed te vergieten in het stof, en zo de verkondiger
te worden van Mijn gebod en de onthuller van
Mijn licht in het hoogste paradijs?
Oordeel juist, o dienaar.
O MENSENZOON! Bij Mijn schoonheid! Uw haar te kleuren
met uw O MENSENZOON! Voor alles is een teken.
Het teken van liefde is standvastigheid onder Mijn gebod
en geduld onder Mijn beproevingen.
O MENSENZOON! De ware minnaar hunkert naar beproeving,
gelijk de opstandige naar vergiffenis en de zondaar
naar genade hunkert.
O MENSENZOON! Als u geen tegenspoed treft op Mijn pad,
hoe kunt gij dan de weg bewandelen van hen die
tevreden zijn met Mijn welbehagen? Als beproevingen u
niet kwellen in uw verlangen Mij te ontmoeten, hoe
wilt gij dan het licht bereiken in uw liefde
voor Mijn schoonheid?
O MENSENZOON! Mijn rampspoed is Mijn voorzorg, uiterlijk is het
vuur en wraak, doch innerlijk licht en genade. Haast u daarheen,
dat gij een eeuwig licht en een onsterfelijke geest zult worden.
Dit is Mijn gebod aan u, leef het na.
O MENSENZOON! Mocht voorspoed uw deel zijn,
verheug u niet en mocht vernedering uw lot zijn, treur niet,
want beide zullen voorbijgaan en niet meer zijn.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Als armoede u overvalt, wees niet bedroefd,
want tenslotte zal de Heer van rijkdom tot u komen.
Vrees vernedering niet, want eens zal
eer uw deel zijn.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Als uw hart hunkert naar deze
eeuwige, onvergankelijke heerschappij en dit aloude, eeuwige
leven, keer u dan af van deze vergankelijke,
snel voorbijgaande soevereiniteit.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Houd u niet bezig met deze wereld,
want met vuur toetsen Wij het goud en met
goud toetsen Wij Onze dienaren.
O MENSENZOON! Gij verlangt naar goud en Ik wens dat
gij u ervan bevrijdt. Gij acht u rijk in het bezit ervan
en Ik zie uw rijkdom in uw onthechting eraan. Bij Mijn leven!
Het ene is Mijn kennis, het andere uw waan; hoe kan
Mijn weg samengaan met de uwe?
O MENSENZOON! Schenk Mijn rijkdom aan Mijn armen,
dat gij in de hemel kunt putten uit de overvloed van onverwelkbare pracht
en de schatten van onvergankelijke heerlijkheid.
Doch bij Mijn leven! Heerlijker nog is het uw ziel te offeren,
vermocht gij het slechts met Mijn ogen te zien.
O MENSENZOON! De tempel van het bestaan
is Mijn troon; zuiver hem van alles, dat Ik daar kan
zetelen en verblijven.
O ZOON VAN HET BESTAAN! Uw hart is Mijn woning, heilig
het voor Mijn nederdaling. Uw geest is Mijn
plaats van openbaring, zuiver hem voor
Mijn verschijning.
O MENSENZOON! Steek uw hand in Mijn boezem,
opdat Ik stralend en luisterrijk boven
u verrijs.
O MENSENZOON! Stijg op naar Mijn hemel,
teneinde de vreugde van hereniging te
smaken en met volle teugen de weergaloze wijn
te drinken uit de kelk van onvergankelijke
heerlijkheid.
O MENSENZOON! Menige dag is verstreken, terwijl gij
u bezighield met uw grillen en nutteloze verbeeldingen.
Hoelang nog wilt gij op uw sponde sluimeren? Hef het hoofd
op uit de sluimer, want de Zon is naar het zenit gestegen,
dat ze ook u moge bestralen met het licht van schoonheid.
O MENSENZOON! Het licht straalt
vanaf de kim van de heilige Berg op u
en de geest van verlichting ademt in de Sinaï
van uw hart. Bevrijd u
daarom van de sluiers van ijdele verbeelding en treedt
Mijn voorhof binnen, opdat gij geschikt zijt
voor het eeuwige leven en waard Mij
te ontmoeten. Dan kan dood noch
afmatting of zorg u deren.
O MENSENZOON! Mijn eeuwigheid is Mijn schepping, Ik heb haar
voor u geschapen. Maak haar tot het kleed van uw tempel.
Mijn eenheid is Mijn werk, Ik heb haar voor u gewrocht,
kleed u daarmee, dat gij voor immer de
openbaring van Mijn eeuwigdurend
wezen kunt worden.
O MENSENZOON! Mijn majesteit is Mijn gave aan u
en Mijn grootheid het teken van Mijn genade.
Wat Mij betaamt, kan niemand begrijpen noch iemand
onder woorden brengen. Waarlijk, Ik heb dit bewaard
in Mijn geheime bergplaatsen en in de schatkamers
van Mijn gebod, als een teken van Mijn
goedertierenheid jegens Mijn dienaren
en van Mijn genade jegens
Mijn volk.
O KINDEREN VAN HET GODDELIJKE EN ONZICHTBARE WEZEN! Gij zult verhinderd worden Mij lief te hebben
en de mensen zullen in verwarring raken, wanneer
zij Mijn naam noemen. Want het verstand kan Mij niet begrijpen,
noch het hart Mij bevatten.
O ZOON VAN SCHOONHEID! Bij Mijn geest en bij Mijn gunst! Bij Mijn genade
en bij Mijn schoonheid! Al hetgeen Ik u met de tong van
gezag heb geopenbaard en voor u met de pen van macht heb neergeschreven,
was in overeenstemming met uw ontvankelijkheid en inzicht, niet
met Mijn staat en de melodie van Mijn stem.
O MENSENKINDEREN! Weet gij niet waarom Wij
u allen hebben geschapen uit hetzelfde stof?
Opdat geen mens zich boven de ander zou verheffen.
Overweegt te allen tijde in uw hart
hoe gij werd geschapen. Daar Wij u allen hebben geschapen
uit één en dezelfde stof,
rust op u de plicht gelijk één ziel te zijn, met gelijke
voeten te lopen, met gelijke mond
te eten en in hetzelfde land te verwijlen, zodat uit uw diepste wezen,
door uw daden en gedragingen,
de tekenen van eenheid en de kern van onthechting kenbaar worden.
Dit is Mijn raad aan u,
o schare van licht! Volgt deze raad, dat gij de heilige
vruchten van de boom van wondere
glorie kunt plukken.
O GIJ ZONEN VAN GEEST! Gij zijt Mijn schatkamer, want in u
heb Ik de parelen van Mijn geheimenissen
en de juwelen van Mijn kennis bewaard. Behoedt ze voor de vreemden
onder Mijn dienaren en voor de goddelozen
onder Mijn volk.
O ZOON VAN HEM DIE DOOR ZIJN EIGEN WEZEN STOND
IN HET RIJK VAN ZICHZELF! Weet, dat Ik u al de geuren van heiligheid heb geschonken,
u ten volle Mijn woord heb geopenbaard, door u Mijn milddadigheid heb
vervolmaakt en voor u heb gewenst hetgeen Ik voor Mijzelf wenste.
Wees dus tevreden met Mijn welbehagen en wees Mij
dankbaar!
O MENSENZOON! Schrijf al hetgeen Wij u
hebben geopenbaard met de inkt van licht
op de tafel van uw geest. Mocht gij hiertoe niet bij machte zijn,
put dan de inkt uit het diepst van uw hart. Als
gij hiertoe niet in staat zijt, schrijf dan met de karmozijnrode inkt
die op Mijn pad is geplengd. Waarlijk, dit is Mij
dierbaarder dan al het andere; moge het
licht ervan eeuwig stralen.
Deel 2 - Geopenbaard in het Perzisch In de naam van de Heer van het Woord, de Machtige. O GIJ VOLK DAT BEGRIP HEBT OM TE VERSTAAN EN
OREN OM TE HOREN! Het eerste woord van de Geliefde is dit:
O mystieke nachtegaal!
Verwijl slechts in de rozengaard van de geest.
O bode van de Salomo der liefde!
Zoek uw toevlucht slechts in het Scheba van de welbeminde.
O onsterfelijke Feniks!
Rust slechts op de berg van trouw. Daar is uw verblijf,
als gij op de vleugelen van uw ziel
opwiekt naar het oneindige rijk en tracht
uw doel te bereiken.
O ZOON VAN GEEST! De vogel zoekt zijn nest, de nachtegaal de bekoring
van de roos, terwijl die vogels, de harten der mensen, tevreden
met vergankelijke stof, ver afgedwaald zijn van hun eeuwige nest
en met ogen gericht op de poel van onachtzaamheid, verstoken zijn
van de heerlijkheid der goddelijke tegenwoordigheid.
Ach, hoe vreemd en erbarmelijk; voor slechts een beker vol
O VRIEND! Plant in de tuin van uw hart slechts
de roos der liefde en laat de nachtegaal van genegenheid
en verlangen niet los. Stel kameraadschap
met de rechtvaardigen op prijs
en mijd alle omgang met
de goddelozen.
O ZOON VAN RECHTVAARDIGHEID! Waarheen kan een minnaar anders gaan dan
naar het land van zijn geliefde? Welke zoeker vindt rust ver
van zijn hartsverlangen? Voor de ware minnaar betekent hereniging leven
en scheiding dood. Zijn ziel kent geen geduld en zijn hart geen vrede. Honderdduizend
maal zou hij zijn leven willen geven om zich naar het verblijf van
zijn geliefde te spoeden.
O ZOON VAN STOF! Waarlijk, Ik zeg u: van alle mensen is hij
de meest nalatige, die nutteloos twist en
zich boven zijn broeder O ZOON VAN DE AARDE! Weet waarlijk, het hart waarin
nog het geringste spoor van afgunst schuilt, zal nimmer
Mijn eeuwige rijk bereiken, noch de zoete geuren van
heiligheid inademen die uit Mijn verheven Koninkrijk
opstijgen.
O ZOON VAN LIEFDE! Gij zijt slechts één schrede verwijderd
van de heerlijke hoogten in den hoge en van de hemelse boom der
liefde. Doe één stap en bereik met de volgende het onvergankelijke rijk
en treed het paviljoen van eeuwigheid binnen. Geef dan gehoor aan hetgeen
is geopenbaard door de pen van heerlijkheid.
O ZOON VAN HEERLIJKHEID! Ga snel vooruit op de pad van heiligheid en treed de
hemel van verbondenheid met Mij binnen. Zuiver uw hart door het
polijsten van uw geest en spoed u naar de hof
van de Allerhoogste.
O VLIEDENDE SCHADUW! Ga aan de lagere fasen van twijfel voorbij en verhef
u tot de verheven hoogten van zekerheid. Open het oog van waarheid,
dat gij de onverhulde Schoonheid kunt aanschouwen en zult
uitroepen: geheiligd zij de Heer, de verhevenste
aller scheppers.
O ZOON VAN BEGEERTE! Luister aandachtig: nimmer zal het sterfelijk oog de
eeuwige schoonheid herkennen, noch zal het levenloze hart genoegen
vinden in iets anders dan de verwelkte bloem. Want soort zoekt soort
en schept behagen in het gezelschap van zijns gelijke.
O ZOON VAN STOF! Sluit uw ogen, dat gij Mijn schoonheid kunt
aanschouwen; stop uw oren toe, dat gij naar de zoete
melodie van Mijn stem kunt luisteren. Ontdoe u van alle
geleerdheid, dat gij deel kunt hebben aan Mijn kennis;
en doe afstand van geld en bezit, dat gij een
onvergankelijk deel kunt verkrijgen uit
de oceaan van Mijn eeuwige rijkdom.
Dit betekent:
Sluit uw ogen voor alles behalve
Mijn schoonheid, stop uw oren toe voor alles
behalve Mijn woord, ontdoe u van alle O MENS MET TWEEERLEI BLIK! Sluit één oog en open het andere.
Sluit het ene voor de wereld en al hetgeen zich
daarin bevindt en open het andere voor de geheiligde
schoonheid van de Geliefde.
O MIJN KINDEREN! Ik vrees dat gij, verstoken van de melodie van de
hemelse duif, terugzinkt naar de duisternis van volslagen verlorenheid
en zonder ooit de schoonheid van de roos te hebben
aanschouwd, tot water en leem terugkeert.
O VRIENDEN! Geef niet de
eeuwigdurende schoonheid prijs
voor een schoonheid die moet vergaan
en richt uw liefde niet op deze
vergankelijke wereld van stof.
O ZOON VAN GEEST! Er komt een tijd dat de
nachtegaal van heiligheid niet langer
de diepste mysteriën zal onthullen
en gij allen verstoken zult zijn van de
hemelse melodie en van de stem
uit den hoge.
O KERN VAN ACHTELOOSHEID! Myriaden mystieke tongen spreken in
één taal en myriaden verborgen mysteriën
zijn geopenbaard in
één enkele melodie; doch helaas,
er is geen oor dat hoort en geen
hart dat verstaat.
O KAMERADEN! De poorten die leiden naar de
Plaatsloze staan wijd open en het verblijf van
de geliefde prijkt met het bloed van Zijn minnaars, doch
bijna allen, op enkelen na, blijven uitgesloten van deze
hemelse stad en zelfs onder die weinigen
is slechts een handjevol gevonden met
een zuiver hart en een
geheiligde geest.
O GIJ BEWONERS VAN HET HOOGSTE PARADIJS! Verkondigt aan de kinderen van zekerheid
dat in de O MIJN VRIENDEN! Hebt gij die ware en stralende morgen vergeten,
toen gij allen in die geheiligde en gezegende omgeving in
Mijn tegenwoordigheid bijeen waart in de schaduw van de boom
des levens die is geplant in het alglorierijke paradijs? Vol ontzag
hebt gij geluisterd toen Ik deze drie heiligste uitspraken deed:
O vrienden! Verkiest niet uw wil boven de Mijne; verlangt nimmer
hetgeen Ik niet voor u wens en nadert Mij niet met een levenloos hart,
besmeurd met wereldse verlangens en begeerten.
Mocht gij toch uw ziel heiligen, dan waart gij op dit ogenblik in staat,
u die plaats en die omgeving in herinnering te roepen
en zou de waarheid van Mijn uitspraken
u allen duidelijk zijn.
In de achtste der heiligste regels van de vijfde Tafel van het Paradijs, zegt Hij:
O GIJ DIE GELIJK DODEN OP HET LEGER VAN
ACHTELOOSHEID LIGT! Eeuwen zijn voorbijgegaan en uw kostbare leven is
bijna ten einde, en toch heeft uit u geen enkele ademtocht
van zuiverheid Onze hof van heiligheid bereikt. Hoewel verzonken in
de oceaan van ongeloof, belijdt gij toch met de lippen het ene ware
geloof Gods. Hem die Ik verafschuw, hebt gij bemind en Mijn vijand hebt gij
tot uw vriend gemaakt. Niettemin wandelt gij voldaan en zelfingenomen op
Mijn aarde, zonder er acht op te slaan dat Mijn aarde u moe is en dat alles
erop u schuwt. Als gij uw ogen opent, zult gij in waarheid
ontelbare smarten verkiezen boven deze vreugde en
de dood zelf beter achten dan dit leven.
O BEWEGENDE GEDAANTE VAN STOF! Ik wens uw metgezel te zijn, doch gij wilt
geen vertrouwen in Mij stellen. Het zwaard van uw opstandigheid heeft
de boom van uw hoop geveld. Te allen tijde ben Ik u nabij, maar gij zijt steeds
ver van Mij. Onvergankelijke glorie heb Ik voor u verkozen, doch gij
hebt voor uzelf grenzeloze schande gekozen. O ZOON VAN BEGEERTE! Jarenlang hebben geleerden en wijzen vergeefs getracht
de tegenwoordigheid van de Alglorierijke te bereiken; zij hebben
hun leven doorgebracht met het zoeken naar Hem, doch zij aanschouwden
de schoonheid van Zijn aangezicht niet. Gij hebt zonder de geringste
inspanning uw doel bereikt en zonder zoeken het voorwerp van uw verlangen
gevonden. Desondanks zijt gij toch zo in de sluier van uw eigen ik
gehuld gebleven, dat uw ogen de schoonheid van de Geliefde
niet aanschouwden, noch uw hand de zoom van Zijn
kleed beroerde. Gij die ogen hebt,
ziet en verwondert u!
O BEWONERS VAN DE STAD DER LIEFDE! Dodelijke windvlagen belagen de eeuwigbrandende kaars en de schoonheid van
de hemelse Jongeling is versluierd in duister stof.
De koning der koningen van de liefde
is onrecht aangedaan door het volk van onderdrukking en de duif
van heiligheid ligt gevangen in de
klauwen der uilen. De bewoners van het paviljoen van heerlijkheid en
de hemelse scharen O GIJ DWAZEN, DIE BEROEMD ZIJT OM UW WIJSHEID! Waarom draagt gij de kledij van herders, wanneer gij innerlijk
wolven zijt geworden, belust op Mijn kudde? Gij zijt gelijk de ster die
vóór de dageraad verrijst en die, hoewel ze stralend en helder schijnt, toch de
reizigers naar Mijn stad van het spoor afbrengt en naar de ondergang leidt.
O GIJ, DIE EERLIJK LIJKT, MAAR INNERLIJK VALS ZIJT! Gij zijt gelijk klaar maar bitter water dat voor het oog
kristalhelder is, maar waarvan niet één druppel wordt aanvaard
als het door de goddelijke Keurmeester wordt gekeurd. Zeker,
de zonnestraal valt zowel op het stof als op de spiegel,
maar de weerkaatsing is verschillend, gelijk
de ster verschilt van de aarde. Ja, onmetelijk zelfs is het verschil!
O MIJN VRIEND IN NAAM! Denk een wijle na. Hebt gij ooit gehoord
dat vriend en vijand in één hart kunnen wonen?
Verdrijf dan de vreemde, dat de Vriend Zijn woning
kan binnengaan.
O ZOON VAN STOF! Al hetgeen in de hemel en op aarde is, heb Ik
voor u bestemd behalve het menselijk hart dat Ik tot verblijf van
Mijn schoonheid en heerlijkheid heb gemaakt. Gij echter hebt Mijn tehuis
en woning aan een ander dan Mij gegeven; en telkens wanneer de openbaarder
van Mijn heiligheid Zijn eigen verblijf zocht, vond Hij daar een vreemde en
dakloos spoedde Hij zich naar het heiligdom van de Geliefde. Niettemin
heb Ik uw geheim verborgen gehouden en
uw schande niet gewenst.
O KERN VAN BEGEERTE! Bij het aanbreken van menige dag ben Ik
uit de rijken van de Plaatsloze naar uw woning gekomen
en vond u op het bed van gemakzucht bezig met anderen dan Mij.
Daarop keerde Ik als een flits van de geest terug naar de rijken van
hemelse glorie en verheimelijkte dit O ZOON VAN MILDDADIGHEID! Uit de ijle ruimte van het niets, met het leem van Mijn gebod
riep Ik u in het leven. Elk atoom dat bestaat en de essentie van alle
geschapen dingen heb Ik beschikt voor uw opvoeding. Nog voor gij uit
de moederschoot kwam, bestemde Ik voor u twee bronnen van parelende melk, ogen
om over u te waken en harten om u lief te hebben. Uit Mijn liefderijkheid, onder de beschutting
van Mijn barmhartigheid voedde Ik u, en behoedde u door het diepste wezen van Mijn genade en
gunst. Ik beoogde met dit alles dat gij Mijn eeuwige rijk zoudt bereiken en Mijn onzichtbare gaven
waard zoudt worden. Doch achteloos bleeft gij en eenmaal volwassen geworden, hebt gij al
Mijn rijke gaven veronachtzaamd en u beziggehouden met uw ijdele verbeeldingen, zozeer
dat gij alles volkomen vergeten zijt en u van de poorten van de Vriend hebt
afgewend om in de hoven van Mijn vijand te verblijven.
O SLAAF VAN DE WERELD! Bij het gloren van menige dag voer de bries
van Mijn O ZOON VAN DE AARDE! Als gij Mij begeert, zoek geen ander dan Mij; en wilt gij
Mijn schoonheid aanschouwen, sluit uw ogen voor de wereld en al
hetgeen erin is; want Mijn wil en de wil van een ander
kunnen evenmin als water en vuur
in één hart wonen.
O BEVRIENDE VREEMDELING! De kaars van uw hart is aangestoken door de hand van Mijn macht,
doof haar niet met de aandruisende winden van zelfzucht en hartstocht. Het Mij
gedenken is de genezing van al uw kwalen, vergeet dit niet. Maak
Mijn liefde tot uw schat en koester deze als uw oogappel
en leven.
O MIJN BROEDER! Luister naar de zielvervoerende woorden van Mijn honingzoete
tong en drink de stroom van mystieke O BEWONERS VAN MIJN PARADIJS! Met de handen van liefderijkheid heb Ik in de heilige
tuin van het paradijs de jonge boom van uw liefde en vriendschap geplant
en hem met de milde regen van Mijn tedere genade besproeid. Tracht hem,
nu de tijd aanbreekt dat hij vruchten gaat dragen, te beschermen
tegen het verterende vuur van begeerte en hartstocht.
O MIJN VRIENDEN! Dooft de lamp van dwaling en ontsteekt in uw hart de
eeuwigbrandende fakkel van goddelijke leiding. Want eerlang zullen
de keurmeesters van de mensheid, in de heilige tegenwoordigheid
van de Aangebedene, niets aanvaarden dan zuiverste
deugden en vlekkeloos heilige daden.
O ZOON VAN STOF! De wijzen zijn zij die niet spreken, tenzij
zij gehoor vinden, gelijk de schenker zijn beker niet aanbiedt
aleer hij een dorstende vindt, en de minnaar niet uit het diepst van zijn
hart roept tot hij de schoonheid van zijn geliefde aanschouwt. Zaai daarom
het zaad van wijsheid en kennis in de zuivere grond van het hart en houd
het verborgen, tot de hyacinten van goddelijke wijsheid opbloeien
uit het hart en niet uit modder en leem.
In de eerste regel van de Tafel is het opgetekend en neergeschreven, en in
het heiligdom van de tabernakel Gods is het verborgen:
O MIJN DIENAAR! Geef niet voor hetgeen vergaat een eeuwige
heerschappij prijs en verwerp niet een hemelse soevereiniteit
voor een aards verlangen. Dit is de rivier van eeuwig leven
die uit de bron van de pen van de barmhartige vloeit.
Gelukkig zij die daaruit drinken!
O ZOON VAN GEEST! Breek uw kooi open
en wiek, gelijk de feniks der O AFSTAMMELING VAN STOF! Wees niet tevreden met de behaaglijkheid
van een voorbijgaande dag en beroof uzelf niet
van eeuwige rust. Verruil niet de tuin van eeuwige verrukking
voor de stofhoop van een vergankelijke wereld. Stijg vanuit uw
gevangenis op naar de heerlijke dreven in den hoge en
wiek uit uw vergankelijke kooi op naar het
paradijs van de Plaatsloze.
O MIJN DIENAAR! Bevrijd u van de ketenen van deze wereld
en verlos uw ziel uit de gevangenis van het zelf. Grijp
uw kans, want ze zal niet meer terugkomen.
O ZOON VAN MIJN DIENARES! Als gij vermocht onsterfelijke soevereiniteit te
aanschouwen, zoudt gij trachten deze vergankelijke wereld
te ontvluchten. Maar het ene voor u te ver O MIJN DIENAAR! Zuiver uw hart van kwaad en treed,
vrij van afgunst, de goddelijke hof
van heiligheid
binnen.
O MIJN VRIENDEN! Bewandelt de weg van het welbehagen van de Vriend, en weet
dat Zijn welbehagen ligt in het behagen van Zijn schepselen. Dit betekent:
geen mens mag het huis van zijn vriend betreden zonder zijn goedvinden, zich
vergrijpen aan zijn schatten, zijn eigen wil verkiezen boven die van zijn vriend,
of op enige wijze proberen voordeel van hem te trekken.
Overdenkt dit, gij die inzicht hebt!
O METGEZEL VAN MIJN TROON! Hoor geen kwaad en zie geen kwaad, verlaag
uzelf niet, noch zucht en ween. Spreek geen kwaad, opdat het niet
tegen u gesproken wordt en overdrijf niet de fouten van anderen, opdat uw eigen
fouten niet groot lijken. Wens niet de vernedering van een ander,
opdat WEE U! WEE U! O MINNAARS VAN WERELDSE BEGEERTE! Met de snelheid van de bliksem zijt gij aan
de geliefde voorbijgegaan en hebt gij uw hart gezet
op duivelse waan. Gij buigt de knie voor ijdele verbeelding
en noemt haar waarheid. Gij wendt uw ogen naar de doorn en noemt
hem een bloem. Niet een zuivere ademtocht hebt gij geademd,
noch is de bries van onthechting uit de dreven van uw hart opgestegen.
Gij hebt de liefdevolle raadgevingen van de geliefde in de wind geslagen en ze
volkomen van de tafel van uw hart gewist. Evenals de dieren op
het veld brengt gij uw leven door op de weiden van
begeerte en hartstocht.
O BROEDERS OP HET PAD! Waarom hebt gij nagelaten de geliefde te vermelden
en zijt gij verre gebleven van zijn heilige tegenwoordigheid? De kern
van schoonheid is in het ongeëvenaarde paviljoen gezeteld op
de troon van heerlijkheid, terwijl gij u met nutteloze strijdvragen
bezighoudt. De zoete geuren van heiligheid stijgen op en de
ademtocht van milddadigheid zweeft alom, doch gij allen
zijt door en door ziek en hiervan verstoken. Wee u
en wee hen die uw wegen bewandelen en
uw voetspoor volgen.
O KINDEREN VAN BEGEERTE! Legt het kleed van zelfverheffing af en ontdoet u
van het gewaad van hoogmoed.
In de derde van de heiligste regels
door de pen van de ongeziene geschreven en opgetekend in de Robijnen Tafel
is dit geopenbaard:
O BROEDERS! Weest verdraagzaam jegens elkaar
en zet uw hart niet op wereldse dingen. Weest
niet trots op uw roem en schaamt u niet over vernedering.
Bij Mijn schoon O KINDEREN VAN STOF! Vertelt de rijken van het zuchten der armen
in het diepst van de nacht, opdat achteloosheid hen
niet voert tot het pad van ondergang en hen berooft van
de Boom van Rijkdom. Vrijgevigheid en grootmoedigheid
zijn Mijn eigenschappen; wel ga het hem die zich
met Mijn deugden tooit.
O KERN VAN HARTSTOCHT! Ontdoe u van alle begerigheid
en zoek tevredenheid, want de begerige wordt altijd tekort gedaan
en de tevredene wordt immer bemind en geprezen.
O ZOON VAN MIJN DIENARES! Wees niet bezorgd in armoede noch
zelfverzekerd in rijkdom, want armoede wordt door rijkdom
gevolgd en rijkdom door armoede. Doch arm te zijn aan alles buiten God
is een wonderbare gave, kleineer haar waarde niet, want ten laatste zal
ze u rijk maken in God en aldus zult gij de betekenis kennen
van het O KINDEREN VAN ACHTELOOSHEID EN HARTSTOCHT! Gij hebt Mijn vijand toegestaan Mijn huis
binnen te gaan en hebt Mijn vriend uitgestoten, want gij
hebt de liefde voor een ander dan Mij in uw hart gekoesterd. Geeft gehoor
aan de woorden van de Vriend en keert u naar Zijn paradijs. Wereldse vrienden
die hun eigen voordeel zoeken, hebben elkaar ogenschijnlijk lief, terwijl de ware
vriend u liefheeft terwille van uzelf; voorwaar, Hij heeft om u leiding te geven ontelbare beproevingen doorstaan. Weest zulk een Vriend niet ontrouw, doch
spoedt u tot Hem. Dit is de morgenster van het woord van waarheid en trouw,
die aan de horizont van de pen van de Heer aller namen begon te
gloren. Luistert met open oren naar het woord van God, de
Helper in nood, de Bij-Zich-Bestaande.
O GIJ DIE U BEROEMT OP VERGANKELIJKE RIJKDOM! Weet waarlijk dat rijkdom een grote belemmering vormt
tussen de zoeker en zijn verlangen, de minnaar en zijn geliefde.
De rijken zullen, op enkelen na, geenszins de hof
van Zijn tegenwoordigheid bereiken, noch de stad van tevredenheid en
overgave binnengaan. Goed is het gesteld met de rijke die door zijn rijkdom
niet wordt afgehouden van het eeuwige koninkrijk, noch beroofd van
onvergankelijke heerschappij. Bij de grootste naam! De luister
van zo'n rijke zal de bewoners van de hemel verlichten,
gelijk de zon de mensen op aarde verlicht.
O GIJ RIJKEN OP AARDE! De armen in uw midden heb Ik aan u toevertrouwd.
Behoedt Mijn pand en tracht niet
alleen naar uw eigen welzijn.
O ZOON VAN HARTSTOCHT! Zuiver u van de smetten van rijkdom en nader
in volmaakte vrede het rijk van armoede,
dat gij uit de bron van onthechting
de wijn van eeuwig leven
kunt drinken.
O MIJN ZOON! Het gezelschap van de goddelozen vermeerdert het leed,
terwijl omgang met de rechtschapenen de roest verwijdert van uw hart.
Laat hij die verbondenheid met God zoekt, zich wijden aan de
omgang met Zijn geliefden; en laat hij die het Woord
Gods wenst te horen, luisteren maar de
woorden van Zijn uitverkorenen.
O ZOON VAN STOF! Hoed u! Verkeer niet met de goddeloze en zoek geen
kameraadschap met hem, want zulk een
omgang verandert de stralende
gloed van het hart in
hels vuur.
O ZOON VAN MIJN DIENARES! Als gij de genade van de heilige geest zoekt,
verkeer dan met de rechtschapene, want hij heeft de kelk
van eeuwig leven uit de hand van de onsterfelijke Schenker gedronken
en gelijk de ware ochtendstond verkwikt en verlicht
hij het hart van de doden.
O ACHTELOZEN! Denkt niet dat de geheimen van het hart verborgen zijn,
neen, weet met zekerheid dat ze in duidelijke lettertekens ingegrift zijn
en onverholen zichtbaar zijn in
de heilige Tegenwoordigheid.
O VRIENDEN! Waarlijk, Ik zeg u, al wat gij in uw hart verbergt, is voor Ons helder
en klaar als de dag; door
Onze genade en gunst echter is het verborgen gebleven, en niet
door uw verdienste.
O MENSENZOON! Uit de bodemloze oceaan van Mijn genade liet Ik
een dauwdrop op de volkeren der aarde vallen, doch
vond niemand die er aandacht aan schonk, daar een ieder
zich van de hemelse wijn van eenheid naar de vuile droesem van
onzuiverheid heeft gekeerd, en tevreden met de vergankelijke
beker de kelk van onsterfelijke schoonheid heeft versmaad.
Armzalig is hetgeen waarmee hij zich tevredenstelt.
O ZOON VAN STOF! Wend uw ogen niet af van de weergaloze
wijn van de onsterfelijke Geliefde en open ze niet voor
de verdorven en vergankelijke droesem. Neem uit handen
van de goddelijke Schenker de kelk van onvergankelijk leven,
opdat alle wijsheid de uwe zij en gij kunt luisteren naar de
mystieke stem die roept uit het rijk van het onzichtbare. Weeklaag luide,
gij die het lage zoekt! Waarom hebt gij u afgekeerd van Mijn
heilige en onvergankelijke wijn en vergankelijk
water verkozen?
O GIJ VOLKEREN VAN DE WERELD! Weet voorzeker dat een onvoorziene rampspoed
u vervolgt en smartelijke vergelding u wacht. Denkt niet
dat de door u bedreven daden uitgewist zijn
voor Mijn blik. Bij Mijn schoonheid! Al uw doen en laten heeft
Mijn pen met duidelijke letters gegrift op de tafelen
van krysoliet.
O ONDERDRUKKERS OP AARDE! Trekt uw handen af van tirannie, want Ik heb gezworen
niemands onrecht te vergeven. Dit is Mijn verbond dat Ik onherroepelijk heb
vastgelegd in de O OPSTANDIGEN! Mijn verdraagzaamheid heeft u zo vermetel
en Mijn lankmoedigheid u zo achteloos gemaakt, dat gij
het vurige ros van hartstocht hebt aangespoord op hachelijke wegen die
naar vernietiging leiden. Houdt gij Mij voor achteloos of onwetend?
O GIJ UITGEWEKENEN! De tong heb Ik bestemd om van Mij te gewagen,
bezoedelt haar niet met laster. Als het vuur van eigenliefde u
overmeestert, herinnert u dan uw eigen fouten en niet
de fouten van Mijn schepselen, daar een ieder van
u zichzelf beter kent dan hij anderen kent.
O KINDEREN VAN WAAN! Weet waarlijk, dat als de stralende dageraad
aan de horizont van eeuwige heiligheid aanbreekt, de duivelse heimelijkheden
en streken, begaan in het duister van O ONKRUID DAT UIT HET STOF OPSCHIET! Waarom hebben uw besmeurde handen niet eerst uw eigen
kleed aangeraakt en waarom zoekt gij met een door begeerte en hartstocht
bezoedeld hart naar gemeenschap met Mij en tracht gij Mijn geheiligd
rijk binnen te gaan? Verre, verre nog zijt gij van hetgeen gij begeert.
O KINDEREN VAN ADAM! Heilige woorden en zuivere, voortreffelijke daden
stijgen op naar de hemel van goddelijke heerlijkheid. Streeft ernaar
uw daden te zuiveren van het stof van zelfzucht en schijnheiligheid, dat zij
genade vinden in de hof van heerlijkheid; want eerlang zullen de keurmeesters
der mensheid, in de heilige tegenwoordigheid van de Aangebedene, niets
dan volmaakte deugd en daden van vlekkeloze zuiverheid aanvaarden.
Dit is de morgenster van wijsheid en van goddelijk mysterie die aan
de horizont van de goddelijke wil is verrezen. Gezegend
zij die zich tot haar keren.
O ZOON VAN WERELDSE GEZINDHEID! Aangenaam is het rijk van het bestaan, mocht gij het
bereiken; heerlijk is het rijk van eeuwigheid, als gij u verheft
boven de wereld van sterfelijkheid; zoet is de heilige verrukking, als gij
drinkt uit de mystieke kelk die de hemelse Jongeling u reikt. Als gij deze staat
bereikt, zult gij bevrijd zijn van vernietiging en dood, van gezwoeg en zonde.
O MIJN VRIENDEN! Gedenkt het verbond dat gij met Mij hebt gesloten op de
berg Paran, gelegen in het heilige gebied van Zaman. Ik heb
de hemelse heerscharen en de bewoners van de stad van eeuwigheid
tot getuigen genomen, doch nu vind Ik niemand die trouw
is aan het verbond. Voorzeker hebben trots en opstandigheid
het uit het hart gewist, zodat er geen spoor van is
overgebleven. Dit wetende, wachtte Ik
niettemin en onthulde het niet.
O MIJN DIENAAR! Gij zijt gelijk een edel gesmeed zwaard, verborgen in het donker
van zijn schede, de waarde ervan onzichtbaar voor de maker. Kom dus
tevoorschijn uit de O MIJN VRIEND! Gij zijt de morgenster aan de hemel van Mijn heiligheid, laat
de bezoedeling der wereld uw glans niet verduisteren. Scheur de sluier
van achteloosheid vaneen, dat gij van achter de wolken
luisterrijk tevoorschijn kunt komen en alles kunt
tooien met het kleed des levens.
O KINDEREN VAN IJDELHEID! Voor een voorbijgaande heerschappij hebt gij
Mijn onvergankelijke soevereiniteit opgegeven en u gestoken in de
kleurige livrei van de wereld en gij pocht daar op. Bij Mijn schoonheid! Allen zal Ik
bijeengaren onder het éénkleurige kleed van het stof en al die verschillende
kleuren uitwissen behalve van hen die Mijn kleur kiezen en dat is,
zich van iedere kleur zuiveren.
O KINDEREN VAN NALATIGHEID! Zet uw hart niet op vergankelijke heerschappij
en verheug u daar niet in. Gij zijt gelijk de onbezonnen vogel
die vol zelfvertrouwen kwinkeleert op de boomtak, totdat plotseling
de vogelaar Dood hem in het stof werpt en gezang, vorm en
kleur verdwijnen zonder een spoor achter te laten.
Hoedt u daarom, o slaven van begeerte.
O ZOON VAN MIJN DIENARES! Het geven van leiding geschiedde steeds met woorden, nu
geschiedt dit door daden. Een ieder moet daden verrichten die
zuiver en heilig zijn, want woorden zijn het eigendom van allen, terwijl
daden als deze bij Onze geliefden behoren. Tracht dus met
hart en ziel u door uw daden te onderscheiden. Aldus raden
Wij u in deze heilige en luisterrijke Tafel.
O ZOON VAN RECHTVAARDIGHEID! In het diepst van de nacht begaf zich
de schoonheid van het onsterfelijk Wezen van de
smaragden hoogte van trouw naar de Sadratu'l-Muntahá en weende
zo bitter dat de hemelse scharen en de bewoners van de rijken in den hoge weeklaagden
over Zijn wenen. O ZOON VAN MIJN DIENARES! Drink van de lippen van de barmhartige de
stroom van goddelijk mysterie en aanschouw in de dageraad
van het goddelijk woord de ongesluierde schoonheid van de morgenster
der wijsheid. Zaai het zaad van Mijn goddelijke wijsheid in de
zuivere grond van uw hart en besprenkel het met het
water van zekerheid, O ZOON VAN BEGEERTE! Hoe lang nog wilt gij rondvliegen in de sferen van
begeerte? Ik schonk u vleugels om naar de sferen van
mystieke heiligheid op te wieken en niet naar de oorden
van duivelse vebeelding. Ook de kam gaf Ik u om
Mijn gitzwarte haarlokken te kammen en niet
om Mijn keel open te rijten.
O MIJN DIENAREN! Gij zijt de bomen van Mijn tuin; gij moet gave en
heerlijke vruchten voortbrengen ten bate van uzelf en anderen.
Daarom is een ieder verplicht een handwerk of beroep uit te oefenen; want
daarin ligt het geheim van welstand, o gij die verstaat! Want resultaten
zijn afhankelijk van middelen en de genade Gods zal u altoereikend
zijn. Bomen die geen vruchten dragen, waren steeds voor
het vuur bestemd, en zullen dat altijd zijn.
O MIJN DIENAAR! De minderwaardigste mensen zijn zij die op aarde
geen vruchten voortbrengen. Zulke mensen worden waarlijk
tot de doden gerekend, ja de doden zijn in Gods ogen
beter dan deze nutteloze en nietswaardige zielen.
O MIJN DIENAAR! De beste mensen zijn zij
die door te werken het dagelijks brood voor zichzelf
en hun verwanten verdienen uit liefde voor God,
de Heer aller werelden.
De mystieke en wondere Bruid, voorheen
verborgen achter de sluier van het woord, is thans
door de genade van God en Zijn heilige gunst geopenbaard, gelijk
het stralende licht verspreid door de schoonheid van
de Geliefde. Ik getuig, o vrienden, dat de genade volmaakt is, het betoog
voltooid, het bewijs geleverd en het getuigenis
is afgelegd. Laat nu zien wat uw inspanningen op het pad van onthechting
zullen onthullen. Aldus is de goddelijke gunst ten volle aan u en aan
allen die in de hemel en op aarde zijn, geschonken.
Alle lof zij God, de Heer aller werelden.
Nawoord bij de Nederlandse uitgave Bahá'u'lláh (1817-1892) openbaarde De Verborgen Woorden in Baghdád (Irak) tijdens Zijn verblijf van 1853 tot 1863. Deze periode van tien jaar vormde het eerste deel van een lange verbanning van bijna 40 jaar, eindigend in de stad 'Akká in het Heilige Land.
Deze tien jaar is ook precies de periode tussen het ogenblik dat Bahá'u'lláh Zijn openbaring ontving in Teheran (Perzië) en het moment dat Hij Zijn zending wereldkundig maakte bij Zijn vertrek uit Baghdád.
De Verborgen Woorden werd geopenbaard in 1858 en behoort, samen met De Zeven Valeien (1856) en Het Boek van Zekerheid (1861) tot de drie meest belangrijke werken uit die periode.
De Zeven Valleien is het belangrijkste mystieke werk van Bahá'u'lláh en beschrijft de ontwikkeling van de ziel naar zijn Schepper. Het Boek van Zekerheid (Kitáb-i-Iqán) behandelt de eenheid van God, de rang van Zijn Manifestaties en het voortschrijdende karakter van de religies.
De Verborgen Woorden geeft, in kernachtige bewoordingen, het wezen van Gods openbaring naar de mens weer. Het eerste deel van het boek is geopenbaard in het Arabisch, het tweede deel in het Perzisch. Shoghi Effendi, de achterkleinzoon van Bahá'u'lláh en Behoeder van het Baha'i Geloof, beschrijft in het boek God Schrijdt Voorbij - een histo De eerste uitgave in het Engels naar de vertaling van Shoghi Effendi, kwam tot stand in het Verenigd Koninkrijk in 1929.
Literatuuropgave SHOGHI EFFENDI. God Schrijdt Voorbij, Stichting Baha'i Literatuur, Den Haag, 1983. Blz. 127, 146, 274 en 367.
TAHERZADEH, A. The Revelation of Bahá'u'lláh, vol. 1, George Ronald, Londen, 1986. Blz. 84-105.
Naast deze unieke verzamelplaats van onschatbare juwelen moet die verrukkelijke verzameling van uitzonderlijke uitspraken gesteld worden, De Verborgen Woorden, waartoe Bahá'u'lláh werd geïnspireerd, toen Hij in meditatie verzonken langs de oever van de Tigris liep. Geopenbaard in het jaar 1274 A.H. (1858 A.D.), deels in het Perzisch en deels in het Arabisch geschreven, kreeg het oorspronkelijk de titel "het Verborgen Boek van Fátimih", en werd het door de Auteur gelijkgesteld met het boek onder dezelfde titel, waarvan de Shí'ahs geloofden, dat het in het bezit was van de Beloofde Qá'im en woorden van troost behelsde, die de engel Gabriël op bevel van God tot Fátimih richtte en die aan de Imám 'Alí werden gedicteerd met het uitsluitende doel haar te vertroosten in het uur van bittere smart na de dood van haar doorluchtige Vader. De betekenis van deze dynamische geestelijke zuurdesem die in het leven van de wereld werd geworpen ter heroriëntering van de geestesgesteldheid der mensen, ter stichting van hun ziel en ter verbetering van hun gedrag, kan het beste beoordeeld worden door de beschrijving van de aard van dit boek, die op de eerste bladzijden